[Tweede deel van een stukje over Alexander van de Bunts boek Wee de overwonnenen. Het eerste deel was hier.]
De DNA-revolutie
Een derde ontwikkeling: de DNA-revolutie. Door twee nieuwe technieken, het DNA- en het isotooponderzoek, wordt steeds duidelijker dat de mensen vroeger heel mobiel zijn geweest. Van de Bunt noemt dit onderzoek als het gaat om de genocide bij Kessel – opnieuw een kwestie waar discussie mogelijk is – en bij het Meisje van Egtved, dat in Denemarken overleed maar afkomstig bleek uit het Zwarte Woud.
Van de Bunt typeert deze mobiliteit als bijna hedendaags. Ik aarzel. Ik denk dat wij degenen zijn met de vaste woon- en verblijfplaatsen. De ouden waren vermoedelijk mobieler. Of Van de Bunt of ik gelijk krijg, zal de volgende estafetteloper zeggen.
Die zal ook heel anders kijken naar teksten. Waar mensen verhuizen, verhuizen hun ideeën en de DNA-revolutie zal vooral de bestudering van de antieke literatuur veranderen. Er behoren nieuwe hermeneutische strategieën te ontstaan, waarbij rekening wordt gehouden met literaire motieven uit een veel bredere wereld. Het zou zomaar kunnen dat deze of gene anekdote over de Germanen, die Van Es en Van Dockum/Van Ginkel en Bosman/Lendering en Van de Bunt nog accepteerden als feit, een literair motief zal blijken te zijn uit een deel van de antieke wereld waar we nu nog niet kijken. Ik verwacht veel van een diepere kennismaking met de Aramees.
De taalkunde
Een vierde ontwikkeling is de historische taalkunde. Begrijp ik het goed, dan is er een zekere herwaardering gaande van de Vlaamse naamkundige Marnix Gysseling – ik denk aan het recente boek van Van Loon, Lo, donk, horst – en er zijn al wat toepassingen voor Nederland in de Romeinse tijd.
Ik noem het Twentse plaatsje Saasveld, dat ooit de havezate Saterslo was en waar volgens Van Loon een heilig bos voor Saturnus is geweest. Dat illustreert eens te meer dat de Germaanse godsdienst geen eigen systeem was met eigen goden, maar een verzameling rituelen, waarin ook Romeinse goden konden worden opgenomen. Bedenk dat Tacitus meldt dat een van de Germaanse stammen Isis aanbidt. Dat valt te lezen als een interpretatio romana van een inheemse godin, maar waarom zou het niet kunnen zijn dat men werkelijk Isis heeft aanbeden? Ik sluit ook niet uit dat de nu nog gangbare uitleg van Romeinse godennamen (bijv. Hercules) als vertalingen van inheemse goden (in dit geval Magusanus) op de helling gaat en dat we over tien jaar zeggen dat Hercules ook door de Tubanten en Chamaven werd vereerd.
De ontmoeting van taalkunde en archeologie zou de komende tien jaren weleens de interessantste discussie kunnen zijn. Ik attendeerde al eens op de asymmetrie tussen de claim van Roymans dat er vanaf de late derde eeuw een groot bevolkingshiaat was in Romeins Nederland, waarna de Franken zich vestigden in deze contreien en de linguïstische landkaart vormden. Dit staat haaks op het proefschrift van Peter-Alexander Kerkhof, die toont dat in de vijfde eeuw na Chr. nog Latijnsprekenden moeten hebben geleefd in het Nederlandse rivierengebied. Dit ligt buiten het bereik van Van de Bunts boek, dat zich beperkt tot de Vroeg-Romeinse tijd, maar ik noem dit omdat het zo duidelijk maakt waar de toekomstige discussies zullen zijn en ik ben blij dat Van de Bunt er hier en daar al aandacht aan besteedt.
Professionalisering
Nog een laatste punt. Wie de boeken van Van Dockum/Van Ginkel, Bosman/Lendering en Van de Bunt na elkaar leest, herkent de veranderende inzichten in wetenschapscommunicatie. Waar het eerste boek nog traditioneel populariseren was, zochten Bosman en ik naar wat meer verdieping en gaat Van de Bunt weer iets verder. Dat Kessel de plaats is waar Caesar de Usipeten en Tencteri heeft verslagen, wordt in Wee de overwonnenen gepresenteerd als “een hypothese en een aanknopingspunt voor verder onderzoek”. Misschien is dat wat pleonastisch – alle wetenschap is immers een hypothese en een aanknopingspunt voor verder onderzoek – maar Van de Bunt doet wat van professionele wetenschapscommunicatie wordt verwacht: hij brengt de lezer in een gevoel van vertrouwelijkheid met het tastend zoeken dat wetenschap is.
Die laatste formulering, die ontleen ik aan de notulen van een vergadering die ik afgelopen vrijdagmorgen bijwoonde, kort voordat Van de Bunts boek in het Rijksmuseum van Oudheden werd aangeboden. We vergaderden over de Nationale Prijs voor het Beste Boek over Wetenschapscommunicatie, een onderscheiding die hopelijk vanaf 2021 elk jaar zal worden uitgereikt. is zo’n boek. Het is jammer dat die prijs er volgend jaar pas is, want wat mij betreft is Wee de overwonnenen een prima kandidaat.
[Afgelopen vrijdag sprak ik bij de presentatie van Wee de overwonnenen. Dit was ongeveer wat ik vertelde. Een echte recensie is het dus niet, maar ik heb naar eer en geweten geprobeerd het boek in de context van een immer ontwikkelend veld te plaatsen. Ik kan het boek oprecht bij u aanraden.]
”Ik verwacht veel van een diepere kennismaking met de Aramees”
Kun je dat uitleggen?
Meer mobiliteit wil zeggen dat ideeën beweeglijker zijn. De interpretatiecirkel, zeg maar het gebied waaruit we informatie halen om de schaarse antieke informatie te duiden, wordt wijder. Nu valt vooral het Latijn en in mindere mate het Grieks daarbinnen. Weldra zullen ook andere talen daarbinnen vallen, mits de conclusie dat de mens beweeglijker was dan aangenomen, werkelijk doorzet. Uiteraard zullen er nuances zijn en juist daar zal de ontwikkeling van de theorie moeten zijn.
De archeologie zal dit nog in haar kaders kunnen aanpassen. Voor de filologische wetenschappen zullen de kaders veranderen. Wat in de archeologie een stevige bries zal zijn, behoort voor de filologie een storm te zijn. Tenzij men ervoor kiest nog verder naar de negentiende eeuw terug te keren, en ik ben niet optimistisch over de Nederlandse classici, die met Anchoring Innovation naar een oude hermeneutische strategie oppoetsen en niet kijken naar de toekomst.
Welke Aramees sprekende wetenschappers zijn hier mee bezig? Namen? Ook Nederlanders?
Holger Gzella (Leiden) is dé man als het gaat om Aramees. Ik zou willen dat er meer filologen waren bij wie het muntje begon te vallen dat er iets grondig aan het veranderen is.
“Ik denk dat wij degenen zijn met de vaste woon- en verblijfplaatsen. De ouden waren vermoedelijk mobieler. ”
Oh oh, hoe wil je dat meten? Is iemand die om de vijf jaar van vaste woon- en verblijfplaats verandert niet mobiel? Zijn daklozen die jaren en jaren in dezelfde stad rondhangen wel mobiel?
“die toont dat in de vijfde eeuw n.Chr. nog Latijnsprekenden moeten hebben geleefd”
Dat is nog eens leuk! Want ook ik had de ontvolking van de Lage Landen braaf geaccepteerd. Deze keer gok ik op een compromis, een synthese. Serieuze depopulatie is best mogelijk terwijl er nog wat mensen bleven wonen, die ook een taal zullen hebben gesproken.
“Misschien is dat wat pleonastisch – alle wetenschap is immers een hypothese en een aanknopingspunt voor verder onderzoek.”
In theorie wel, maar in de praktijk natuurlijk niet. Van hedendaags onderzoek naar de Wet van Archimedes verwacht niemand spectaculaire nieuwe inzichten.
Als wij ‘mobiel’ zeggen relateren wij dat aan een vaste woonplaats en meestal ook aan een land. ‘Mobiel’ betekent dan ‘je vaste basis verhuizen’, omdat een vaste woonplek in de huidige tijd de normale toestand is. Jacques LeGoff ziet de middeleeuwse Europese samenleving in het eerste mellennium nog als (semi-)nomadisch. Destijds was rondtrekken de normale toestand. Zelfs Frankische koningen met ‘vaste woonplaatsen’ trokken van palts tot palts totdat de voorraden daar opraakten. ‘Mobiel’ heeft in de moderne tijd gewoon een andere waarde dan in lang voorbije tijden.
Een tittel danwel jota: “een diepere kennismaking met de Aramees”? Je bedoelt ‘het Aramees’ of ‘de Aramese wereldtaal’. En niet ‘de koolmees’.
Ik vermoed dat Jona hier op twee gedachten hinkte: ‘de Aramese taal’ en ‘het Aramees’…
De Aramees zoals de Duitser, lijkt mij. Als taalspreker, los van staatkunde.
Mijn grootvader van moederskant kwam uit Saasveld (Soasel). En zelf ik ooit gewoond in de Saterslostraat. Grappig (meer niet).
Misschien kunnen we wat betreft die mobiliteit wat van de Noord-Amerikanen van vandaag de dag leren. Anders dan in Nederland, waar dijken en kustversterkingen aanleggen vanzelfsprekend is en het aanwijzen van gebieden die we laten onderlopen steeds weer tot verontwaardiging leidt, wonen veel inwoners van de USA zonder enige bescherming in kustgebieden die nu onder water verdwijnen of floodplains die steeds weer onderlopen. In een documentaire over dit verschijnsel viel me de vanzelfsprekendheid op waarmee de berooide Amerikanen op zoek gingen naar een plek waar ze weer helemaal opnieuw konden beginnen. In de oudheid zullen overstromingen, conflicten, aardbevingen en andere “acts of God” die mensen ergens anders hun heil doen zoeken veel gebruikelijker zijn geweest.
Het verschil is dat we hier in Nederland niet zo veel ruimte meer over hebben om naartoe te verkassen.
Kadir van Lohuizen heeft een paar maanden geleden een vierdelige documentaire gemaakt over de wijze waarop men wereldwijd reageert en anticipeert op de klimaatverandering. Noch in Miami Beach (een stad voor niet berooiden), noch in New York ging men vanzelfsprekend opzoek naar een plek om helemaal opnieuw te beginnen.
Er zullen ongetwijfeld Amerikanen zijn die dat wel doen. Dat is dan omdat ze niet anders kunnen. Wat wij daarvan zouden moeten leren is mij zo helder als een glas cola.
Beste Jona Lendering,
Ik heb een mooie presentatie bijgewoond dankzij de licht kritische inleiding en bovenal door de bevlogen verteller Alexander van de Bunt. Zo hoort wetenschap! Andere geschiedschrijving bestempel ik altijd met “schetenwap”.
Leuk dat er weer een boek komt, en goed dat het verbeterde inzichten brengt. Jammer dat het weer stopt met de glorietijd van de Romeinen, alsof de rest er minder of niet toe doet. De periode van de derde tot de zesde eeuw zijn misschien lastiger uit oogpunt van een historicus maar net zo interessant als de drie eeuwn ervoor!
Daar ben ik het mee eens! Dat late Romeinse Rijk is net zo interessant! Misschien komt het omdat we uit de late tijd minder eigentijdse schrijvers en dus minder sappige verhalen hebben? Tacitus schreef uitgebreid over Julius Civilis, maar voor Postumus hebben we hooguit een stukkie uit de Historia Augusta.
” is zo’n boek. ” in je laatste alinea klopt niet.
Ik heb niet veel aan de discussie toe te voegen… Behalve dat dankzij dit blog ik eigenlijk weer begonnen ben boeken te kopen en interesse op te brengen voor die zaken die er voor mij zo veel toe deden toen ik een student was, maar die ik gaandeweg uit het oog was verloren, vooral ook omdat ik geen idee meer had van wat er gebeurde. En vandaag viel dit boek op mijn deurmat 🙂
O, hij is ook al als e-book! Klik, klik, au! en download.