Het Pre-Grieks

“Saura”, “hagedis”, is een Pre-Grieks woord.

Omstreeks 2000 v.Chr. moeten Griekssprekende mensen vanuit het noorden het gebied van het huidige Griekenland zijn binnengetrokken. Daar valt natuurlijk veel over te vertellen (hoe kun je bijvoorbeeld je uit archeologische vondsten afleiden wat voor taal de dragers van de betreffende cultuur spraken?) – maar dat valt buiten het onderwerp van vandaag. Waar het nu om gaat is dat we die Griekssprekende mensen voor het gemak ‘Proto-Grieken’, d.w.z. ‘eerste Grieken’ noemen, en hun taal ‘Proto-Grieks’.

Dat Proto-Grieks had zich ontwikkeld uit het Proto-Indo-Europees, een taal (en allengs een verzameling dialecten) die in het vierde en derde millennium v.Chr. gesproken moet zijn in het Pontisch-Kaspische steppegebied van Oekraïne en Zuid-Rusland. Na hun aankomst in Griekenland hebben de Proto-Grieken zich in de daaropvolgende eeuwen verspreid over Griekenland en de kust van Klein-Azië. Ten gevolge van die verspreiding viel het Proto-Grieks in dialecten uiteen.

Lees verder “Het Pre-Grieks”

Dood paard

Paardenskelet uit Gonur Deppe
Paardenskelet uit Gonur Deppe

Misschien wel de grootste ontdekking van de geesteswetenschappen:

  • eerst ontdekking van de Indo-Europese taalfamilie,
  • vervolgens het proces van reconstructie van deze oertaal,
  • daarna het leggen van een verband met de archeologische resten van de Yamnaya-cultuur (Yamna-cultuur, kurgan-cultuur, putgrafcultuur…) die tussen 3600 en 2300 v.Chr. heeft bestaan in Oekraïne/Zuid-Rusland
  • tot slot de bevestiging daarvan door het DNA-onderzoek.

Taalkundigen, historici, archeologen, DNA-onderzoekers: in de geesteswetenschappen bereik je vooral resultaat als je je niet beperkt tot kleine specialismen. De impact van de ontdekking is ondertussen immens: we zijn volken gaan definiëren aan de hand van taal, wat eigenlijk een heel rare innovatie is geweest, met vérstrekkende politieke gevolgen, zoals iedere Belg u kan uitleggen.

Op de achtergrond speelt dan nog een andere, even interessante kwestie: de verklaring waarom de Indo-Europese taalfamilie zich van Ierland tot India en van Spanje tot Siberië heeft kunnen verspreiden. Er zijn diverse factoren te noemen, zoals de genetische mutatie die een deel van het afweersysteem onklaar maakte, waardoor mensen met wat ik maar even “Indo-Europees DNA” zal noemen (u mag de benodigde slagen om de arm zelf invoegen) niet langer allergisch reageerden op melk van andere diersoorten. Normaal gesproken zou je ziek worden van koeien- of geitenmelk, maar Indo-Europeanen hebben daar minder last van en dat gaf ze in een koud klimaat een extra bron van voedingsstoffen. Een andere verklaring, mijns inziens belangrijker, is dat ze beschikten over paarden.

Lees verder “Dood paard”

Een Hallstatt-wagen uit de Elzas

Reconstructie van een wagen uit de Hallstatttijd (Palais Rohan, Straatsburg)

Ik heb al eerder geschreven over de Indo-Europese migraties, waarvoor inmiddels zeer sterke DNA-aanwijzingen zijn. Een oudere aanwijzing is de verspreiding van de grafheuvels die in jargon worden aangeduid als kurgan. Zo’n heuvel is in feite het zand dat overblijft als je in een put een houten grafkamer hebt gebouwd en de boel weer dichtgooit. In die grafkamer lagen, behalve de gebruikelijke grafgiften en de resten van de overledene, ook diens paarden en wagen. Deze begraafwijze verspreidde zich met de Indo-Europees-sprekenden naar het westen en bleef eeuwen bestaan; terwijl de oudste voorbeelden dateren uit het derde millennium v.Chr. (in de Kaukasus; recent ontdekt voorbeeld), is een zeer jong voorbeeld het graf van Karanovo in Bulgarije, dat stamt uit de Romeinse tijd.

De karren die met de doden werden meegegeven hadden meestal dichte wielen. Het waren dus vervoermiddelen en geen strijdwagens, die bespaakte wielen hadden. Niet dat er geen graven zijn met strijdwagens; in Nederland bezit het Allard Pierson-museum een reconstructie uit Cyprus, getrokken door vier paarden en voorzien van twee spaakwielen. Duidelijk gebouwd op snelheid, al is maar de vraag of zulke wagens werkelijk in de strijd zijn benut. Homeros beschrijft ze als een soort taxi’s die de zwaarbepantserde krijgers naar het front rijden.

Lees verder “Een Hallstatt-wagen uit de Elzas”

Aardewerk, grijs (maar niet saai)

“Gray ware” (Nationaal Museum, Teheran)

Echt mooi is de pot hierboven niet. Grauw aardewerk, niks speciaals. Zelfs de archeologische jargonnaam is slaapverwekkend saai: gray ware. Maar dit spul is interessanter dan het lijkt, al vergt het wat uitleg. Gray ware wordt vooral gevonden in het noordoosten, noorden en noordwesten van het huidige Iran en dateert uit de Vroege IJzertijd. Het vervangt ouder aardewerk, dat mooier gedecoreerd is.

De vindplaatsen zijn steeds weer hetzelfde. Deze kom komt bijvoorbeeld uit Khurvin, op een uitloper van het Elburz-gebergte even ten westen van Teheran, en dat geldt ook voor andere vindplaatsen: elke keer gaat het om gebieden aan de rand van de Iraanse hoogvlakte waar bergstroompjes en artesische bronnen het mogelijk maken vee te weiden. Je zult dit aardewerk dus niet snel vinden in heuvelforten of in gebieden die overwegend geschikt zijn voor akkerbouw. Kortom: gray ware documenteert veetelers en omdat het een nieuw soort aardewerk is, mogen we aannemen dat het gaat om een groep migranten.

Lees verder “Aardewerk, grijs (maar niet saai)”

De Indo-Europese migraties

Een stille getuige van de Indo-Europese migraties: de stele uit Nevsha (Archeologisch Museum van Varna)

Zoals ik gisteren vertelde, is de vraag waarom de Indo-Europese talen op elkaar lijken, in een kwaad licht komen staan doordat de nationaalsocialisten zich meester maakten van de hypothese dat de veronderstelde Urheimat, waar de Indo-Europeanen hadden gewoond voor ze naar alle windstreken waren gemigreerd, had gelegen op de Noordduitse Laagvlakte. In de nationaalsocialistische interpretatie waren de oerbewoners van dat gebied (de “Ariërs”) autochtoon, onvermengd met migranten die bij hen waren komen wonen, raszuiver en daardoor in allerlei opzichten briljant.

Er was een tweede reden waarom het onderzoek stokte. Weliswaar betwijfelde niemand dat de Indo-Europese talen op elkaar leken doordat ze afstamden van één oertaal, maar men had domweg onvoldoende gegevens om daarover werkelijk uitspraken te doen. Zoals we zagen, probeerde men eerst aan de hand van de gedeelde woordenschat enkele aspecten van het thuisland te reconstrueren – er waren bepaalde dieren en gewassen geweest, men had de ploeg gekend en men had er met karren gereden – en was zo’n reconstructie in principe archeologisch toetsbaar.

Lees verder “De Indo-Europese migraties”

NWA: Migratie

Stele uit Nevsha (Archeologisch Museum van Varna)
Stele uit Nevsha (Archeologisch Museum van Varna). Het gebruik om dit soort steles op te richten werd door de voorouders van de Italische en Keltische volken vanuit Oekraine naar zuidelijk Europa meegenomen. Daardoor vormen zulke steles een aanwijzing voor migratie.

De komende tijd presenteer ik hier op onregelmatige momenten een reeks over de vragen van de Nationale Wetenschapsagenda (hierna: NWA). Ik zeg erbij dat ik het over die vragen zal hebben, want de antwoorden ken ik niet. Het zijn niet zonder reden vragen aan de wetenschap. Ze gaan over de fronten van onze kennis, over datgene wat vooraf gaat aan de publieksstukjes die ik doorgaans schrijf. Ik kan er echter wel iets over vertellen.

Ik ben niet de enige die de vragenlijst langs gaat. Klaas Pieter Hart deed het met wiskunde (daar) en Marc van Oostendorp heeft inmiddels de vragen behandeld die over taalkunde gaan (hier).

Lees verder “NWA: Migratie”

Pre-proto-Italo-Kelt

Stele uit Nevsha (Archeologisch Museum van Varna)
Stele uit Nevsha (Archeologisch Museum van Varna)

De Yamnaya- of Kuilgrafcultuur, die u ergens tussen 3600 en 2300 v.Chr. moet plaatsen in wat nu Oekraïne en zuidelijk Rusland heet, geldt momenteel als de “Urheimat” van de volken die een Indo-Europese taal spreken. Daar duidt niet alleen het taalkundige maar ook het archeologische bewijsmateriaal op. Sinds een jaar of wat is er ook genetisch bewijs, waarbij ik aanteken dat veel nog onduidelijk is, dat elke onderstaande zin in feite een hypothese is en dat de vele migraties die blijken te hebben plaatsgevonden, de onderzoekers hebben verbaasd.

De Yamnaya-mensen kenden de ploeg zodat ze aan akkerbouw konden doen, maar ze hadden ook het paard gedomesticeerd en wisten hoe ze een kar moesten bouwen, zodat ze ook heen en weer konden trekken. De Yamnaya-cultuur breidde zich dan ook gestaag uit.

Lees verder “Pre-proto-Italo-Kelt”

Andronovo

Bijl met allerlei demonische wezens (Vroege Bronstijd; New York, Metropolitan Museum of Art)
Bijl met allerlei demonische wezens (Vroege Bronstijd; New York, Metropolitan Museum of Art)

Anderhalve maand geleden kondigde ik een reeks stukjes aan over de geschiedenis van Centraal-Azië, ingegeven door het feit dat ik binnenkort naar Oezbekistan zal gaan. Ik wilde die stukjes schrijven omdat ik de geschiedenis van het gebied onoverzichtelijk vind. Tot voor kort had ik eigenlijk maar twee of drie aanknopingspunten: de Perzische periode (die ten einde kwam met Alexander de Grote), en de Mongoolse heerschappij. En – vooruit – de Sovjetjaren.

Ik was die reeks niet vergeten, maar door gezondheidsproblemen kwam het er niet van. Grappig genoeg kreeg ik, net toen ik had besloten de reeks eens te gaan maken, het nieuws dat de vergunning rond was om Kara Tepe te bezoeken, een laat-antieke opgraving in het niemandsland tussen Oezbekistan en Afghanistan. Als dat geen voorteken is!

Lees verder “Andronovo”