
Een kegelvormige heuvel ten oosten van de Dode Zee met daaromheen enkele diepe valleien: de Hasmonese koning Alexander Jannaeus (r.104-78) wist wat een geschikte locatie was toen hij fort Machaerus bouwde om Judea te verdedigen tegen de Nabateeërs uit het huidige Jordanië. (U kunt hun hoofdstad Petra kennen.) De betekenis van “Machaerus” is voor zover ik weet onbekend, maar Griekssprekenden zullen daarin het Griekse woord machaira, “zwaard”, hebben herkend. De zwaardenplaats.
De Nabateeërs bleven waar ze waren en in die zin functioneerde het fort naar behoren, maar het was niet bestand tegen het vernuft van de Romeinse ingenieurs. Toen Pompeius de Grote in 63 v.Chr. Jeruzalem innam, ging het beleg van Machaerus, dat zou hebben gediend als schatkamer, in één moeite door. Dat schrijft althans de Grieks-Romeinse geograaf Strabon. Flavius Josephus voegt toe dat het fort enkele jaren later, in 56 v.Chr., werd verwoest door de Romeinse gouverneur van Syrië, Aulus Gabinius. Een van zijn ondercommandanten was Marcus Antonius.
Koning Herodes de Grote (r.40-5/4 v.Chr.) herbouwde het fort op de heuvel, dat bescherming bood aan zijn villa Kallirhoe, een paar kilometer verderop gelegen aan de oever van de Dode Zee. Josephus beschrijft het nieuwe fort: er was een weg naar de top, de muur was voorzien van torens van een meter of vijftig hoog, er waren cisternes en er was een arsenaal, en tot slot was er een prachtig paleis met mooie vertrekken. Archeologen hebben ook een aquaduct geïdentificeerd.
Machaerus diende ook als gevangenis. Van Josephus weten we dat Johannes de Doper een van de gevangenen was. De plaats waar hij het naderende Laatste Oordeel had aangekondigd en de mensen had opgeroepen hun rituele reinheid te herstellen was niet veel verderop, bij de plaats waar de weg van Jeruzalem naar Philadelphia de rivier de Jordaan kruiste. Zoals bekend gelastte Herodes Antipas, de zoon en opvolger van Herodes de Grote, de executie van de Doper. Het zal zijn gebeurd in Machaerus; ik blogde er al een paar keer over – één, twee en helaas ook drie.

De Romeinse encyclopedist Plinius de Oudere, die het gebied vermoedelijk kende, vermeldt dat Machaerus na Jeruzalem de sterkste vesting was in de regio. Tijdens de Joodse Opstand (66-70) veroverden Joodse rebellen het fort. Pas in 72 zette de gouverneur van Judea, Sextus Lucilius Bassus, het Tiende Legioen Fretensis in om de laatste verzetshaarden te doven. Hij belegerde het fort en veroverde het.

Archeologen hebben de forten van de belegeraars geïdentificeerd, maar ze blijken nooit te zijn voltooid. Dat lijkt te bevestigen wat Josephus schrijft: dat de verdedigers zich overgaven voor de laatste confrontatie.
Is de naam van dit fort ook in het Aramees (of zelfs het Hebreeuws) overgeleverd, of alleen in het Grieks? Het kan natuurlijk zo zijn dat de Grieken de oorspronkelijke naam tot Machairos “gecorrigeerd” hebben.
Bij mijn weten is de naam niet in het Aramees of een andere Semitische taal overgeleverd. Dus “zwaardplaats” kan Griekse volksetymologie zijn.
Nadat Jona me hierover heeft benaderd heb ik nog wat verder onderzoek gedaan. In de Talmoed wordt zo’n plaats genoemd, maar komt qua ligging niet overeen met Machaerus.
Edoch, in de Bijbel wordt gesproken van een bewoner van Mechera (1 Kron. 11:36) en ook al is er een onzekere etymologie en betekenis van Mechera, het is interessant dat diverse deskundigen Mechera willen vertalen met “wapen, zwaard”. http://www.bijbelaantekeningen.nl/files/dict?H04380
Ik blijf echter heel voorzichtig, want zover ik weet is er geen bewijs dat al eerder hier een fort oid. stond. Maar de mogelijke overeenkomstige betekenis is intrigerend.
Is dit niet het fort met een ring van onderling onderaards verbonden cisternen IN de flanken van de heuvel ?
Is mij niet bekend. Masada heeft wel zoiets.
“dat de verdedigers zich overgaven”
Het waren dus niet allemaal fanatiekelingen die doorvochten tot de dood.
Sterker nog, dat zullen de meesten zijn geweest. Onze bronnen focussen zich echter op die fanaten, dat levert het beste verhaal op.
En zelfs van die fanatiekelingen vermoed ik weleens dat het vooral arme drommels waren die geen gelegenheid kregen te capituleren.
Werden ze in dat fort uitgehongerd misschien?