
In de loop van de vierde eeuw v.Chr. had Rome de meeste Italische steden en stammen opgenomen in zijn stelsel van bondgenoten: de Etrusken in het noorden, de bergvolken in de Apennijnen en Abruzzen, de stadstaten rond de Baai van Napels. Expansie naar de Griekse havensteden in het zuiden was alleen maar logisch. Een voorwendsel hoefde niet eens te worden gevonden want in de eindeloze reeks conflicten tussen de Griekse stadstaten was er altijd wel een partij die Romes hulp inriep.
Zo’n ingreep kon echter leiden tot escalatie. Tarente, een machtige stadstaat in de “hak” van Italië, beschouwde een van de Romeinse interventies als inmenging in de eigen invloedssfeer, er waren wederzijdse klachten, diplomaten werden mishandeld, oorlog werd verklaard, legers werden gelicht, rekruten getraind, bondgenoten geworven. Tarente deed wat Griekse stadstaten in Italië in crisistijd altijd hadden gedaan: hulp vragen in het moederland.
Pyrrhos’ moderne leger
De energieke koning van Epirus, Pyrrhos, leek de juiste man. In de voorgaande jaren had hij de volken verenigd in wat nu Albanië is en het noordwesten van Griekenland en daar vervolgens de Ionische Eilanden aan toegevoegd. Hij was koning geweest van Macedonië, maar was die verovering ook weer kwijtgeraakt en keek nu naar het westen om zijn macht te vergroten. In 281 stak hij over naar Italië om de Tarentijnen bij te staan in hun oorlog tegen de Romeinen. Zo’n 20.000 soldaten, 3000 ruiters, 2000 boogschutters, 500 slingeraars en twintig Indische olifanten versterkten een voorhoede van nog eens 3000 man.
In de zomer van 280 stuitte Pyrrhos op het Romeinse leger bij Herakleia, een havenstad in de zuidelijke streek Lucania. Het bestond uit twee legioenen van elk 4200 man, twee even grote eenheden van de Latijnse bondgenoten en 1200 man cavalerie. Consul Publius Valerius Laevinus had dus een wat kleinere strijdmacht, maar dat was niet zijn enige probleem. Veel erger was dat de Romeinen niet waren gewend aan de strijdwijze die in de Griekse wereld was ontstaan.
Herakleia
De Italische volken waren gewend met compacte, zwaarbewapende infanterieformaties op te rukken, voorafgegaan door lichtbewapende speerwerpers die, na de vijandelijke linie met hun projectielen te hebben verstoord, terugkeerden naar hun eigen linies. Daarnaast was er lichte cavalerie, die in de slotfase vluchtende soldaten achtervolgde of verdedigde. Pyrrhos plaatste daar niet alleen diverse soorten infanteristen en lichte cavalerie tegenover, maar ook over olifanten en zware cavalerie. In de slag bij Herakleia liet hij zijn ruiterij de Romeinse linies overvleugelen. De Romeinen verloren 7000 man, maar trokken zich gedisciplineerd terug. Pyrrhos verloor 4000 man en kon de verliezen niet compenseren.
Verschillende inlandse volken en Griekse havensteden kozen nu partij tegen Rome, zodat Pyrrhos kon beginnen aan de opmars naar de vijandelijke hoofdstad. Napels en Capua boden echter weerstand, ook de steden van Latium sloten de poorten, de verslagen consul bleef Pyrrhos achtervolgen en het andere consulaire leger naderde.
De Pyrrhusoverwinning
De koning van Epirus besloot tot een andere aanpak: onderhandelingen. De Senaat zag echter geen reden om concessies te doen. De meest nabije Romeinse bondgenoten waren loyaal en anders dan Pyrrhos van Epirus kon Rome zijn verliezen compenseren. Misschien had de Epiroot wel troepen uit het moederland willen laten overkomen, maar dat werd in deze tijd onder de voet gelopen door Kelten, die zelfs Delfi plunderden. De oorlog ging verder.
Het volgende jaar bood meer van hetzelfde: ook een tweedaags gevecht bij Asculum veranderde de strategische situatie niet. De Romeinen verloren weliswaar 6.000 van hun 40.000 legionairs maar konden die vervangen, terwijl Pyrrhos, die zijn expeditieleger al tot 24.000 man had zien krimpen, er nog eens 3500 verloor. Het was bij deze gelegenheid dat een gewonde Pyrrhos, terugkomend in een verwoest kamp, concludeerde dat hij verloren was na nog één zo’n overwinning.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.