Constantijn en Licinius

emona_licinius
Licinius (Nationaal Museum van Slovenië, Ljubljana)

Ik blogde er onlangs over dat het pro-christelijke beleid dat de Romeinse keizers na de grote vervolgingen inzetten, voor de oostelijke keizer Licinius belangrijker was dan voor zijn westelijke keizer Constantijn, hoewel die doorgaans het krediet voor de maatregel krijgt. Wat is zijn rol dan geweest?

Centraal staat de veldslag bij de Milvische brug, waar Constantijn op 28 oktober 312 zijn rivaal Maxentius versloeg. Kort voor die slag zou Constantijn in een visioen een kruis hebben gezien met daarbij geschreven de woorden dat de God van de christenen hem de zege beloofde. Na de overwinning maakte een dankbare Constantijn een einde aan de christenvervolgingen en bekeerde hij zich zelfs tot het christendom.

Zo luidt de legende en zo staat het ongeveer in het Leven van Constantijn (1.26-32) dat de christelijke auteur Eusebios een kwart eeuw na de veldslag schreef. Maar hoewel de keizer aan het einde van zijn leven inderdaad christen was, liggen de zaken aanzienlijk ingewikkelder.

Om te beginnen waren op 28 oktober 312 de vervolgingen al voorbij. Als ze in de westelijke provincies al belangrijk zijn geweest: er waren daar niet veel christenen. Ik zeg niet dat er geen doden zijn gevallen – de lacune in de lijst van pausen is zeker significant – maar het was voor de westelijke keizers redelijk zinloos energie te verspillen aan de bestrijding van een kleine minderheid. In de oostelijke provincies lag dat anders. Daar duurde de vervolging langer en was er zeker sprake van een ernstige crisis. In 311 had keizer Galerius er echter ook in de oostelijke Rijkshelft een einde aan gemaakt.

Een tweede complicatie is dat met zekerheid valt te zeggen dat Constantijn een visioen heeft gehad in 309/310, dus twee à drie jaar voor de veldslag. Een redenaar, die de keizer bij een feestelijke gelegenheid moest toespreken, haalde herinneringen op aan de verschijning van de zonnegod:

U was afgeweken van uw route om een bezoek te brengen aan de mooiste tempel ter wereld, meer nog, om er de godheid te bezoeken die daar, zoals u gezien heeft, verblijft. Want, naar ik meen, Constantijn, zag u daar uw Apollo. Vergezeld van Victoria bood hij u lauwerkransen aan, die elk de voorspelling inhielden van dertig jaar. […] Trouwens, waarom zeg ik “naar ik meen”? U hééft de god gezien. (Panegyrici Latini 7 (6) 21.4-5)

Uit deze tijd dateren, zo lijkt het, ook de fraaie goudstukken die de keizer tonen als metgezel van de zonnegod. (Zie het plaatje.) Hedendaagse historici zullen de stelligheid waarmee de geciteerde feestredenaar beweert dat Constantijn echt een godheid heeft gezien, niet snel voor hun rekening nemen, maar het is niet zo’n wilde hypothese dat de keizer een wonderlijk teken aan de hemel zag. Een halo om de zon met parhelia, valt bijvoorbeeld goed te interpreteren als een drietal kruisen, ofwel het Romeinse cijfer XXX voor dertig jaar. Het kan ook een ander soort halo zijn geweest.

Zon met parhelia (© Wikimedia Commons | gebruiker Gopherboy6956)

Kortom, de feiten zijn deze. Er is een lichtvisioen geweest (in de winter van 309/310), er is een veldslag geweest (in oktober 312) en Constantijn is het christendom goedgezind geweest (aan het einde van zijn regering). Hoe zijn die drie gecombineerd geraakt? Hoe kan een Romeins cijfer XXX zijn veranderd in één kruis?

In feite is het een simpele kwestie. Het verhaal dat Constantijn een lichtend kruis heeft gezien, is namelijk aanzienlijke tijd na de beschreven gebeurtenissen opgeschreven. Het staat voor het eerst vermeld in het rond 340 door de al genoemde Eusebios gepubliceerde Leven van Constantijn. Als dit alle feiten zouden zijn, hadden oudhistorici de jongste informatie allang uitgelegd als een verkeerde weergave van het Apollovisioen, temeer daar Eusebios het verhaal van Constantijns zege al rond 315 had verteld in een ander boek, de Kerkgeschiedenis (9.9), en toen het kruisvisioen niet vermeldde. En als een historicus een bron heeft uit 309/310 die een lichtvisioen vermeldt, een bron uit 315 die nergens van weet, en een bron uit 340 die dingen combineert, dan zal hij snel concluderen dat de jongste bron zich vergist.

Normaal gesproken zouden we dus hebben aangenomen dat Eusebios’ latere verslag beïnvloed is geweest door het feit dat Constantijn in 324 Licinius versloeg en ook heerser werd van de oostelijke provincies, waar veel christenen woonden, en dat Constantijn toen gedwongen was met hen samen te werken. Het is inderdaad niet uitgesloten dat Constantijn zijn verhaal heeft aangepast aan zijn nieuwe onderdanen; het kan zelfs te goeder trouw zijn gebeurd. De menselijke herinnering is immers als een hond die gaat liggen waar hij wil.

De complicerende factor die bovenstaande reconstructie bemoeilijkt, is een intens gemeen pamflet met de titel De dood van de vervolgers, geschreven in 313 of 314 door de christelijke auteur Lactantius. Deze meldt daarin dat Constantijn en zijn medekeizer Licinius (de opvolger van Galerius) allebei wonderbaarlijke dromen hadden (zie vooral Dood van de vervolgers 44-46). Constantijn liet daarop ☧ (of een teken dat erop leek) schilderen op de schilden van zijn soldaten. Lactantius legt dit uit als sympathiebetuiging aan het christendom en vermeldt even later dat Constantijn en Licinius het einde van de vervolgingen bevestigden in het Edict van Milaan.

De crux is nu of het teken dat Constantijn op de schilden liet schilderen, in 312 al een christelijk symbool was. In feite weten we dat niet. Er is uit Rome een moeilijk dateerbare christelijke graffito bekend, maar dat is – voor zover ik weet – de enige afbeelding die ouder is dan Constantijns bekering. Het teken speelde echter wél met zekerheid een rol in de cultus van de zonnegod.

Het lijkt er dus op dat Constantijn in 309/310 een lichtvisioen heeft gehad dat hij aanvankelijk uitlegde als afkomstig van de zonnegod Apollo. Het symbool dat hij bijna drie jaar later op de schilden liet schilderen, werd door christenen uitgelegd als teken van ’s keizers bekering, maar past even goed bij Constantijns verering van de zonnegod. In 324 verwierf Constantijn de oostelijke provincies en ging hij samenwerken met de christenen. Nog eens tien jaar later was hij het visioen waarmee het was begonnen, gaan beschouwen als manifestatie van Christus, het licht der wereld.

Hij stierf in ieder geval zeker als christen. Eusebios zegt dat de keizer zich kort voor zijn dood liet dopen, en dat wordt bevestigd door Constantijns mausoleum in Constantinopel. Daar rustte hij te midden van de relieken van de twaalf apostelen, als was hij een tweede Christus. Voor de moderne lezer riekt dat naar blasfemie, maar voor een Romeinse keizer was het volkomen normaal om na zijn dood te worden erkend als god.

Literatuur

Met Vincent Hunink maakte ik Het visioen van Constantijn (2018)

Deel dit:

19 gedachtes over “Constantijn en Licinius

  1. Manfred

    Waarom verander je het godsvisioen in een lichtvisioen? Dat jij atheïst bent betekent niet dat zij Apollo niet kunnen hebben gezien. Als zij schrijven dat ze een koe hebben gezien verander je dat toch ook niet in een paard? Zolang je niet met zekerheid weet wat ze hebben gezien lijkt de meest oorspronkelijke beschrijving me de meest valide.

  2. Natuurlijk hebben de Christenen alles aangepast, toen ze de kans kregen. Constantijn was me het lievertje wel, liet zowel zijn oudste zoon als zijn tweede vrouw vermoorden. Voel dan ook meer voor de uitleg van Jona. Deze past veel beter in het totale verhaal. Want niemand van ons is er bij geweest.

    1. Natuurlijk kun je dit op het bord van ‘de christenen’ schuiven (samenzwering!), maar onderschat vooral de pr-machine van het keizerlijk hof niet. Of men zelf de ganzeveer ter hand nam of dat auteurs dit graag deden in een poging het hof te vleien doet er niet eens toe. Het punt is dat het christelijk image van de keizer al zo belangrijk was dat je dit niet eens aan ‘de’ kerk (die er nog niet was toe hoeft te schrijven.

  3. mnb0

    Ik heb het altijd opmerkelijk gevonden dat Constantijn zich pas vlak voor zijn dood liet dopen. Als hij in 312 al christen was, waarom niet veel eerder? Bekeerlingen lopen meestal over van geloofsijver. Aangezien keizers in de eerste plaats bekwame politici moeten zijn is de meest aannemelijke verklaring: de kool en de geit sparen. Als Constantijn noch de christenen noch de paganisten van zich wilde vervreemden – en waarom zou hij – dan ligt het voor de hand dat hij lange tijd in het midden heeft gelaten of hij nou een Griekse of de christelijke god heeft gezien.
    Volgens mij is de bekering van Constantijn het resultaat van een onstuitbare sociale ontwikkeling, ingegeven door politiek belang.

    1. Ik denk dat het klopt: berekening zal een rol hebben gespeeld. Ik zou overigens niet teveel waarde hechten aan het late doopsel. Om te beginnen komt die informatie uit een hagiografie, die Constantijn als volmaakt mens wil neerzetten. Het kan heel goed zijn dat Constantijn zich eerder heeft laten inwijden in de christelijke mysteriën.

      Ook als het wél laat in zijn leven was, kan het een simpele verklaring hebben: hij mocht maar één keer biechten en vergeven worden. Als bestuurder stel je zoiets uit.

      En tot slot kan het ook gewoon waar zijn dat het doopsel het einde was van een spirituele queeste. Sommige mensen hebben het geluk hun leven op een bepaalde wijze te mogen afronden.

  4. Laurens

    Ik heb Constantijns bekering altijd gezien als een stapsgewijs proces met een hoog pragmatisch gehalte. De interesse voor de zonnecultus (Apollo of Sol Invictus) was op zichzelf goed te verenigen met een groeiende interesse voor het christendom. De zonnecultus was immers non-doctrinair en leverde de beelden, terwijl het doctrinaire christendom de leer kon leveren. Constantijn moest iedereen te vriend kunnen houden en toch ook een religie kiezen die zijn macht kon rechtvaardigen. In het stapsgewijze proces speelde de Slag bij de Milvische Brug wel een rol, maar niet per se een doorslaggevende. Het verhaaltje van Eusebius over het kruisteken in de lucht heb ik altijd als achteraf ingevoegd beschouwd. Ik kan dus voor een groot deel meegaan met dit stukje, maar heb moeite met de betekenis die de auteur toekent aan de nederlaag van Licinius in 324.

    Al vóór 324 zijn er elementen aan te wijzen die duiden op interesse en/of sympathie van Constantijn voor het christendom. Ik wees in een eerdere reactie al op de schenking van het Lateraans Paleis aan de paus, die tijdens de regering van paus Miltiades (311-314) zou hebben plaatsgevonden. Het was ook zeker vóór 324 dat Constantijn zich liet vergezellen en adviseren door de in de bijdrage genoemde christelijke schrijver Lactantius. Dit zal rond 311-313 hebben plaatsgevonden. Lactantius was een Afrikaan en juist in dit gedeelte van het westelijke rijk bloeide het christendom: de bisschop van Carthago nam als een van de weinige westerlingen deel aan het concilie van Nicea en Afrika had al een heus schisma gekend, dat van de Donatisten. Ik denk dat we de invloed van Lactantius op Constantijn niet moeten onderschatten.

    Ik mis in de bijdrage ook de constatering dat Constantijn al eerder tegen Licinius heeft gevochten, en wel in de periode 314-317 (zie ook mijn eerdere reactie). De uitkomst was dat Licinius vrijwel al zijn Europese gebieden, met uitzondering van Thracië, kwijtraakte. De gebieden die Constantijn aan zijn territorium toevoegde, omvatten ook de oude christelijke gemeenschappen van bijvoorbeeld Corinthe en Athene. Dit is ook iets wat het belang van 324 enigszins relativeert. 324 was een volgende stap, maar niet per se de beslissende.

    Is er trouwens een schatting te maken van de omvang van de christelijke gemeenschappen in west en oost? De verdeling van de bevolking was meen ik 30%-70%, dus dat er kwantitatief meer christenen in het oosten woonden, lijkt me een gegeven. Aantallen zeggen echter niet zoveel over invloed; 160 calvinisten konden in een Alkmaar van 6.000 inwoners het ‘ware geloof’ invoeren. Dat de weinige christenen in het westelijke deel van het rijk geen invloed op Constantijn konden uitoefenen, lijkt me dan ook geenszins vanzelfsprekend.

  5. Ben Spaans

    Ik raad u nog steeds aan om het boek van Henk Singor over Constantijn uit 2014 te lezen. Hij dicht hierin Constantijn wel een centrale rol toe bij de bekering van het Romeinse rijk en zijn verhaal laat zich goed combineren met de skepsis over de droom en het Chi-Ro-teken die u hier naar voren brengt. Singor neemt dit ook niet zomaar aan (en is trouwens aanmerkelijk skeptischer over de halo-theorie).

    1. Mijn punt is niet de halo-theorie. Hier is een voorbeeld dat ik ook zou hebben kunnen noemen: http://www.ad.nl/ad/nl/1013/Buitenland/article/detail/3854059/2015/02/18/Russen-verrast-door-zonsopkomst-met-drie-zonnen.dhtml. Er zijn zoveel opties.

      Het punt is dat het traditioneel aangenomen verband tussen het visioen, de veldslag, de bekering en het einde van de vervolgingen niet bestaat. Ik heb wat redelijke speculaties willen bieden. Over dat visioen – halo of niet – is alleen te zeggen dat Constantijn sindsdien een gevoel zal hebben gehad had door een godheid te zijn uitverkoren. Het is het “instinctus divinitatis” dat hij op zijn boog noemt.

      Was dat al christelijk? Misschien. Misschien niet.

      1. Ben Spaans

        ”Constantijn was in 324, toen hij het hele rijk in zijn macht kreeg, al minstens twaalf jaar een christen. Sommige historici zijn daarover nog weleens vaag of terughoudend, alsof we het eigenlijk niet goed zouden weten. Zij wijzen op de Zonnegod op Constantijns munten en op een algehele zonnesymboliek die zich zelfs nog in de inrichting van het nieuwe Constantinopel zou manifesteren. De keizer zou bijvoorbeeld christendom en en zonnecultus vergaand met elkaar hebben willen verenigen of hij zou een ‘monotheïst’ in ruime zin geweest zijn, of slechts de eerste keizer die het christendom ‘openlijk steunde’. Dat is allemaal misleidend. We bezitten teveel uitspraken van Constantijn en kennen teveel van zijn maatregelen die de Kerk buitensporig begunstigden en het polytheïsme in het hart aanvielen om te mogen twijfelen aan zijn christelijke overtuiging. Die visie lijkt de laatste tijd ook meer en meer gedeeld te worden.”
        Uit: Henk Singor, Constantijn en de christelijke revolutie in het Romeinse Rijk, (Amsterdam 2014), pag. 362

        Misschien moeten standpunten toch gaan schuiven.

        1. Weet ik, weet ik, en je ziet dat ik niet de enige ben die denkt dat Constantijn niet zomaar christen was.

          De kwestie is wat een christen definieert. Singor veronderstelt een exclusiviteit die pas na 400 is ontstaan, terwijl in Constantijns tijd de meeste gelovigen diverse identiteiten konden hebben. Cameron behandelt het in The Last Pagans.

          1. Laurens

            Dat van die meerdere identiteiten lijkt me overtuigend. Als we constateren dat Constantijn na zijn overwinning op Maxentius meende door een godheid te zijn uitverkoren, moeten we er rekening mee houden dat hij er zelf nog niet uit was of dat de god van de christenen of toch een heidense god was. Los van zijn persoonlijke opvattingen, in een multireligieus rijk was het geen slecht idee zoveel mogelijk opties open te houden. We moeten ook niet net doen alsof Constantijn dag in, dag uit, 24 uur per etmaal bezig was met religie. Als keizer met voldoende concurrenten (ook binnen zijn eigen familie) was zijn eerste taak toch het handhaven van zijn macht.

            Het voorgaande neemt niet weg dat van Constantijn te veel openlijk pro-christelijke maatregelen bekend zijn van vóór 324 om aan te nemen dat christenen pas na de overwinning op Licinius een rol in zijn leven begonnen te spelen. Vermoedelijk niet lang na de overwinning op Maxentius schonk Constantijn niet alleen het Lateraans Paleis, maar ook de grond daarnaast waarop de barakken van de bereden keizerlijke lijfwachten (equites singulares augusti) gevestigd waren aan de Kerk. Op het terrein van deze barakken verrees de Sint Jan van Lateranen. Traditioneel wordt 324 genoemd als het jaar waarin deze kerk geconsecreerd is door paus Sylvester. Of dat vóór of ná de overwinning op Licinius in september was, kan ik niet zeggen. Maar het is duidelijk dat er al geruime tijd voor die overwinning op de plek aan een christelijk heiligdom gebouwd werd als het in 324 werd ingezegend.

            Kortom, zelfs als twijfelaar met een onduidelijke, wellicht bipolaire religieuze identiteit toonde Constantijn al teveel interesse in en sympathie voor het christendom om 324 als direct ’turning point’ aan te wijzen. Zou ik zeggen.

          2. Ben Spaans

            Als exclusiviteit in geloof/gelovige identiteit iets van na 400 zou zijn waar gingen de christenvervolgingen dan over? Het hoeft niettemin niet alles of niets te zijn, maar het lijkt me onhoudbaar dat Constantijn zich pas vanaf 324 met het christendom ging bezighouden.

            1. De christenvervolgingen troffen een minderheid, die goed gedocumenteerd is. De meeste gelovigen hebben het op een akkoordje gegooid en geofferd aan de keizer. Ze staan bekend als “lapsi”. Dit zijn de standaardgelovigen. Onze bronnen doen er wat neerbuigend over maar het is vrijwel zeker de meerderheid geweest.

              Constantijn zal zeker voor 324 het christendom hebben gekend en heeft hoe dan ook het Edict van Milaan getekend. Ik meen dat bisschop Hosius van Cordoba deelnam aan de veldtocht naar Italië; misschien is de christelijke achtergrond van zijn moeder geen legende maar feit.

              Samenwerking met het christendom had voor Constantijn echter niet de urgentie die het had voor Licinius.

              1. Ben Spaans

                Ik voelde aankomen dat u de lapsi naar voren zou brengen. Is dat wel eerlijk tegenover hen? U lijkt hiermee te suggereren in navolging van bovengenoemde Cameron (wiens boek ik niet ken, daar moet ik over googelen) dat zij deelden in een diffuse religieuze identiteit die voor 400 de norm zou zijn. Maar waren deze ongelukkige lapsi niet gewoon doodsbang? Het is nogal wat om daadwerkelijk voor het martelaarschap te kiezen (ik meen ook begrepen te hebben dat kerkelijke leiders het ook niet aanmoedigden, in ieder geval niet om het actief te zoeken) , het vlees is zwak en waren er na een vervolging felle debatten binnen de kerk over de positie van de lapsi.

                Ik zal het hier verder bij laten. Ik wil nog wel zeggen dat in mijn ervaring Henk Singor, een oud-docent van mij, zich grondig in zijn onderwerpen verdiept. Zijn boek is al aan een tweede druk toe, dus zijn visie zal invloed op de geïnteresseerden in de kwestie gaan uitoefenen. Weet dus wat u voor tegenstander hebt!

  6. Emgert Zondervan

    Kan dat chi-ro-teken in de zonnecultus nog toegelicht worden? Zijn het daar ook de letters chi en ro? Of wat betekent het teken? Wat voor rol speelde het in de zonnecultus?

    1. Ja, Emgert, dat kan. Het is in Illyrië aangetroffen en bestaat, net als een christogram, uit twee in elkaar geschoven tekens. Dat zijn andere tekens dan in het christogram, waarin het gaat om een X en een P, maar het resultaat is hetzelfde: in de zonnecultus is het een asterisk (dus een zespuntige ster: de zon) met een verlengde arm, waar een maan in het laatste kwartier (dus een omgekeerde C) tegenaan is geplaatst.

      Een en ander is het meest toegankelijk beschreven door Danny Praet in “De god der goden”, wat met afstand het beste boek is over de opkomst van het christendom.

Reacties zijn gesloten.