De lijdende dienstknecht

Petrus (Catacomben van Petrus en Marcellinus, Rome)

Zoals er discussie is over het auteurschap van de Brief van Jakobus, zo is er onenigheid over de Eerste brief van Petrus. De argumenten zijn grotendeels dezelfde. Vroege christelijke schrijvers meenden dat Simon Petrus de tekst had geschreven; moderne geleerden vinden het Grieks te goed voor een visser, waarbij de onuitgesproken hypothese is dat Galilese vissers alleen maar Aramees zouden spreken en geen talen zouden kunnen leren; andere moderne geleerden introduceren de hypothese dat de Silvanus die in 5.12 staat vermeld, de vertaler is geweest. Ik zal de kwestie laten rusten.

Plaatsvervangend lijden

Er is zoveel interessanters te vertellen, al zal het citaat u misschien treffen als wat zalverig. De auteur, die we maar Petrus zullen noemen, troost vervolgde christenen en schrijft:

Ook Christus heeft geleden, omwille van u, en heeft u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van hem die geen enkele zonde beging en nooit bedrieglijke taal sprak. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u naar uw herder teruggekeerd, naar Hem die uw ziel behoedt. (1 Petrus 2.22-25; NBV21)

Lees verder “De lijdende dienstknecht”

De sleutels van het Koninkrijk

Twee Romeinse sleutels (Museo civico archeologico, Milaan)

Een van de vermoedelijk bekendste passages uit het Nieuwe Testament is dat Jezus aan Simon, een van de Twaalf, zegt dat hij voortaan Petrus zal heten, de Rots, en dat hij op deze rots zijn kerk zal bouwen. Hier zijn Jezus’ woorden, zoals weergegeven door de evangelist Matteüs, in de laatste versie van de Nieuwe Bijbelvertaling:

Jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn. (Mt 16.18-19)

Een en ander wordt wel uitgelegd als zou Petrus zijn aangewezen als leider van de christenen. Zeker de pausen in Rome hebben deze uitleg niet tegengesproken. Voor hen is het de basis van hun gezag. Ze waren echter bepaald niet de enigen die zich van de metafoor bedienden.

Lees verder “De sleutels van het Koninkrijk”

Gesprekken van alledag

Petrus (Zeno-kapel, Santa Prassede, Rome)

De bronnen uit de oude wereld zijn doorgaans geschreven door rijke mannen van een zekere leeftijd. De rest van de bevolking was grotendeels ongeletterd. En te arm. Voor de meeste mensen was leven vooral overleven. Een van de leuke trekken van het Nieuwe Testament is dat we gewone mensen horen praten. Vissers, huisvrouwen, een enkele prostituee, een tollenaar, timmerlieden. Let wel: dit waren niet de allerarmsten. Mensen als Petrus en zijn broer Andreas waren welvarend genoeg om een tijdje vrijaf te nemen en mee te gaan met een rondtrekkende plattelandsmessias.

Maar toch: we horen voor de verandering eens wat andere stemmen. Soms klinken die indirect, zoals in de Tweede Brief van Petrus. De auteur refereert aan het dagelijks leven van de gelovigen. Gelovigen die er zeker van waren dat de Jongste Dag heel nabij was:

De dag van de Heer zal komen als een dief. De hemelsferen zullen die dag met luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen op, de aarde en alles wat daarop gedaan is verdwijnt. (2 Petrus 3.10; NBV21)

Lees verder “Gesprekken van alledag”

Jezus, Petrus, Domitianus en een vis

Op zondag blog ik meestal over het Nieuwe Testament, maar ik ben deze maand ook bezig met een reeks over keizer Domitianus. Het een sluit het ander niet uit. De twee zijn immers te combineren. Hier is Matteüs 17.24-27 in de Nieuwe Bijbelvertaling.

Toen ze in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting bij Petrus en vroegen: ‘Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?’ Hij antwoordde: ‘Zeker wel!’ Toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: ‘Wat denk je, Simon: van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?’ Op zijn antwoord: ‘Van anderen,’ zei Jezus tegen hem: ‘Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld. Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp een vishaak uit en pak de vis die je het eerst bovenhaalt. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Betaal hen daarmee voor ons allebei.’

Lees verder “Jezus, Petrus, Domitianus en een vis”

De roeping van de eerste leerlingen (2)

Het Meer van Gennesaret

Als we kijken naar de tekst die ik zojuist plaatste, valt meteen op dat Lukas het verhaal van Jezus’ roeping van de eerste leerlingen, oorspronkelijk verteld door Marcus, veel sterker aanpast dan Matteüs. Lukas’ versie bevat niet alleen een wonderbaarlijke visvangst extra, maar hij verschuift ook informatie (het slotzinnetje duikt op in een ander hoofdstuk) en past de geografische informatie aan. Ik heb geen idee waarom hij Marcus’ naam “Meer van Galilea” verandert in “Meer van Gennesaret”. Meestal doet Lukas moeite om de topografie duidelijk te zijn voor zijn publiek, dat het land van Israël niet kende, maar dit keer verandert hij de naam van een vrij bekende landstreek in die van een obscuur vissersdorp. Wie een verklaring weet, mag het zeggen.

Vispartij

Dan is er de vispartij. Hier maakt Lukas een buiging naar een van oorsprong niet joods publiek. De heidense wereld kende het concept van de theios anêr, de goddelijke man. Dat is een sterveling met eigenschappen die hem boven de rest van de mensheid uittillen; tot de voorbeelden behoren de Siciliaanse slavenopstandeling Eunus, een Babylonische profeet die beweerde de uitverkorene van Nanaia te zijn, de charismatische wonderdoener Apollonios van Tyana, een filosoof die zich Peregrinus Proteus noemde en een zekere Alexander, die de slangengod Glykon introduceerde. Maar ook vorsten behoorden tot deze categorie. Dit soort mannen – volgens mij altijd mannen – hadden een lijntje met het hogere en verrichtten wonderen waarmee ze heel concreet heil bewerkstelligden. Apollonios kon een schat opsporen, keizer Vespasianus verrichtte genezingen, Jezus zorgde voor wonderbaarlijke visvangsten. Dit was een concept dat heidenen herkenden en waaraan Lukas appelleerde.

Lees verder “De roeping van de eerste leerlingen (2)”

De roeping van de eerste leerlingen (1)

De “Jezusboot” in Ginosar

Kijk, het zit zo. Je wil je medemens in nood natuurlijk helpen, en dat geldt ook voor mensen in grote geestelijke nood, maar er zijn grenzen. Pelgrims die betalen om, net zoals de eerste leerlingen van Jezus van Nazaret, netten te mogen uitwerpen in het Meer van Galilea, hebben hun recht op humanitaire hulpverlening verspeeld. Vandaar dat je in Ginosar, het antieke Gennesaret, een scheepswrak kunt bekijken dat al sinds jaar en dag wordt gehypet als de boot van Jezus. Het is niet uit te sluiten dat Jezus het bootje heeft gezien, maar er is een koolstofdatering uit 40 v.Chr. ± 80, zodat er fors meer kans is dat het scheepje al is vergaan voordat Jezus zich vestigde in Kafarnaüm. Kortom: over de rug van mensen die ook echt niet beter verdienen maakt de archeologie, de scheepvaartarcheologie in dit geval, zichzelf weer eens ondergeschikt aan andere doeleinden dan het delen van inzicht.

Omdat dat niets nieuws is, gaan we snel naar het Bijbelverhaal in kwestie, dat gaat over de roeping van de eerste leerlingen. Middenin het origineel, links en rechts leest u hoe Matteüs en Lukas het hebben aangepast. De Nederlandse versie is de Nieuwe Bijbelvertaling.

Lees verder “De roeping van de eerste leerlingen (1)”

Het doorgeven van de Wet

Sarcofaag uit het mausoleum van de Anicii (Louvre, Parijs)

De bovenstaande sarcofaag is te zien in het Louvre in Parijs maar is gevonden in Rome. Meer precies: ze is gevonden in het zogeheten Mausoleum van de Anicii, een beroemde Romeinse familie uit de Late Oudheid. Ze waren zó vooraanstaand dat ze hun grafmonument konden bouwen vlakbij het graf dat in de vierde eeuw werd aangewezen als dat van Petrus. Of dat graf werkelijk van Petrus is, is nu niet de vraag. Het gaat me erom dat het mausoleum onder de apsis is van de in 326 door Constantijn gebouwde basiliek. Deze sarcofaag is dus óf ouder dan 326 óf daar neergezet toen dat nog mogelijk was. We hebben te maken met een heel oud christelijk graf.

Aan de zijkanten staat aan de ene kant de tenhemelopneming van Elia. Een vrij normaal type afbeelding voor een graf. Er is echter meer aan de hand. Links van Elia staat Elisa, die de mantel van zijn voorganger overneemt; aan de rechterzijde staat naast Elia Mozes, die de Wet aanneemt uit Gods helemaal rechts afgebeelde hand. We hebben hier een afbeelding van het “doorgeven” van de (uitleg van de) Wet: van rechts naar links van God aan Mozes aan de profeten aan hun leerlingen.

Lees verder “Het doorgeven van de Wet”

Pollice verso

Pollice verso, Jean-Léon Gérôme (1872)

Iedereen die een beetje bekend is met de Oudheid, kent het schilderij Pollice Verso van Jean-Léon Gérôme. Het was de inspiratie van regisseur Ridley Scott voor de film Gladiator en vormt, naar alle waarschijnlijkheid, de oorsprong van het via Hollywood wijd verspreide misverstand dat “duim omhoog” genade betekent en “neergedraaide duim”, pollice verso, de dood.

Dat dit een misverstand is, is inmiddels algemeen bekend. Gérôme stond echter bekend om het feit dat hij de nodige research deed voor hij met schilderen begon. Voor dit schilderij heeft hij uitvoerig de helmen en pantsers bestudeerd die in Pompeii waren gevonden. Ondanks zijn aandacht voor detail, weten we echter ook een heleboel niet. Wat bedoelde hij met de naar neergedraaide duimen van de, naar het zich laat aanzien, rechtsboven zittende Vestaalse Maagden? Willen ze de man dood hebben of roepen ze juist fanatiek dat hij moet blijven leven? Het laatste zou de maagden sieren maar de indruk die ze wekken is bepaald agressief. Duidelijk is het niet.

Lees verder “Pollice verso”

Academische miscommunicatie

Als de tempelautoriteiten van Jeruzalem iemand executeerden, gebeurde dat door middel van steniging. Als de Romeinen iemand ter dood brachten, hadden ze een heel scala aan executiemethoden. Bij perduellio, hoogverrraad, was dat kruisiging. Toen de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus de zelfbenoemde koning der Joden Jezus van Nazaret liet doden, werd deze dus genageld aan het kruis, waar hem een urenlange marteldood wachtte.

Er valt een hoop over het lijdensverhaal te vertellen dat in detail niet juist is maar dat de executie door middel van kruisiging werd voltrokken, zal geen weldenkend mens ontkennen. Jezus is gedood door de Romeinen en niemand beweert iets anders. Als er al een wetenschapper is geweest die de afgelopen anderhalve eeuw heeft beweerd dat Jezus door de Joden is terechtgesteld (een middeleeuwse misvatting) dan is diens naam in elk geval mij onbekend. Het weerhoudt de Israëlische oudheidkundige Israel Knohl er niet van om te beweren dat “the Jews aren’t to blame for Jesus’ death”.

Lees verder “Academische miscommunicatie”

De Petrus van Fik Meijer (3)

Byzantijns mozaïek met Petrus (Chora-kerk, Istanbul)

[Ik wijd vandaag een stuk aan het boek Petrus. Leerling, leraar, mythe van Fik Meijer. Ik wil tonen dat er voor geschiedschrijving en wetenschapscommunicatie kwaliteitsnormen zijn. Meijer haalt die niet, zal bij menig lezer scepsis oproepen en draagt zo bij aan het afkalvende draagvlak voor de oudheidkundige wetenschappen. Het eerste deel is hier.]

Einfühlen en de sociale wetenschappen

Ik verraad geen geloofsgeheim als ik zeg dat Petrus en Paulus elkaar niet lagen. Meijer noemt het slot van Paulus’ Brief aan de Romeinen, waarin de auteur iedereen de groeten doet maar niet Petrus, van wie de katholieke kerk aanneemt dat hij in Rome is geweest. Meijer:

De mogelijkheid dat [Petrus] zich wel in Rome bevond, maar actief was onder gelovigen die zich … hadden verenigd in een soort Petrus-partij, die op een andere golflengte zat dan de Paulus-groep, is nagenoeg uit te sluiten. Paulus zou zich wel erg hebben laten kennen als hij om die reden Petrus niet had genoemd. Meer voor de hand ligt dat Petrus op dat moment, in 56-57, niet in Rome was. (blz.107-108)

Dit is een schoolvoorbeeld van de stap in de hermeneutische cyclus die bekendstaat als einfühlen: de historicus wil iets verklaren, onderzoekt de situatie, leeft zich in de actoren in en beredeneert waarom een persoon als deze onder omstandigheden als deze zal handelen op deze manier. Een man als Paulus zou, zelfs als hij meningsverschillen had met Petrus, hem de groeten hebben gedaan. Het subjectieve karakter moge duidelijk zijn: een onderzoeker die houdt van harmonie, zal een ander type actor reconstrueren dan een onderzoeker die bereid is de hakken in het zand te zetten. Zeker als het gaat om de oude wereld, waarover we weinig informatie hebben, is einfühlen geen heel betrouwbare methode.

Lees verder “De Petrus van Fik Meijer (3)”