Qasr el-Azraq

Qasr El-Azraq

Azraq is een oase in de woestijn van het huidige Jordanië, een kilometer of tachtig ten oosten van de hoofdstad Amman. Het water trok mensen aan: de oase is sinds het Neolithicum permanent bewoond gebleven.

De oase voedt een wadi, de Wadi Sirhan, die voor Arabische stammen de snelste weg was om de Romeinse provincie Arabia Nabataea aan te vallen. Om daaraan een einde te maken, gaf keizer Septimius Severus rond 200 v.Chr. opdracht drie forten te bouwen, zo’n vijftien kilometer van elkaar af. Van het noordoosten naar het zuidwesten waren dat Qasr el-Useikhin, Qasr el-Azraq en Qasr el-Uweinid. Door in de woestijn de oases te bezetten, ontzegden de Romeinen hun tegenstanders de toegang tot het water, zodat het onmogelijk werd de steden in het eigenlijke Romeinse Rijk te bereiken. Er is een loepzuivere parallel met de Limes Tripolitanus in het noordwesten van het huidige Libië en het zuiden van Tunesië, die op precies hetzelfde moment is geschapen.

Lees verder “Qasr el-Azraq”

De Nabateeërs van Petra

Een Nabatees portret uit Mada’in Salih (Archeologische Musea, Istanbul)

Voor ik het met u kan hebben over de Nabateeërs, een Arabische stam in zuidelijk Jordanië en het noordwesten van Saoedi-Arabië, moeten we het eerst hebben over de Assyriërs. In de loop van de negende en achtste eeuw v.Chr. onderwierpen die grote delen van de Levant. Na 612 v.Chr. namen de Babyloniërs de macht over in het Nabije Oosten. Zij annexeerden de koninkrijkjes die nog ontbraken aan het oosterse wereldrijk: Juda in 587, Ammon en Moab in 582, Edom in 553. Koning Nabonidus trok daarna verder naar de oase Tayma en bereikte uiteindelijk Yatrib, het huidige Medina.

Daarmee kwam een einde aan een reeks kleine IJzertijdstaten, zonder dat er duidelijk nieuw gezag was. De bewoners hergroepeerden en verplaatsten zich. De bewoners van Edom lijken naar het noordwesten getrokken en in het gebied dat ze achterlieten treffen we de Nabateeërs aan. In een jong deel van het boek Jesaja lezen we dat “Nebajoth” kwamen offeren in Jeruzalem (60.7). We weten niet zeker of dat Nabateeërs zijn, maar het zou kunnen.

Lees verder “De Nabateeërs van Petra”

De Dekapolis

Skythopolis (Beth Shean)

Je hoeft niet bijzonder goed in Grieks te zijn om Dekapolis te vertalen. Het betekent inderdaad zoiets als “tienstedenland”. Het gaat om wat wij Jordanië noemen. Ruwweg dan. En hoewel de naam Grieks is en de bevolking Aramees of Arabisch was, was de Dekapolis Romeins.

Dat zit zo. Na de slag bij Issos (333 v.Chr.) onderwierp Alexander de Grote de Levant. De regio raakte steeds meer opgenomen in het Griekse handelsnetwerk en met de handel kwamen allerlei gebruiken en ideeën. Dat riep weerstand op, waarvan de Makkabeeënopstand in Judea het bekendste is. Ondanks de anti-hellenistische ideologie die een rol speelde, veranderde Judea in een hellenistisch koninkrijk, eerst onder leiding van de Hasmoneeën en later onder leiding van het huis van Herodes.

Lees verder “De Dekapolis”

Een mier op de Zijderoute

Molensteen (Archeologisch Museum van Sétif)

Bij het werken aan een Arabische tekst van Djibril ibn Nūḥ al-Anbārī (negende eeuw na Chr.) werd ik regelrecht de Oudheid ingezogen. Wat zeg ik: in twee Oudheden: de Grieks-Romeinse en de Chinese! Het betreffende fragment was een beschrijving van de loop der sterren en planeten:

Denk aan de sterren en het verschil in hun cirkelbaan. Een aantal verlaat zijn plaats aan het firmament niet en beweegt alleen als groep, maar een aantal verplaatst zich door de hele dierenriem en heeft eigen cirkelbanen. Dus elke ster van de laatste soort heeft twee verschillende banen: een algemene, samen met het hemelgewelf naar het Westen, en de andere van hemzelf naar het Oosten. De ouden hebben zo’n losse ster vergeleken met een mier die krabbelt op een molensteen. De molensteen maakt een cirkel naar rechts en de mier beweegt naar links, zodat de mier in die situatie twee verschillende bewegingen maakt: een zelfstandige, recht vooruit, en de andere onvrijwillig, samen met de molensteen, die hem naar achteren dwingt.1

Lees verder “Een mier op de Zijderoute”

Hooglied (5): Wasf en eufemisme

Erotische afbeelding, weliswaar niet oosters maar hellenistisch of Romeins, maar een van de weinige mij bekende afbeeldingen waar de man een zekere genegenheid uitstraalt. (Altes Museum, Berlijn)

[Mijn goede vriend Richard Kroes werpt een blik op het Hooglied. Het eerste deel van dit stuk was hier.]

Zou met het woord “navel” iets bedoeld kunnen zijn dat lager zit dan de buik? Zeer geleerde theologen hebben dikke boeken vol geschreven over deze belangwekkende kwestie, want een alternatieve verklaring ligt natuurlijk voor de hand.

Het Hebreeuwse woord voor “navel”, sjorr, zo betogen zij, komt overeen met het Arabische soerr, “navelstreng”. Dat woord is afgeleid van sarra “blij maken”. Van datzelfde woord is ook sirr afgeleid, wat letterlijk “geheim” betekent, maar ook gebruikt kan worden om de geslachtsdelen aan te duiden. In het Arabische schrift, dat net als het Hebreeuwse alfabet geen klinkers noteert, zijn soerr en sirr niet van elkaar te onderscheiden. Ze worden beide geschreven als sr. Stel nu eens dat er in het Hebreeuws een aan sirr verwant woord heeft bestaan, dat het vrouwelijk geslachtsdeel aanduidde? En stel nu eens dat preutse rabbi’s daar later, door toevoeging van de “juist” klinkertekens, sjorr van gemaakt hebben, zodat het “navel” werd?

Lees verder “Hooglied (5): Wasf en eufemisme”

Hooglied (2): Een Arabische wasf

Het heeft niet zoveel met het Hooglied te maken, maar toch: op dit reliëf uit Jemen ontmoeten een vrouw en een man, gezeten op dromedarissen, elkaar bij een bron (Istanbul, Archeologische Musea)

[Mijn goede vriend Richard Kroes werpt een blik op het Hooglied. Het eerste deel van dit stuk was hier.]

Het Hooglied wordt begrijpelijker als we kijken naar het genre dat bekendstaat als wasf. Duizend jaar nadat het Hooglied werd geschreven, dus aan het einde van de zevende eeuw na het begin van onze jaartelling, schreef de Arabische dichter Al-Marraar ibn Moenkid (in de vertaling van Geert Jan van Gelder):

Lees verder “Hooglied (2): Een Arabische wasf”

Migratie in de Arabische wereld

Rotstekeningen als deze, met een ruiter met een kudde, documenteren Arabisch nomadisme en migratie (Wadi Rum).

Het verhaal van de Arabische migraties is steeds hetzelfde: een groep nomaden trekt van het zuiden van het Arabische Schiereiland langs de Wierookroute naar het noordwesten en vestigt zich in de Levant. Wellicht kent u de Midjanieten die (volgens het Bijbelboek Richteren) de tegenstanders waren van Gideon. Die verjoeg ze. Latere migraties waren succesvoller. De Nabateeërs vestigden zich rond Petra en verdreven de Edomieten naar de randen van de Negevwoestijn. De Itureeërs vonden nieuwe woonplaatsen in de Bekaavallei. In de Late Oudheid kwam uit Jemen een stam aan die zich in Syrië bekeerde tot het christendom en nog steeds bestaat in de vorm van de Libanese maronieten.

Migratie volgde op migratie. Een beetje voorspelbaar. Ook de verhalen zijn vaak hetzelfde. Steeds is er een natuurramp in Jemen waardoor steeds mensen op drift raken. Die verlaten dan steeds het Arabische Schiereiland op zoek naar een beter woongebied. Het is een standaardverhaal, een sjabloon. Wat de vraag oproept wat er feitelijk waar is.

Lees verder “Migratie in de Arabische wereld”

Alchaudonios de Arabier

Een muilezel in Kyrene. Het dier wilde met me spelen. Ik overleefde de aanval.

Over de voor-islamitische Arabieren is de laatste jaren veel meer bekend geworden. Eén reden is de publicatie van tienduizenden inscripties op het Arabische Schiereiland. Wim Raven schreef er eerder over:

In de handen van specialisten zijn al die inscripties goud waard. Hele nieuwe talen worden er ontdekt (bijv. Safaïtisch), reeds bekende talen worden bekender, de ontwikkeling van diverse alfabetten is te volgen, handelsroutes en de verbreiding van stammen en staatjes over het schiereiland worden zichtbaar. Het is niet overdreven te zeggen dat de oude geschiedenis van Arabië door die inscripties geheel moet worden herschreven, inclusief het ontstaan van de islam.

Waanzinnig leuk natuurlijk maar vooral: de nieuwe kennis blijkt op allerlei onverwachte punten van pas te komen. Neem mijn reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Lees verder “Alchaudonios de Arabier”

Het Arabisch van de Koran

[Vandaag een gastbijdrage over het Arabisch van de Koran door mijn goede vriend Richard Kroes.]

De Leidse onderzoeker Marijn van Putten bewees dat de tekstoverlevering van de Koran schriftelijk moet zijn geweest. Alsof dit niet genoeg is, is hij bij mijn weten de eerste en enige die werkt aan een tekstkritische uitgave van de Koran. Maar dat is allemaal slechts bijvangst begrijp ik, nu ik zijn monografie Quranic Arabic, from its Hijazi Origins to its Classical Reading Traditions (2022, open access) gelezen heb. In deze monografie wordt de vraag “In welke taal is de Koran nu eigenlijk precies geschreven?” op een verpletterend complete manier onder de loep genomen. Ik denk dat ik niet overdrijf als ik zeg: we zijn eruit.

De bronnen

Dat kan omdat we een heleboel bronnen hebben. Voor de Koran hebben we er liefst drie:

  • de traditionele, canonieke reciteerwijzen van de tekst van de Koran, waarvan er twintig zijn,
  • citaten uit reciteerwijzen die niet canoniek zijn, maar die wel in de vroege islamitische periode door geleerden zijn opgetekend
  • vroege Koranmanuscripten waarin de tekst is vastgelegd in een defectief schrift.

Dat laatste wil zeggen dat niet alle klinkers werden opgeschreven (die moest je erbij bedenken) en dat niet alle medeklinkers die met hetzelfde teken werden geschreven, consequent uit elkaar gehouden werden. Die manuscripten functioneerden dus meer als een soort partituur voor wie de tekst al uit zijn hoofd kende dan als “leestekst”. Ze zijn dus ook niet altijd even bruikbaar voor wie wil weten wat de oudste teksten nu “precies” zeggen, maar daarom zijn ze nog niet onbruikbaar.

Lees verder “Het Arabisch van de Koran”

De constructie van Mohammed

Soms lees je een boek waarvan je denkt: dit was echt geweldig, geweldig goed. Ik heb het hier weleens gehad over The Rise of Civilization van Redman, Pirennes Mahomet et Charlemagne en Meiers Geschichte der Völkerwanderung. Boeken van oudheidkundigen die de data in de volle breedte overzien, die een synthese bieden van wat bekend is en die nieuwe richtingen aanwijzen. Zo’n boek is ook Muhammad and the Empires of Faith van de Amerikaanse arabist Sean Anthony, dat twee jaar geleden is verschenen. Het gaat over de wijze waarop de eerste generaties moslims een beeld van hun profeet vormden, een modieus onderwerp, en is tevens interessant omdat het werkelijk ingaat op de uitdagingen van de eenentwintigste-eeuwse oudheidkunde.

Ibn Ishaq over Mohammed

Eerst iets over de eigenlijke inhoud, waarvan dit natuurlijk duidelijk is: het begin van de islam hangt samen met het optreden van Mohammed. Lange tijd was het beeld dat westerse wetenschappers van de profeet hadden, in wezen identiek aan dat van de moslims, zij het ontdaan van wat wonderverhalen. Dit beeld gaat terug op het oeuvre van Ibn Ishaq, die een geschiedenis schreef die begon bij de schepping en culmineerde in het optreden van Mohammed. Onderzoekers als Patricia Crone wezen erop dat dit boek laat is gepubliceerd – ruim een eeuw na de dood van de profeet – en probeerden zelf een geschiedenis te schrijven die was gebaseerd op meer contemporaine bronnen, islamitisch of anders. Ze wezen ook op de grotere context: het antieke Arabië was geen geïsoleerd gebied maar onderdeel van een wereldsysteem.

Lees verder “De constructie van Mohammed”