Andronovo

Bijl met allerlei demonische wezens (Vroege Bronstijd; New York, Metropolitan Museum of Art)
Bijl met allerlei demonische wezens (Vroege Bronstijd; New York, Metropolitan Museum of Art)

Anderhalve maand geleden kondigde ik een reeks stukjes aan over de geschiedenis van Centraal-Azië, ingegeven door het feit dat ik binnenkort naar Oezbekistan zal gaan. Ik wilde die stukjes schrijven omdat ik de geschiedenis van het gebied onoverzichtelijk vind. Tot voor kort had ik eigenlijk maar twee of drie aanknopingspunten: de Perzische periode (die ten einde kwam met Alexander de Grote), en de Mongoolse heerschappij. En – vooruit – de Sovjetjaren.

Ik was die reeks niet vergeten, maar door gezondheidsproblemen kwam het er niet van. Grappig genoeg kreeg ik, net toen ik had besloten de reeks eens te gaan maken, het nieuws dat de vergunning rond was om Kara Tepe te bezoeken, een laat-antieke opgraving in het niemandsland tussen Oezbekistan en Afghanistan. Als dat geen voorteken is!

De eerste echt benoembare gebeurtenis in de Centraal-Aziatische geschiedenis is de integratie van noord en zuid. Het gebied bestaat uit een noordelijke steppe, waar nomadisme de dominante levenswijze was, en een zuidelijk, meer geürbaniseerd gebied langs de rivieren Oxus (Amoedarya) en Jaxartes (Syrdarya). En die zouden dus naar elkaar toe groeien, waardoor Centraal-Azië als eenheid kwam te ontstaan.

Maar wat van culturen waren dat nou? Op de noordelijke steppe leerden de mensen zo rond 3500 v.Chr. hoe ze moesten omgaan met paarden. Toen dat edele dier eenmaal was gedomesticeerd, werd het mogelijk snel grote afstanden af te leggen, te jagen op tot dan toe moeilijk te grijpen prooien en grote lasten in karren te verplaatsen. Een heel ander voertuig, de strijdwagen, diende voor minder vreedzame doelen. Mobiel als men was, verspreidde de ruitercultuur zich in de loop der tijden over steeds grotere gebieden. Zo rond 1800 behoorde heel Centraal-Azië tot wat archeologen de Andronovo-cultuur noemen.

Eén van de kenmerken van deze cultuur was dat voorname mensen werden bijgezet in grafheuvels, vaak met hun rijdieren en strijdwagen. Een ander kenmerk was het gebruik van metalen, waarvan vooral koper belangrijk was.

Het zuiden was, zoals gezegd, meer verstedelijkt. Hier lagen grote rivieren en oases, in een gebied dat destijds wat vochtiger was dan tegenwoordig. De landbouw was er op irrigatie gebaseerd en er werd handel gedreven met Mesopotamië en het Indusgebied: cultureel keek men dus naar het zuidwesten en het zuidoosten. Dat veranderde aan het begin van het tweede millennium, toen op steeds grotere schaal tin werd gewonnen langs de Zerafshan, de rivier waaraan Buchara en Samarkand liggen.

Koper en tin: Centraal-Azië beschikte – vrij uniek in de oude wereld – over beide bestanddelen van brons. Het was dus bijna vanzelfsprekend dat er handelsnetwerken ontstonden waardoor de twee gebieden in elkaar schoven, zodat er één cultuur ontstond. Politiek zullen de noorderlingen de zuiderlingen hebben onderworpen.

Koper en tin waren echter niet de enige producten die werden verhandeld: ook goud en lapis lazuli werden gewonnen, artikelen die binnen de kortste keren werden verhandeld tot in het verre westen. Afghaanse lapis lazuli is opgenomen in bijvoorbeeld het masker van koning Toetanchamon. Omgekeerd zijn Mesopotamische kunstvoorwerpen gevonden in Afghanistan.

De combinatie van brons en strijdwagens leende zich echter ook uitstekend voor oorlogsvoering en de mensen van de Andronovo-cultuur breidden hun invloed uit van het noorden naar het zuiden. Ze namen hun talen mee: het Indisch en het daarmee verwante Iraans. De sprekers lijken zichzelf aangeduid te hebben als “Ariërs”, een woord dat zoiets als “edelen” betekent. Hun oudste literatuur bestaat uit de Veda’s en de Gatha’s, religieuze teksten die tot op de dag van vandaag worden gereciteerd.

Andere sprekers van deze talen verhuisden naar Griekenland en stichtten daar de Myceense cultuur, naar Anatolië (waar ze bekendstaan als Hittiten) en naar het verre westen, waarheen ze de Italische en Keltische talen meenamen. Ook de Germanen, die de expansie in de Late Oudheid zouden voortzetten naar de Britse Eilanden, naar IJsland en Groenland en uiteindelijk naar Amerika, behoorden tot deze taalgroep, die ooit “Arisch” heette en tegenwoordig “Indo-Europees”.

Terug naar Centraal-Azië in de tweede helft van het tweede millennium: hier was één geïntegreerde cultuur ontstaan, deels nomadisch en deels verstedelijkt, met handelswegen naar alle richtingen. Het is de eerste van de vier “grote vegen” die ik in mijn eerste stukje noemde. Men sprak Indo-Europese talen en we kennen hier voor het eerst iemand als individu: Zarathuštra.

[Wordt vrijdag vervolgd]

Deel dit:

10 gedachtes over “Andronovo

  1. mnb0

    “waar ze bekendstaan als Hittieten”
    Waar heb je dit vandaan? Ik dacht dat de herkomst van de Hittieten onbekend was.

    1. Ze spreken een Indo-Europese taal en de aankomst van het volk is gedocumenteerd in de Kanes-tabletten. Wat ontbreekt is het verhaal over de inname van Hattusa, waarnaar ze zich Hittieten zijn gaan noemen. Hun noordelijke herkomst staat echter vast.

      1. Oom Paspasu

        In de latere Hittitische Anitta-tekst valt te lezen hoe Pitḫana, de koning van de stad Kuššara, Neša (=Kaneš) veroverde en dat zijn zoon Anitta het rijk uitbreidde. Blijkbaar beschouwden de Hittieten hen als hun voorouders. Deze Pitḫana en Anitta kennen we ook uit documenten uit de late fase van kārum Kaneš. Dat is alles.

        We weten overigens niet hoe de Hittieten zich noemden (en over welke taal ze spraken is ook discussie :).)

  2. Dat de Andronovo-cultuur Indo-Europese talen sprak wil ik eventueel wel van u aannemen (al weet ik niet hoeveel bewijs daarvoor aan te voeren valt), maar zoals het er nu staat lijkt het wel alsof u de Andronovo-cultuur zonder meer gelijkstelt met de Proto-Indo-Europese cultuur…

    1. Volgens mij schrijf ik – in elk geval bedoelde ik dat, en dan ben ik blij met je vraag omdat ik me nu kan verduidelijken – dat het gaat om het thuisland van de Indische en Iraanse talen. Daar gaat iets aan vooraf, namelijk de Yamna-cultuur (3500-2200), die weer voortkomt uit de Sredny Stog-cultuur (4500-3500) in zuidelijk Oekraine.

      Die laatste correspondeert met een gebied dat je, afgaande op de gedeelde lexica van de Indo-Europese talen, als Urheimat zou kunnen beschouwen. Dat breidde zich ten tijde van Yamna uit. Kleine verschillen werden nu groter en de Indo-Iraanse talen waren nu echt anders dan de meer westelijke talen, en splitsten weer verder toen men verder ging, de Hindu Kush over, richting India en Iran.

      “However convincing this scenario may be,” schrijft B.W. Fortson in zijn “Indo-European Language and Culture” (2010) its tentative and controversial nature cannot be too strongly emphasized.”

  3. Ben Spaans

    ”The problems caused by the identification of the Indo-Europeans with conquering warriors from the steppes…are well illustrated by the history of India…The only availible sources seem to be the Rig Veda or ‘Verses of Knowledge’…not written down until 600 BCE [sic, Before Common Era] but are believed to contain an oral tradition dating from a thousand years earlier…The Rig Veda seems to incorporate a tradition about the conquest of the dark skinned dasas – a word that subsequently meant slave – by a group using chariots, horses and bronze weapons. The conquering groups were organized into tribes headed by a Raja or king and a group of nobles known as aryan…The conquest of the dasas took place in the ‘Land of the Seven Rivers’ which was probably in the Punjab and the conquering groups do not appear to haven been aware of the Ganges…

    In the hands of nineteenth-century Europeans scholars these sources were used to create a story of a racially superior group of light-skinned Indo-European warriors using horses and chariots to sweep down on existing civilizations, destroying them and setting up their own distinctive culture. When the Indus valley civilization was discovered in the early twentieth century it was immediatly assumed that it must have been destroyed by this wave of Indo-European invaders – even the date of destruction (about 1700 BCE) seemed to fit this pattern.

    However, the language of the Indus valley civilization is unknown. There is in fact no reason why it could not be Indo-European and have originated from the early agricultural communities in south-west Asia and Iran. A close reading of the Rig Veda shows that there is in fact no mention of invasion, only of battles. The story contained…could easily well refer to the establishment of control over groups of peasants by an aristocratic warrior group (the ‘Aryans’) that developed within an existing society…in this interpretation the clear links between the Sanskrit of the Rig Veda and the Old Iranian of the earliest religious literature – the Avesta – derives not from a common Aryan-Indo-European invasion but from similarities within an existing elite culture.”

    Uit Clive Ponting, ‘World History – a New Perspective’ (Londen 2000), pag. 164-65. Ponting vermeldt ook een theorie van de archeoloog Colin Renfrew dat de oorsprong van de Indo-Europese talen in Anatolië gezocht zou moeten worden, eerder dan in Oekraïne dan wel Zuid-Rusland blijkbaar, mogelijk al in culturen als Catal Huyuk en dan naar Europa verspreid zouden zijn door de eerste landbouwgemeenschappen rond 5000 ‘BCE’. (p. 163-64).

    Opnieuw voor wat het waard is…

      1. Ik weet het antwoord ook niet. Renfrew is geen gek en ik zag laatst iemand die zijn these zó overnam; toen ik een taalkundige vroeg wat die ervan dacht, was het antwoord dat het debat liep.

        De implicatie van wat daaraan voorafgaat, kan ik niet beoordelen.

Reacties zijn gesloten.