The great chain of being

Een zestiende-eeuwse weergave van het idee van een "great chain of being"
Een zestiende-eeuwse weergave van het idee van een “great chain of being”

Voor sommige dingen zijn in het Nederlands geen woorden en dan gebruiken we leenwoorden, zoals team. Als Nederlandse vertaling van “great chain of being” suggereert de Wikipedia scala naturae, wat ons natuurlijk niet veel verder helpt. Het gaat terug op een verhaal van Homeros, die in de Ilias vertelt dat de goden bezorgd zijn om de Grieken en zich afvragen of Zeus wel zo verstandig was zijn steun aan de Trojanen te geven. Moeten ze de Grieken steunen? Aan het begin van het achtste boek antwoordt de vader van goden en mensen (in de Damsté-vertaling):

Wie ik zie gaan om de Trojanen of Grieken te helpen, zal pijnlijk geslagen terugkeren naar de Olympos. Of ik zal hem grijpen en in de nevelige Tartaros werpen, waar de afgrond onder de aarde het diepst is, waar een ijzeren poort is en een bronzen drempel, even ver onder de Hades als de hemel is boven de aarde. Dan zal hij bemerken dat ik de sterkste ben van alle goden. Komaan, gij goden: probeert het en gij zult het allen weten. Bindt aan de hemel een gouden koord en grijpt het vast, gij alle goden en godinnen tezamen. Niet zult ge, hoe hard ge ook trekt, Zeus de opperste heerser, uit de hemel trekken naar ’t aardvlak. Maar als ik eens in ernst wilde trekken, ik trok u omhoog met aarde en zee erbij. Dan bind ik het koord om de top van de Olympos en alles zou zweven in de lucht.

Een gouden koord, een gouden ketting, waaraan de goden, de aarde en de zee hangen. Ofwel het hele universum, want de goden representeren hier hemelwezens. En daar onder bevinden zich dan nog de onderwereld Hades en, nog dieper, de nevelige Tartaros. We hebben hier, in één korte monoloog, een volledige samenvatting van het Griekse wereldbeeld: Zeus op de Olympos, lagere hemelingen in de hemel, aardgoden op aarde, zeegoden in zee, onderwereldgoden in de Hades en tot slot de Tartaros. In totaal zes etages.

Het idee is opgepikt door diverse Griekse denkers, zoals Plato (vierde eeuw v.Chr.) en Plotinos (derde eeuw na Chr.). Steeds zagen ze in de kosmos een hiërarchie. Bij Plato is dat, van onder naar boven, onze eigen materiële wereld, die een afschaduwing is van de wereld van de ideeën, met daarboven de idee van het goede.

Bij Plotinos is het iets complexer. Bij hem valt de hoogste God – noem hem voor mijn part Zeus – samen met het Ene en het Zijnde. Dat ene, goddelijke Zijnde is van nature goed en wil daarom zichzelf vermeerderen. Zo ontstaat een lager zijnsniveau, dat op zijn beurt boordevol goedheid is en een derde zijnsniveau doet ontstaan, en zo verder, tot een nog lager niveau. Het laagste niveau is dat van de materie, die dus niet zozeer slecht is te noemen (zoals Plotinos’ tijdgenoten, de manicheeërs, meenden) als wel minder deel heeft aan het ene, goddelijke Zijnde. De jargonterm is voor één keer mooi: zijnsvergetelheid.

Dit is voor ons wat contra-intuïtief. Wij beschouwen de materie als het enige waarover we zekerheid hebben en beschouwen die als het meest reëel, terwijl we de menselijke ziel, de geest en goden beschouwen als niet-bestaand of op zijn best speculatief. Ik vermoed dat de antieke epicureeërs ook niets moesten hebben van Plotinos’ opvattingen, maar het epicurisme was in die tijd uit de mode.

Plotinos’ mens is uiteraard lichamelijk maar heeft ook een ziel, die zich wil verenigen met het ene, goddelijke Zijnde. De filosoof zelf zou deze eenwording, in feite de mystieke extase, ook hebben meegemaakt. Je kunt die eenwording beschrijven als een terugkeer van het lagere naar het hogere zijnsniveau, maar ook het woord “zelfverwerkelijking” is hier passend.

Ik voeg nog toe dat het idee van een “great chain of being” vrij makkelijk een christelijke invulling kon krijgen, die ik hier onbesproken wil laten – maar zie het plaatje hierboven, waarin God, aartsengelen, engelen, mensen, drie soorten dieren, planten en de hel zijn te herkennen.

Voor ik afrond: ik ben geen filosoof en ik neem aan dat ik in de commentaren vandaag zal worden verbeterd. (Ik vertrouw op een respons van iemand die nu in Australië is.) Waarom schrijft die Lendering over een onderwerp waar hij niet echt vertrouwd mee is, zult u zich afvragen. Het antwoord krijgt u binnenkort, als ik zal schrijven over het meest schokkende gedicht dat ik de laatste tijd heb gelezen.

[Wordt dus vervolgd]

Deel dit:

9 gedachtes over “The great chain of being

  1. Kees

    Waarom zou het goddelijke contra-intuïtief zijn? Niet iedereen stelt zomaar dat “de materie het enige is waarover we zekerheid hebben en beschouwen die als het meest reëel, terwijl we de menselijke ziel, de geest en goden beschouwen als niet-bestaand of op zijn best speculatief.
    De kwantummechanica ziet dat toch anders: de golf-deeltje dualiteit is er de kern van.
    Is er dan ook een lichaam-geest dualiteit? Quantumwetenschappers, en niet de minsten, zien dat de mens inderdaad zou kunnen bestaan in de vorm van de lichaam-geest dualiteit, zoals de golf-deeltje dualiteit van subatomaire deeltjes: het paradigma van de lichaam-geest dualiteit.
    Quantum-mechanisch gezien is wat we begrijpen als het hier en nu, als deze wereld, eigenlijk gewoon het materiële niveau, wat te begrijpen is. Gene zijde is een oneindige realiteit die veel groter is, waarin deze wereld is geworteld. Zo bezien zijn onze levens op dit niveau van bestaan al omsloten, omgeven door het hiernamaals … Het lichaam sterft, maar het geestelijke kwantumveld blijft.
    http://expandedconsciousness.com/2016/06/28/does-consciousness-live-on-after-death-these-physicists-believe-it-does/.V3QYcaBvviA.facebook

    1. mnb0

      U bent me voor. Hoewel ik nooit geloofd heb was dualisme voor mij intuitief correct. Inmiddels ben ik een hardcore materialist, maar daar is wel een aardig aantal jaren overheen gegaan.
      Juist quantum-dualiteit heeft mij de lichaam-geest dualiteit doen verwerpen. Zowel golven als deeltjes zijn nl. volledig materieel. Quantummechanica was voor mij een essentiële stap op weg naar het contra-intuitieve inzicht dat een immateriele geest, dwz ziel, een overbodige term is die niets toevoegt aan ons begrip van onze werkelijkheid.

      1. Steven

        Maar in het idee lijkt me wel wat te zitten. Misschien was het duplet materie – golf minder gelukkig en is dat andere, materie – energie, kansrijker? Met bonus voor een goede link naar Plotinos.

  2. Michel Berger

    De bron van dergelijke ideeën ligt inderdaad in ’transcendente ervaringen’ (mystieke verlichting, out of body experience, near death experience, enz.), een bron die niet experimenteel te verifiëren of falsifiëren valt maar ressorteert onder het anekdotische bewijs, de getuigenverklaring (waarbij alles staat of valt met de betrouwbaarheid e.d. die men de getuige wil toekennen). Alle religies beginnen hier, bij een persoonlijkheid die op een of andere manier een dergelijke ervaring verwoord heeft, en die dan stuit op anderen die dit niet begrijpen, wegens niet zelf meegemaakt. Ofwel vertrouwen en geloven ze hem maar begrijpen ze het niet zo best, waardoor er binnen de generatie verdraaide denkbeelden ontstaan. Ofwel wijzen ze het af, zoals velen die ‘alleen maar geloven wat ze met eigen ogen kunnen zien’. Het probleem is dat de ‘mysticus’ (ik zal het zo maar noemen bij gebrek aan een betere term) zijn ervaring ‘met eigen ogen’ heeft ‘gezien’. Alleen is ervaring niet overdraagbaar, in tegenstelling tot informatie.
    Ik moet zeggen dat ik ideeën van Plato, Plotinus en zoveel antieke en christelijke denkers altijd onbegrijpelijk heb gevonden. Tot ik las over transcendente ervaringen. Toen werd me duidelijk waar die rare ideeën vandaan kwamen. Ik zeg er ook bij dat ik die ideeën intussen veel minder raar vind en dat ik er rekening mee houd dat onze gewone waarheidsvorsing (die de regels van de wetenschap noodzakelijkerwijs moet volgen om degelijk te zijn) niet de enige bron van informatie over de wereld en het bestaan is. Voor mij vullen wetenschap en religie mekaar aan, maar ze zijn niet tot mekaar te herleiden en ze spreken via een andere taal: wetenschap via logos (A is A en niets anders), religie via mythos (beeldspraak, die wel meer kanten op kan).

  3. Peter J.I.

    ‘Bij Plotinos is het iets complexer. Bij hem valt de hoogste God (…) samen met het Ene en het zijnde. Dat ene, goddelijke Zijnde is van nature goed en wil daarom zichzelf vermeerderen’, schrijf je. Dat nodigt uit tot deze kanttekening.
    Het Ene ‘bestaat’ (want ook dit werkwoord past hier per se niet) aan gene zijde van het zijn en het niet-zijn, zuiver en ondeelbaar transcendent als het is. Ook denken kan er (daardoor) niet aan worden toegekend want zelfs een zichzelf denkend denken veronderstelt de twee-heid van ‘iets’ wat denkt en hetgeen waaraan het denkt. Evenmin beschikt het over het vermogen tot handelen; vandaar dat het zich niet wil en of want niet kan vermeerderen, met (opnieuw) de toevoeging dat ook ‘niet-willen’ en ‘niet-kunnen’ hier niet van toepassing zijn. Welbeschouwd is zo elk spreken en schrijven over het Ene onmogelijk en als we dat desondanks proberen (we kunnen het nu eenmaal niet laten), lopen we vast in onze taal die als zijnde nu eenmaal niet in staat is wat zich er aan gene zijde van ‘bevindt’ ter sprake te brengen. Om die reden ziet men Plotinos trouwens wel als de aartsvader van de negatieve theologie.
    Ik zie uit naar de bespreking van het gedicht dat je voor ons petto hebt.

    1. Ik vrees dat Joost Zwagerman precies dat aspect, dat het Ene voorbij het zijn is, heel goed heeft begrepen. Ik ben zelden zo geschokt geweest als door zijn gedicht “Systeem”.

Reacties zijn gesloten.