
Was er in Sombernon, waar ik had overnacht, een echte camping of heb ik in het wild gekampeerd? Ik weet het niet meer. Ik heb destijds geen aantekeningen gemaakt; ik schrijf dit allemaal uit mijn hoofd. Ik ontdekte pas toen ik dit begon te schrijven dat dit verhaal zich afspeelt in 1992 en niet, zoals ik altijd had gedacht, in 1991. Er zal nog een moment komen waarop u zult merken dat ik de chronologie niet precies meer weet.
Bourgondië
Maar voor het moment: ik werd wakker met uitzicht op het Kanaal van Bourgondië, waar een prachtige ochtendmist overheen hing. Het was sereen stil en ik voelde me bijna schuldig dat ik de idylle doorbrak door Sombernon binnen te rijden.
Maar er moest toch ontbijt worden gekocht. Ik trof het: er was markt. Eén herinnering is dat ik, met een bepakte fiets tussen de kramen door gaand, tegen een dame aanstootte. Ik verontschuldigde me, maar ze antwoordde alleen maar “vous êtes tout excusé”, een uitdrukking die ik nog nooit eerder had gehoord maar die me meteen trof als beleefd en elegant.
Het volgende doel was Beaune, waar ik het Hôtel Dieu wilde zien. De enige reden was de enthousiaste uitleg van mijn brugklas-leraar Frans, een goedgeluimde man die ook een vriend van mijn ouders was en die ik ook nu, veertig jaar later, in gedachten nog steeds “oom Paul” noem. Zijn enthousiasme bleek gerechtvaardigd: het Hôtel Dieu was prachtig, en dan heb ik het nog niet gehad over het Laatste Oordeel van Rogier van der Weyden dat ik daar zag. Ik had erover gelezen maar toen ik het zag stond ik toch aan de grond genageld.
Volgende halte: het Archéodrome. Bij een (gelukkig ook per fiets te bereiken) parkeerplaats langs de Autoroute du Soleil was destijds een archeologisch park, waar de belegeringswerken die Julius Caesar rond Alesia had laten bouwen, 1:1 waren nagebouwd. Zie de foto uit de kartonnen camera hierboven. Ik vond het erg leuk, ook omdat de Steentijd, Bronstijd en IJzertijd er eveneens waren herbouwd. Het is jammer dat het park een jaar of tien geleden de poorten heeft moeten sluiten, want het was bepaald de moeite waard.
Na in totaal 125 kilometer kwam ik aan in Taizé, een dorpje halverwege Chalon-su-Saône en Mâcon. Het protestantse klooster alhier is redelijk bijzonder, want monastiek leven is geen werkelijk protestantse traditie. Het trok destijds – en misschien wel nog altijd – veel jonge mensen uit de hele wereld aan en ik had een eerder bezoek leuk gevonden omdat ik er leeftijdgenoten uit diverse landen had leren kennen.
Woensdag en donderdag
Als ik echter had gehoopt op leuke nieuwe ontmoetingen, kwam ik bedrogen uit. Sterker nog, het leek alsof de ietwat dweperige kant die me eerder lichtelijk had gestoord, nu wat sterker was aangezet. Het ergerde me nu niet langer lichtelijk. Maar misschien was ik ook wel niet in de stemming voor contact. Ik genoot erg van de eenzaamheid tijdens het fietsen.
De volgende dag reed ik, na een bezoek aan de wasserette, heen en weer naar Cluny – er bleek niets over van de ooit belangrijke abdij – maar ik deed het verder rustig aan en hield me wat afzijdig van de andere bezoekers, wat me op een terechte reprimande kwam te staan. Het was hier geen hotel. En zo gebruikte ik het natuurlijk wel. De volgende dag draaide ik wel mee in het monastieke programma en eerlijk gezegd versterkte dat mijn gevoel dat Taizé niet langer mijn plek was.
Vrijdag 8 mei 1992
De volgende dag, een stralend zonnige vrijdag, fietste ik verder naar het zuiden, richting Lyon en Vienne. Het is één ding te weten dat de Saône en Rhône een echte doorgangsroute zijn, een corridor dwars door Europa, maar het is iets anders het te hebben ervaren. (Vooral de bocht in de Rhône vlak voor Vienne maakte indruk.) Eindeloos veel Griekse, Keltische, Etruskische, Romeinse en Frankische kooplieden zijn hier heen en weer getrokken. Van Lyon herinner ik me vooral het prachtige ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV en van Vienne de Romeinse tempel. Een jonge vrouw waarmee ik in Lyon aan de praat raakte, vond mijn expeditie leuk genoeg om later die dag nog eens te rendez-vousen in Vienne en me een tas vol plaatselijke lekkernijen mee te geven.
Ook zonder haar zou ik Frankrijk zijn gaan waarderen. Je kon er je route vrij gemakkelijk vinden en rustig doorrijden. Misschien liggen er ook daar nu overal verkeersdrempels, maar destijds kon je heerlijk in cadans raken en eindeloos rijden, met de spreekwoordelijke blik op oneindig en het verstand op nul. De soms kaarsrechte wegen maakten het allemaal nog gemakkelijker. En ik had geleerd dat je er goed aan deed rivieren te volgen omdat je dan minder heuvels moest beklimmen.
Die avond sloeg ik mijn tent op in Saint-Jean-de-Bournay. Ik had 155 kilometer gereden, maar het echte werk moest nog beginnen. Ik had de Alpen al zien liggen.
[Morgen even een museumstuk en overmorgen aandacht voor de naderende Nineveh-expositie in het Rijksmuseum van Oudheden. Dit zomerfeuilleton, waarvan u het eerste deel hier vindt, wordt zaterdag weer vervolgd. Ondanks mijn wat mindere ervaring in Taizé wil ik nog opmerken dat ik behoorlijk geschokt was toen de prior van de abdij, Roger Schutz, in 2005 werd vermoord.]
-“Sterker nog, het leek alsof de ietwat dweperige kant die me eerder lichtelijk had gestoord, nu wat sterker was aangezet. Het ergerde me nu niet langer lichtelijk.”- LOL. Gelukkig waren er prima wijnen in de streek voorhanden om de ergernis te verdrinken.
Zeker jammer dat het museum bij Alesia is gesloten. Ik weet nog dat er een suppoost was die ons in het Nederlands een rondleiding heeft gegeven. De enige Fransman die ik ooit heb ontmoet die onze taal sprak. De man sprak wel 8 talen!
Op Google Earth kun je goed zien hoe het Archéodrome er aan toe is. Torens kan ik niet meer ontdekken, daken van boerderijen zijn duidelijk ingestort. 🙁
‘(…) er bleek niets over van de ooit belangrijke abdij’: ik zou bijna zeggen ‘was dat maar waar’ want dan zouden de tranen ons niet in de ogen hoeven te springen bij het besef van wat er aan schoons, waars en goeds vernietigd is tijdens het verloop van de Franse Revolutie. Van de kerk die de Constantijnse Sint Pieter in grootte nabij kwam, zijn delen van het rechtertransept met z’n twee torens bewaard en die zijn intussen zo fraai gerestaureerd dat men zich des te pijnlijker realiseert wat er ontbreekt.
Archief en bibliotheek gingen in vlammen op, toen het daarvoor bestemde gebouw in 1793 in brand werd gestoken. Ja, de vergelijking met de vernietiging van de universiteitsbibliotheek in Leuven in augustus 1914 dringt zich op, om van de zogenaamde ‘beeldenstorm’ vanaf 1566 in onze Nederlanden maar te zwijgen of retorisch vragenderwijs: hoeveel Rogier van der Weydens zouden daarbij zijn omgekomen?
Intussen loopt reformatorisch Nederland zich warm voor de herdenking van 31 oktober 1517.
@Peter J.I. : Er is meer vernietigd dan bewaard gebleven. En dat geldt overal, niet alleen religieus ook voor kastelen, wegen, noem maar op. Waarom zouden ons de tranen in de ogen moeten springen? Het is de evolutie van de mensheid, u weet wel: Rozen verwelken schepen vergaan maar onze vriendschap blijft altijd bestaan. Als alles zou blijven bestaan, waar bleef dan verandering (of vooruitgang zo u wilt)? Wat moesten historici doen (of archeologen zo u wilt)?
Maar los daarvan, een leuk zomerfeuilleton @Jona. Mooie route waarvan ik zelf lopend een paar delen in Frankrijk ongeveer zo lopend heb afgelegd. Soortgelijke indrukken.
Het ging en gaat me om de moedwillige vernietiging (inderdaad een pleonasme) van dergelijk erfgoed. Ter vergelijking: de twee boeddhabeelden in Afghanistan, Mosul/Nineveh en Palmyra.
Wat Frankrijk en met name Bourgondië zo aantrekkelijk maakt voor wandelaars en fietsers (ik mag erover meepraten) is de aanwezigheid van al dat schoons: kerken en kloosters in het grote verband van het licht glooiende landschap. Of nog maar eens met Lucebert: ‘alles van waarde is weerloos / wordt van aanraakbaarheid rijk’. Ernaar kunnen reiken en erdoor geraakt worden en zo voor mijn part tot tranen toe bewogen.
Als we de vernietiging van die boeddhabeelden en andere zaken even achterwege laten, je zegt: …de aanwezigheid van al dat schoons: kerken en kloosters in het grote verband van het licht glooiende landschap. We hebben het hier over Frankrijk, de Roomse Kerk en een gevolg van de Franse Revolutie. Ik vind de vergelijking onevenwichtig en onjuist (valse vergelijking/false equivalence).
Het spijt me, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat een romantische geest hier de waarde van de Franse revolutie ontkent en de Roomse Kerk met haar invloed voorop stelt. Nee, je citaat van Lucebert geeft zelfs aan, dat je het van waarde vindt en daaruit concludeert dat de Kerk weerloos was. Aantrekkelijkheid voor wandelaars en fietsers, geschiedenis vanuit de invalshoek van de toerist.
Cluny was een reeds in verval (weinig monniken) zijnd klooster, een representant van een kerk en een geloof, dat eeuwen lang suppressief was naar de samenleving waarin zij stond. Ze heeft haar rol gespeeld, Cluny heeft macht gehad, Cluny is historisch van belang maar het is een gevaarlijke (jazeker) wending om Cluny en de katholieke wereld waaruit zij voortkwam, nu met romantische gevoelens te gaan beschouwen.
Ja, er is veel vernietigd tijdens de Franse revolutie maar als we daar het begrip jammer en alles van waarde is weerloos op gaan toepassen, dan ontkennen we de impact en het belang van die revolutie.