
Deze zilveren en deels vergulde schijf, die ik fotografeerde in het Römisch-Germanisches Zentralmuseum in Mainz, is gevonden in Neuwied-Niederbieber in Duitsland. Het is een onderdeel geweest van de decoratie van het veldteken van wat een cohort heette, wat kan slaan op een onderafdeling van een legioen of – en dat is dit keer aannemelijker – een zelfstandige eenheid hulptroepen. Het toont een Romeinse veldheer, met hetzelfde hoge voorhoofd als Tiberius (de latere keizer), een vertrapte krijgsgevangene en een enorme hoeveelheid krijgsbuit.
De krijgsgevangene heeft los vallend, lang haar en zal wel een Kelt zijn; de helm lijkt ook Keltisch. Hoewel Neuwied-Niederbieber ligt aan de Midden-Rijn, waar de Romeinen stonden tegenover de Germanen, lijkt de met deze schijf herdachte overwinning te zijn behaald op de Kelten. Het portret van Tiberius suggereert dat het gaat om de annexatie van het gebied tussen de Alpen en de Boven-Donau.
In 19 v.Chr. hadden de Romeinen Nijmegen gesticht. Dat kwam ze te staan op een conflict met de lokale stammen waarin gouverneur Lollius in de winter van 17/16 een nederlaag leed. Hij had de situatie al snel onder controle, maar in Rome besloot keizer Augustus dat het tijd werd de verdediging van de noordelijke gebieden te verbeteren. Een eerste stap was de verovering van de Keltische gebieden bezuiden de Donau, waar de Raetiërs woonden. Dit gebeurde in 15 v.Chr..
’s Keizers adoptiefzonen voerden de twee legers aan: Drusus trok vanuit het zuiden over de Alpen, Tiberius kwam vanuit het westen langs de Rijn en het Bodenmeer. De twee legers kwamen samen in de Oberammergau en trokken daarvandaan samen naar Augsburg. De dichter Horatius jubelde uit dat er niets was wat deze twee mannen niet vermochten (Ode 4.4).
Voortaan hoefden de legioenen op weg vanuit Italië naar het Rijnland niet langer door de Provence te trekken, maar konden ze gebruik maken van de Grote Sint-Bernard- en de Sint-Gotthardpas. Het was een volkomen rationele vorm van agressie.
[Dit was de eenentwintigste aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]
“Hoewel …. waar de Romeinen stonden tegenover de Germanen, lijkt de met deze schijf herdachte overwinning te zijn behaald op de Kelten.”
Dit begrijp ik niet echt. Je hebt elders duidelijk gemaakt dat het onderscheid tussen Germanen en Kelten een tamelijk willekeurige constructie van Romeinse afkomst is. Simpele ziel als ik ben lijkt het me dat je hier een schijntegenstelling presenteert. Verwacht je van krijgsgevangenen gemaakt aan de Midden-Rijn een ander uiterlijk of zoek ik er teveel achter?
Het punt wat ik meestal maak, is dat de Rijn geen grens was tussen Kelten en Germanen, en dat er, zeker in het noorden, ruimte is voor meer bevolkingsgroepen. In het zuiden liep het gebied dat we linguïstisch en cultureel (La Tène) “Keltisch”: zouden kunnen noemen, vanuit Gallië over de Rijn langs de Donau door naar Bohemen; in het noorden was aan weerszijden van de Rijn een gebied dat noch het een noch het ander lijkt te zijn geweest. Dus: de grens is niet bij de Rijn te trekken.
Dat neemt echter niet weg dat de man op dit plaatje, met een helm en lang haar, niet wordt afgebeeld zoals “erkende” Germanen. Hij lijkt meer op de bewoners van Midden-Frankrijk.