Het Byzantijnse Rijk (1): Ontstaan

Het wapen van het Byzantijnse Rijk: de adelaar (Gouden Poort, Istanbul)

Ik heb nog nooit systematisch geblogd over het Byzantijnse Rijk. O zeker, het machtigste keizerrijk uit de Middeleeuwen is op deze plaats zo nu en dan aan de orde geweest. Er is zelfs een reeks krabbels geweest. Maar een systematisch overzicht ontbreekt en daar moet rap verandering in komen. Vind ik dan.

Byzantion

Om te beginnen: Byzantion was een kleine maar belangrijke stad aan de Bosporus, de zeestraat die de Egeïsche Zee via de Zee van Marmara verbindt met de Zwarte Zee en die Europa scheidt van Azië. Een kleine anderhalve eeuw, van 479 tot 334 v.Chr., markeerde de stad de grens tussen de Griekse en de Perzische wereld. Later was het de verbinding tussen Macedonië en het Seleukidische Rijk. In de Romeinse wereld, waarin het belang van de handel geleidelijk toenam, nam ook het belang van Byzantion toe.

Lees verder “Het Byzantijnse Rijk (1): Ontstaan”

Het christendom van Constantijn de Grote

Constantijn en de zonnegod

Een leuke vraag van FrankB en Truus n.a.v. de recensie van het mooie boek van De Waele, Ontluikend christendom. Waarom, zo vragen ze, kozen de keizers voor het christendom? Als ik het wist, zou ik het je zeggen, maar ik denk dat een paar dingen wel duidelijk zijn. Drie observaties.

Visioen

Ten eerste. Constantijn de Grote, want over hem hebben we het, heeft persoonlijk iets ervaren. Ik zeg niet dat het Opperwezen senkrecht von oben een visioen naar hem heeft neergestraald, maar hij heeft in 310 wel iets bijzonders meegemaakt. Dit lichtvisioen vond plaats nadat hij in 308 was geschoffeerd door de andere keizers. Daarna propageerde hij de cultus van de zonnegod, zoals we weten van zijn munten. Zie boven. Dat hij rondbazuinde dat de zonnegod hem had uitverkoren, was vooral een politieke statement tegen de verering van Jupiter en Hercules, die  populair was bij zijn medekeizers. Constantijn toonde religieus dat hij politiek zijn eigen weg was gegaan.

Lees verder “Het christendom van Constantijn de Grote”

Fausta

Fausta

Over Trier heb ik al eens eerder geschreven: oppidum van de stam der Treveri, legioenkamp uit de tijd van Caesar, een Romeins fort op de Petriberg, brug over de Moezel, voornaamste nederzetting van een belangrijke Romeinse gemeente, residentie van de Gallische keizer Victorinus en van de Romeinse heerser Constantijn de Grote, ballingsoord van Athanasios van Alexandrië, woonplaats van de jonge Ambrosius, hoofdstad van Arbogast de Jongere, middeleeuwse bisschopsstad. De stad ook van Karl Marx, waar de plaatselijke krant al sinds jaar en dag de Trierische Volksfreund heet (zie ook onder Marat, Jean-Paul) en het lokale bier reclame maakt met “Das Bier von Trier”.

Twee oudheidkundige musea: het grote en wat onoverzichtelijke Rheinisches Landesmuseum, waar vondsten uit de wijde omgeving zijn te zien, en het Museum am Dom, dat voorwerpen toont die zijn opgegraven rond de grote kerk. Die gaan terug tot de Oudheid, toen in dit deel van de stad enkele prachtige huizen stonden, die ten tijde van Constantijn werden geïntegreerd in het keizerlijk paleis. (U kunt de basiliek die daar deel van uitmaakte, kennen, want het is een van de bekendste monumenten van Trier.)

Lees verder “Fausta”

MoM | De vergeetachtige ooggetuige

Amida en de Tigris

Ooit las ik ergens, ik ben vergeten waar, over een docent aan een rechtenopleiding die zijn studenten duidelijk wilde maken dat getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren. Terwijl hij zijn college gaf, liet hij een kennis binnenstormen die hem tegen de vlakte werkte en zich vervolgens uit de voeten maakte, waarna de docent, weer opgekrabbeld, de onthutste studenten vroeg wat was gebeurd. Had de dader een blauw of een zwart pak aan, had hij gestoken of geslagen, dat soort vragen. De studenten bleken zich dat allemaal niet meer te herinneren, hoewel het recht voor hun ogen was gebeurd.

De verkleurde herinnering

Ooggetuigen zijn notoir onbetrouwbaar. Om te beginnen passen mensen hun herinneringen aan. We hebben daarvan een prachtig voorbeeld uit de oude wereld, namelijk het gesprek dat keizer Constantijn de Grote kort voor zijn overlijden in 337 na Chr. had met Eusebios, die later ’s keizers biografie zou schrijven. De heerser haalde herinneringen op aan het visioen dat hij ooit had gehad. Hij bezwoer zijn gast dat het echt was gebeurd. Na het middaguur, zo verzekerde hij, hadden hij en zijn soldaten een lichtend kruis aan de hemel gezien. Aanvankelijk had hij in het ongewisse verkeerd over de betekenis. Later had Christus hem in een droom geadviseerd een standaard te maken in de vorm van dit teken. Na dat nachtje slapen had Constantijn dus geweten dat het visioen christelijk van aard was.

Lees verder “MoM | De vergeetachtige ooggetuige”

Constantijn en de zondagsrust

Constantijn en de zonnegod

Iemand stelde me een leuke vraag: of de mensen in de Oudheid een zevendaagse week kenden, met dus een zondag als vaste rustdag.

Sabbat

Ja. In elk geval de Joden kenden een zevendaags ritme, met de zaterdag ofwel sabbat als verplichte rustdag. Omdat je als Jood dankbaar was voor de genade van God dat je behoorde tot het uitverkoren volk, probeerde je zo goed mogelijk om te gaan met de rustdag en daarover is vrij veel halachische discussie geweest.

Zoiets wordt, in elke juridische cultuur, opgehangen aan standaardvoorbeelden en in dit geval was dat de vraag of je op de sabbat iemand mocht redden uit een put. De Dode-Zee-rollen documenteren een groep die vond dat de sabbatsrust, als goddelijke instelling, ging vóór het redden van een mensenleven, terwijl de Mishna (een verzameling rabbijnse wijsheid) het farizese standpunt weergeeft dat het redden van een mensenleven gaat vóór de sabbatsrust. De auteur van het Mattheüs-evangelie laat Jezus zeggen dat als mensen een dier redden dat op de sabbat in een put is gevallen, het redden van een mens zeker is toegestaan. Kortom: de zevendaagse week bestond niet alleen maar was ook goed-doordacht.

Lees verder “Constantijn en de zondagsrust”

Misverstand: Constantijn

Constantijn en de zonnegod

Misverstand: Constantijn bekeerde zich na een visioen tot het christendom

De derde eeuw, waarin het Romeinse Rijk van alle zijden werd aangevallen, eindigde met een herstel van de orde. Wel was het zo dat er voortaan verschillende keizers tegelijk waren, elk verantwoordelijk voor een eigen sector in de grensverdediging. Officieel waren ze elkaars collega’s, maar dat wil niet zeggen dat de relaties altijd collegiaal waren.

In 312 versloeg Contantijn, de keizer van het westelijkste deel, zijn in Italië residerende rivaal Maxentius. Dit gebeurde bij de Milvische brug, even ten noorden van Rome. Kort daarvoor zou Constantijn in een visioen een kruis hebben gezien met daarbij geschreven de woorden dat de God van de christenen hem de zege beloofde. Na de overwinning maakte een dankbare Constantijn een einde aan de christenvervolgingen en bekeerde hij zich zelfs tot het christendom. Dat is ongeveer wat in de schoolboekjes staat, en zo staat het ongeveer in het Leven van Constantijn dat de christelijke auteur Eusebios een kwart eeuw na de veldslag schreef. Maar hoewel de keizer aan het einde van zijn leven inderdaad christen was, liggen de zaken verder aanzienlijk ingewikkelder.

Lees verder “Misverstand: Constantijn”

De Synode van Arles

De “Dame de Carthage”: zomaar een mooi mozaïek uit laatantiek Karthago (Musée de Carthage)

Lactantius’ De dood van de vervolgers is een van de meest hatelijke teksten uit de Oudheid. De auteur heeft de christenvervolgingen overleefd en vertelt in geuren en kleuren hoe de vervolgers om het leven zijn gekomen. De woede druipt van elke pagina en ik denk dat iedereen die weleens een traumatische ervaring heeft gehad, daar begrip voor kan opbrengen.

Vermoedelijk speelden trauma’s als deze op de achtergrond mee in een affaire die begon in 311. Ongeveer op het moment waarop keizer Galerius de vervolging had beëindigd, was bisschop Mensurius van Karthago overleden en opgevolgd door zijn medewerker Caecilianus. Deze was niet slechts bisschop, maar ook primaat van Afrika, dat wil zeggen dat hij voorzitter was van de vergadering van bisschoppen in zijn provincie. Hij was een gematigd man die in het verleden had aangegeven geen voorstander te zijn van de verering van martelaren die de dood hadden opgezocht, bijvoorbeeld door de autoriteiten te provoceren.

Lees verder “De Synode van Arles”

Sinterklaas, de ketterpletter

Sommige dingen veranderen nooit. Wie ervaring heeft met de opdringerige “runners” die in Istanbul toeristen aanspreken om ze naar een hotel of restaurant te loodsen, zal iets herkennen in de volgende beschrijving van Constantinopel.

Overal – op de openbare pleinen, op de kruispunten, in de straten en in de lanen – houden mensen je aan voor een volstrekt willekeurig gesprek over de Drie-eenheid. Je loopt binnen bij het wisselkantoor en de bankier begint over het veroorzaakte en het niet-veroorzaakte. Vraag de bakker wat het brood moet kosten, hij antwoordt dat de Vader groter is en dat de Zoon aan hem ondergeschikt is. Je wil een bad nemen, de badmeester heeft het oordeel klaar dat de Zoon is geschapen uit het niets.

Dit fraais komt uit de Preek over de goddelijkheid van de Zoon en de Heilige Geest van Gregorios van Nyssa, die hekelt dat in de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk iedereen je een oordeel opdrong over zaken die Gregorius beschouwde als zijn eigen specialisme. Hoewel dit ongetwijfeld overdreven is, konden de gemoederen inderdaad hoog oplopen.

Lees verder “Sinterklaas, de ketterpletter”

Byzantijnse krabbel (2): Kerktwisten

rila_councils_1_nicaea_i
Een achttiende-eeuwse weergave van het Concilie van Nikaia (325) in het Bulgaarse Rila-klooster. In het centrum, vooraan, staat Nikolaas van Myra klaar om een apostolische oplawaai te verkopen aan een ketter.

Christus was een god onder de goden en zelfs de tegenstanders van het christendom erkenden dat deze godheid bestond en ten tijde van keizer Tiberius op aarde had geleefd. Of je hem ook vereerde, en op welke wijze, was een persoonlijke keuze. Toch was er voor menigeen ook iets afstotends aan deze eredienst: wie Christus vereerde, kwam fanatiekelingen tegen die meenden dat je andere goden moest afzweren.

Dat was een gevaarlijke mening. Als zo’n exclusivist een openbaar ambt bekleedde, kon hij niet aan de stadsgoden offeren en zou hij hun wrok afroepen over de gemeenschap. Het vervolgingsdecreet waarmee keizer Decius rond 250 de vervolging gelastte is niet overgeleverd, maar wat we wél weten, suggereert dat hij iets eiste dat vooral voor exclusivisten lastig was. Van de vervolging door keizer Valerianus, enkele jaren later, staat vast dat hij deze groep op de korrel nam. Gewone Romeinse gelovigen, die niet exclusivistisch waren, liepen geen gevaar. Het vernieuwende van Constantijn de Grote is niet dat hij christen werd, maar dat hij het exclusivistische christendom de wind in de zeilen gaf en binnen die radicale stroming ook nog sympathiseerde met de groep die meende dat er een orthodoxie was.

Lees verder “Byzantijnse krabbel (2): Kerktwisten”

Byzantijnse krabbel (1): Constantijns stad

De zuil van Constantijn

In 324 versloeg Constantijn zijn medekeizer en zwager Licinius, met wie hij aanvankelijke bevriend was geweest maar van wie hij in de loop der jaren vervreemd was geraakt. Constantijn verwierf nu het bevolkingsrijke Klein-Azië, het oeroude en welvarende cultuurgebied Syrië alsmede Egypte, de spreekwoordelijke graanschuur van de antieke wereld. De organisatie van de nieuwe provincies vergde ’s keizers persoonlijke aandacht en dus verplaatste hij zijn residentie naar het oosten.

Dat was niet ongebruikelijk. Zijn vader Constantius had eerst zijn residentie gehad in Aquileia, later in Trier en zijn laatste regeringsjaren verbleef hij vaak in Londen, hoewel hij overleed in York. Zijn collega Galerius hield hof in achtereenvolgens Antiochië, Sirmium en Thessaloniki en stierf in Sofia. Het idee dat er één hoofdstad was, was de Romeinen vreemd: de regering zetelde waar de keizer was en die was eigenlijk voortdurend op reis. Dat neemt niet weg dat er steden waren waar zo’n vorst graag terugkeerde en waar mensen heen kwamen die hem moesten spreken. Daar verrezen dan een werkpaleis, een woonpaleis, een ontvangstzaal (basilica in jargon), een badhuis en een hippodroom. Zo ook in de stad die Constantijn, na te hebben geresideerd in Trier, Milaan en Thessaloniki, in de zomer van 324 uitzocht: Byzantium.

Lees verder “Byzantijnse krabbel (1): Constantijns stad”