Verkokerde vakgebieden (3)

Grafsteen van Marcus Caelius van het Achttiende Legioen, gesneuveld in de slag in het Teutoburger-… vooruit, -woud (Rheinisches Landesmuseum, Xanten).

[Dit is de derde aflevering van een artikel over de versplintering van de oudheidkundige disciplines, dat oorspronkelijk is verschenen in Archeobrief  2011/1. De eerste verscheen hier.]

Wat kan er zoal verkeerd gaan? Het zou te ver gaan hier een inleiding teksthermeneutiek aan te bieden. In plaats daarvan zullen hieronder enkele op zich onschuldige vergissingen aan de orde komen die te maken hebben met de Slag in het Teutoburgerwoud, opdat duidelijk wordt hoe verouderde noties kunnen blijven hangen en hoe een discussie over de interpretatie van die gebeurtenis wordt bemoeilijkt.

Om te beginnen: onze bronnen bevatten vaak expliciete oordelen. Als een Griekse of Romeinse auteur het heeft over de natuurlijke zwakte van vrouwen, zal iedereen dit herkennen als een vooringenomenheid. Als echter de Romeinse retor Florus, in een voor retoren geschreven boek, zijn betoog over de Romeinse nederlaag afrondt met een retorisch stijlbloempje

zo kwam een imperium waarvoor de Oceaan [het Kanaal] geen grens was geweest tot staan aan de oevers van een rivier [de Rijn]” (Epitome 2.30)

zal menigeen aannemen dat deze interpretatie wel juist zal zijn. Dat de Rijngrens ontstond na de Slag in het Teutoburgerwoud hebben generaties Duitse gymnasiasten, voor wie Florus middelbare-schoolstof was, hun leven lang meegenomen en heeft zich zo vastgezet in Duitslands collectieve bewustzijn. De beslissendheid van de nederlaag van Varus werd hierdoor het zelden echt beredeneerde uitgangspunt van elke wetenschappelijke analyse. Archeologen dateerden alle Romeinse voorwerpen op de oostelijke Rijnoever automatisch vóór 9.

De Slag in het Teutoburgerwoud kan heel goed ingrijpende gevolgen hebben gehad, maar dat valt niet te beargumenteren aan de hand van het Floruscitaat, dat niets meer is dan een mening uit de tweede eeuw, toen de limes inderdaad liep langs de Rijn. Bij de beoordeling van deze mening moet echter worden overwogen of Florus zijn tekst bedoelde als feitelijke weergave van de gebeurtenissen en of hij zich in de materie heeft verdiept. Dat deed hij niet en we kunnen uit zijn opmerking alleen afleiden hoe retoren in de tweede eeuw naar de gebeurtenis keken. Wie een bron leest, moet nagaan voor wie deze is geschreven en hoe accuraat de kennis van de auteur kon zijn.

Nu is dit voorbeeld vrij simpel. Florus verwoordde zijn oordeel tenminste expliciet. Het wordt al wat ingewikkelder als we lezen dat zijn oudere tijdgenoot Tacitus de Germaanse leider Arminius aanduidt als “zonder twijfel de bevrijder van Germanië” (Annalen 2.88). Als dit door zijn tijdgenoten werkelijk niet zou zijn betwijfeld, kon Tacitus de woorden ‘zonder twijfel’ weglaten en “bevrijder van Germanië” gebruiken als synoniem van de persoonsnaam. Wie antieke bronnen leest, moet bedenken dat ze vrijwel altijd gaan over het ongebruikelijke, het extreme of het omstredene (zoals in het geval van Tacitus’ beoordeling van Arminius).

We zouden bijvoorbeeld graag weten of de Romeinen de limes herkenden, maar we hebben geen enkele bron die een strategisch besluit vermeldt, we hebben geen enkele auteur die de achterliggende strategie uitlegt, zelfs geen tekst waarin het woord “limes” wordt gebruikt zoals wij het toepassen. We zullen nooit weten of het Romeinse Rijk één doordachte strategie kende, domweg omdat de lezende elite dat destijds wel wist en er geen noodzaak was het op te schrijven. Dit betekent dat er een impliciete bias is in onze bronnen. Wie een bron leest, moet in de eerste plaats realiseren dat de auteurs geen antwoord geven op vragen die pas tweeduizend jaar later werden gesteld.

Bronnen kunnen zelfs regelrecht misleidend zijn. Het vermogen van antieke auteurs om zaken te verzinnen, wordt systematisch onderschat – en overigens niet alleen door archeologen. Terwijl hedendaagse oudheidkundigen de vooringenomenheid van de oude auteurs op het gebied van gender, ras of klasse meestal wel herkennen, herkennen ze zelden dat ook topografische beschrijvingen een bias hebben. In de antieke gedachtewereld woonden in de meest woeste gebieden, die het verst waren verwijderd van de Mediterrane beschaving, ook de meest woeste vijanden. Als een ooggetuigenverslag van een oorlog in het Overrijnse geen topografische details noemde, verzon een antieke auteur er wel een landschap bij dat bij de barbaren paste. Het West-Vlaamse kustgebied bestond dus uit ontoegankelijke bergen (Dio, Romeinse geschiedenis 39.44), de Waddenkust kende vervaarlijke klippen (Tacitus, Annalen 2.23) en Varus ging ten onder in een onherbergzaam woud. De archeologen die na pollenonderzoek verbaasd vaststelden dat Kalkriese destijds een open landschap was zonder veel bomen, hadden simpelweg niet begrepen dat antieke auteurs overal altijd wouden planten. Wie een bron leest, moet zich bewust zijn van misleiding.

“Maar er stáát in onze bronnen toch Teutoburgerwoud?” kan iemand tegenwerpen. Inderdaad. Tacitus noemt een Teutoburgiensis saltus en dacht daarbij aan een woud, want hij gebruikt het synoniem silva. Alleen zegt dat niets, want Tacitus haalde zijn informatie uit een oudere tekst, vrijwel zeker de Geschiedenis van de Germaanse Oorlogen van Plinius de Oudere. Dat boek is weliswaar verloren gegaan, maar de interpretatie saltus = silva is slechts de interpretatie van de tweede-eeuwse Tacitus. We moeten rekening houden met de mogelijkheid dat saltus voor Plinius een andere betekenis had, zoals “engte”: een niet ongebruikelijke betekenis die in overeenstemming is met de situatie ter plekke. Wie een bron leest, moet nagaan wat er stond in de bronnen van de bron.

[wordt vervolgd]

Deel dit:

2 gedachtes over “Verkokerde vakgebieden (3)

  1. MNb

    Je artikel over de Randen van de Aarde illustreert deze punten op uitstekende wijze. Hoe vaak ik daar niet aan gelinkt heb. Het laat voortreffelijk zien dat de antieke schrijvers volstrekt niet leden aan onze moderne obsessie tav het onderscheid tussen feit en fictie.

  2. CharlesK

    Nou, fraai is ‘ie weer. De lezers wijzen op een reeks problemen, afronden met “wordt vervolgd” en dan …. Waar blijft dat vervolg?!

Reacties zijn gesloten.