De Rijn

De Rijn bij Koblenz

Er is wat te doen geweest om de lengte van de Rijn, de antieke Rhenus. Iedereen schreef van elkaar over dat de stroom ruim 1330 kilometer lang was. Feitelijk meet de rivier 1233 kilometer. Althans tegenwoordig. Vroeger was de rivier iets langer, want door kanalen zijn er bekortingen geweest. Maar geen 100 kilometer.

De twee bronnen liggen in de Zwitserse Alpen. De daar ontspringende riviertjes komen samen in de omgeving van Chur, het oude Curia. Vanaf hier stroomt de rivier naar het Bodenmeer: 150 kilometer noordelijker en twee kilometer lager. Bij dit meer, ooit bekend als Lacus Brigantinus, buigt de rivier westwaarts en dondert vervolgens naar beneden over de enorme waterval bij Schaffhausen. Nog even verderop, bij Windisch (Vindonissa), mondt de Aare uit in de Rijn en vanaf daar is de stroom voor schepen bevaarbaar.

Lees verder “De Rijn”

De Chauken (2)

Masker uit Middelstum (Museum Wierdenland, Ezinge)

[Tweede deel van een artikel over de Chauken. Het eerste is hier.]

De eerste terpen en wierden zijn ontstaan in de vijfde eeuw v.Chr. Ze werden sindsdien steeds verder verhoogd en vergroot. Stond er aanvankelijk één boerderij, later konden er diverse huizen staan (zoals in Ezinge) of zelfs hele dorpen (bijvoorbeeld Feddersen Wierde). De vergroting was deels doordat de bewoners actief klei neerlegden, maar ook doordat allerlei soorten afval en mest bleven liggen. Dat verklaart waarom terpenaarde zou vruchtbaar is en men in de negentiende en vroege twintigste eeuw de kunstmatige woonheuvels ging afgraven.

Chauken en Romeinen

De eerste keer dat de Chauken in de geschiedenis opduiken, is als de Romeinse generaal Drusus ze onderwerpt. Volgens Cassius Dio, wiens verslag dateert uit de derde eeuw na Chr., gebeurde dit in 12 v.Chr.; Drusus’ tijdgenoot Titus Livius plaatst het een jaar later, maar dit deel van zijn geschiedwerk is alleen over in uittrekselvorm en niet per se betrouwbaar. Enkele jaren later, in 5 na Chr., dwong Drusus’ broer, generaal Tiberius (de latere keizer), de Chauken tot het betalen van een schatting. Velleius Paterculus was ooggetuige:

Lees verder “De Chauken (2)”

Valt te weten waar de Drususgracht lag?

Drusus, naar wie de Drususgracht is vernoemd (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

In mijn komende boek Hannibal in de Alpen behandel ik een topografisch probleem: hoe bepaal je de locatie van een in de antieke bronnen genoemde plek? Deze problematiek is gangbaar en elke oudheidkundige weet dat atlassen (zoals) veel schijnzekerheid bieden. Waar lag Waššukanni? Waar op de Atheense Akropolis stond het Parthenon? Welke ruïnes zijn die van Ubar? Zulk onderzoek is te reduceren tot vier deelproblemen.

  1. Tekstkritiek: wat staat er precies in de geschreven bronnen?
  2. Bronkritiek: vergelijking van de bronnen om informatie te distilleren
  3. Reconstructie van het antieke landschap
  4. Plaatsing van de informatie (2) in het landschap (3)

In het geval van Hannibals Alpentocht zijn er voldoende tekst- en bronkritische problemen om te weten dat er onvoldoende informatie is om in het landschap te passen. Einde speurtocht. Dat het Alpenlandschap niet noemenswaardig is veranderd zou stap #3 makkelijk hebben kunnen maken, maar zover komen we dus niet eens. Iets dergelijks, bedacht ik onlangs, speelt op onschuldiger niveau bij de zogeheten Drususgracht, een waterbouwkundig werk dat is vernoemd naar de Romeinse veldheer Drusus.

Lees verder “Valt te weten waar de Drususgracht lag?”

De Drususgrachten

De IJssel

Het is een gemeenplaats dat meanderende rivieren archeologie moeilijk maken. Alles verspoelt. Nou ja, bijna alles: de Romeinse brug in Cuijk viel op te duiken omdat die ligt op een punt waar de Maas haar bed nauwelijks kon verleggen. Maar voor het overige zijn rivieren niet al te best voor het bodemarchief. Daarom trekken ze onderzoek aan. Wetenschappers willen tóch iets zeggen.

Soms lukt dat heel aardig. Je kunt namelijk met boringen een gedetailleerde reconstructie maken van de afzettingen in het rivierenlandschap. Zo valt te reconstrueren wanneer de diverse rivieren op welke plek stroomden. Dat kan weer implicaties hebben voor bijvoorbeeld de uitleg van teksten.

Maas en Waal

Zo speelde bij de kwestie of Caesar in Kessel de Usipeten en Tencteri kan hebben afgeslacht, dat Caesar schrijft dat het is gebeurd op de samenvloeiing van de Maas en (een arm van) de Rijn. Aangezien er stroomafwaarts van Kessel in de Maas sedimenten zijn aangetroffen die afkomstig waren uit de Waal, vervalt in elk geval één argument tegen de locatie van het bloedbad. De discussie is vanzelfsprekend complexer en rust niet op dit ene argument. Dit voorbeeld toont echter dat we uitspraken kunnen doen over het oude tracé van rivieren en dat die reconstructies gevolgen hebben voor de tekstuitleg. De Drususgrachten zijn een ander voorbeeld.

Lees verder “De Drususgrachten”

De slag in het Teutoburgerwoud (1)

Gezichtsmasker van een Romeinse helm, gevonden te Kalkriese

Uiteindelijk is het een kwestie van psychologie. De oudhistoricus is getraind om te gaan met tekortschietende bronnen en kent geen correcte interpretaties, hooguit aannemelijkere en mindere aannemelijke. En die past hij voortdurend aan. Geschiedenis is, met een bekend woord van Geijl, “een discussie zonder eind”. De archeoloog heeft een overvloed aan ambigue data en is getraind om die ambiguïteit te verminderen door zoveel mogelijk bij de concrete vondsten te blijven. Geef de historicus en de archeoloog dezelfde teksten en vondsten – bijvoorbeeld de Romeinse militaire voorwerpen bij het Duitse Kalkriese en de teksten over de slag in het Teutoburgerwoud – en ze komen, extreem gezegd, tot tegengestelde conclusies. De historicus ziet geen bezwaar in de gelijkstelling van de vondsten aan het uit de teksten bekende gevecht, omdat hij weet dat het morgen weer kan worden aangepast, terwijl er voor de archeoloog nooit voldoende vondsten zullen zijn. Ook het rijke archeologische materiaal is voor dit type vraag namelijk altijd te weinig.

Vandaag het eerste van zeven stukjes over de zojuist genoemde slag in het Teutoburgerwoud. Er is namelijk een interessant nieuwtje te melden dat een nieuwe verbinding van de twee soorten bewijsmateriaal mogelijk zou kunnen maken. Maar eerst eens een verhaal, gebaseerd op teksten.

Lees verder “De slag in het Teutoburgerwoud (1)”

Bronnenhoppen

Drusus (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)
Drusus (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Je zou het “bronnenhoppen” kunnen noemen en je zou het kunnen definiëren als de neiging van historici overdreven te vertrouwen op de bronnen. Ik zal een voorbeeld geven uit eigen werk: de Romeinse verovering van Germanië.

Van de eerste fase hebben we informatie uit het geschiedwerk van Cassius Dio, die beschrijft hoe Augustus’ adoptiefzoon Drusus in 12-9 v.Chr. de valleien van de Lippe en de Main verovert en het gebied tussen Weser en Elbe verkent. Hij overlijdt als de oorlog is afgerond. Voor de tweede fase hebben we de beschikking over het geschiedwerk van Velleius Paterculus, die de campagnes van 4 en 5 na Chr. beschrijft, waarmee Drusus’ broer Tiberius (de latere keizer) de aanspraken verplaatst naar de Elbe. Over de gebeurtenissen van 9, waarin de Romeinen een geduchte nederlaag leden in het Teutoburgerwoud, hebben we vrij veel bronnen, waarna Tacitus de wraakexpedities beschrijft.

Lees verder “Bronnenhoppen”

De Alpen onderworpen

Ereteken van een cohort (RGZM)
Ereteken van een cohort (Römisch-Germanisches Zentralmuseum)

Deze zilveren en deels vergulde schijf, die ik fotografeerde in het Römisch-Germanisches Zentralmuseum in Mainz, is gevonden in Neuwied-Niederbieber in Duitsland. Het is een onderdeel geweest van de decoratie van het veldteken van wat een cohort heette, wat kan slaan op een onderafdeling van een legioen of – en dat is dit keer aannemelijker – een zelfstandige eenheid hulptroepen. Het toont een Romeinse veldheer, met hetzelfde hoge voorhoofd als Tiberius (de latere keizer), een vertrapte krijgsgevangene en een enorme hoeveelheid krijgsbuit.

De krijgsgevangene heeft los vallend, lang haar en zal wel een Kelt zijn; de helm lijkt ook Keltisch. Hoewel Neuwied-Niederbieber ligt aan de Midden-Rijn, waar de Romeinen stonden tegenover de Germanen, lijkt de met deze schijf herdachte overwinning te zijn behaald op de Kelten. Het portret van Tiberius suggereert dat het gaat om de annexatie van het gebied tussen de Alpen en de Boven-Donau.

Lees verder “De Alpen onderworpen”

Waarom de Oudheid zo leuk is

Drusus, die Germanië onderwierp (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Het standaardverhaal over de Romeinse aanwezigheid in Germanië is ongeveer als volgt: de Romeinse generaal Drusus trok kort voor het begin van de jaartelling over de Rijn en verlegde de grens naar de Elbe, tot de Germanen in de Slag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. drie legioenen vernietigden en de Romeinen zich op de Rijn terugtrokken. Daar is toen de limes ontstaan.

Hoezo, verovering van Germanië?

Dit verhaal is heel problematisch. In de eerste plaats staat nergens in de bronnen dat de Romeinen het plan hadden de Elbe als grens te nemen. De vaak geboden moderne verklaring voor dit strijdplan, dat de Elbe-grens korter zou zijn, is pure fantasie. Ze is in elk geval in strijd met wat de Romeinen zelf dachten, want volgens hun topografische inzichten zou de Elbe-grens juist langer zijn geweest. Voor wat het waard is: ik voor mij denk dat ze niet verder hebben willen oprukken dan de Weser. Het stroomgebied van de Elbe is wel verkend, maar het feit dat nog nooit een fort of zelfs maar een marskamp is gevonden tussen de twee rivieren, suggereert dat men er nooit lang kan zijn gebleven.

Lees verder “Waarom de Oudheid zo leuk is”