Jugurtha

Numidische ruiter (Musée national des antiquités, Algiers)

Op donderdag blog ik meestal over Een kennismaking met de oude wereld, het handboek van De Blois en Van der Spek waaruit ik ooit oude geschiedenis leerde. Soms vermeld ik dingen die ik niet had meegekregen, soms ben ik het oneens met de auteurs en vaak vul ik aan met iets dat ik leuk vind. Ik constateerde al eerder dat Numidië in Een kennismaking met de oude wereld ten onrechte weinig aandacht krijgt. Dat is jammer, want het was een agrarisch rijk, verstedelijkt gebied. Wie bijvoorbeeld onvermeld blijft, is koning Jugurtha. Vandaag dus een aanvulling.

Voorgeschiedenis

Numidië, zeg maar het huidige Algerije, was onder koning Massinissa uitgegroeid tot de machtigste staat in de Maghreb. Bij zijn dood liet hij het koninkrijk aan drie zonen, die een pro-Romeins beleid voerden. Maharbal lijkt al snel te zijn overleden; diens kinderen groeiden op aan het hof van Micipsa (eigenlijk Mikiwsan). Een van hen was de rond 160 v.Chr. geboren Jugurtha, die van zijn oom een militaire training kreeg en vervolgens diende in het leger waarmee de Romeinse generaal Scipio Aemilianus de Iberische stad Numantia belegerde.

Lees verder “Jugurtha”

146 v.Chr. (1)

Toen de Romeinen Karthago opnieuw stichtten, bedolven ze deze ruïnes van de in 146 v.Chr. verwoeste stad onder zand, om daarboven een tempelterras aan te leggen. Zo bleef Punisch Karthago dus bewaard.

In mijn vorige stukje over Een kennismaking met de oude wereld, het inmiddels zesmaal herdrukte eerstejaarshandboek van De Blois en Van der Spek, pikte ik op dat de Romeinen in het westen meteen provincies schiepen en in Griekenland en Afrika kozen voor een meer indirecte aanpak. Het keerpunt was het jaar 146 v.Chr., toen twee oorlogen tegelijk eindigden met de rücksichtslose annexatie van nieuwe provincies en de verwoesting van de steden. Ik schrijf vandaag 1200 woorden over drie alinea’s in het handboek. Alles even wat gedetailleerder, niet méér.

Het einde van Karthago

Tot dan toe had Rome in Afrika Massinissa gebruikt om Karthago in toom te houden, maar vanaf de Numidisch-Karthaagse Oorlog (151-150 v.Chr.) was de Numidische koning te machtig. Het leek een kwestie van tijd voordat hij Karthago zou toevoegen aan zijn rijk, dat zich al uitstrekte tot Lepcis Magna in Tripolitana. Omdat het versterken van het gehate Karthago tegen Massinissa geen optie was, besloten de Romeinen een provincie te stichten in het huidige Tunesië. De hoofdstad zou Utica zijn.

Lees verder “146 v.Chr. (1)”

Polybios (3): Het menselijk bestaan

De zogenaamde Cato uit Otricoli (Torlonia-collectie, Rome)

[Derde deel in een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]

In 151 v.Chr. losten de Karthagers de laatste termijn af van de herstelbetaling die zij na de Tweede Punische Oorlog (218-201) aan Rome verschuldigd waren. Vrijwel onmiddellijk verklaarde Rome opnieuw de oorlog. Dat had weinig te maken met angst voor Karthaags herstel, al is er een populair misverstand dat Cato de Oudere zijn medesenatoren ten oorlog had geceterocenseood. De feitelijke reden was dat de macht van koning Massinissa van Numidië te groot werd. Rome kon zich niet permitteren dat hij ook Karthago in handen kreeg.

Dus staken de legionairs in 149 v.Chr. de Middellandse Zee over en sloegen het beleg op voor Karthago. De Derde Punische Oorlog was begonnen. Het bleek een moeilijke operatie die eindeloos aansleepte, tot Scipio Aemilianus, die tijdens een van de Keltiberische oorlogen een reputatie had opgebouwd als eerlijk en bekwaam bevelhebber, het commando kreeg. Polybios bevond zich in het gezelschap van zijn vriend en was getuige van de bestorming van de stad. De plundering zou een halve maand duren. Dit deel van Polybios’ Wereldgeschiedenis is verloren maar een fragment is nog te vinden bij Appianus van Alexandrië.

Lees verder “Polybios (3): Het menselijk bestaan”

De slag bij Zama

Het overwinningsmonument bij Kbor Klib

Op het gymnasium kregen we, behalve Latijn en Grieks, ook geschiedenisles over het oude Nabije Oosten, Griekenland en Rome. Het zal bij die lessen zijn geweest dat ik de naam “Zama” voor het eerst hoorde, waar de beslissende slag uit de Tweede Punische Oorlog had plaatsgevonden.

In oktober 202 v.Chr. hadden de Romeinse generaal Scipio en de Numidische koning Massinissa hier de Karthaagse generaal Hannibal verslagen. Het gevecht fascineerde me: de laatste, doembeladen slag van een grote oorlog. Zie ook de slag op de Catalaunische Velden, de slag bij Camlann, de ondergang van de Nibelungen of desnoods de slag bij Minas Tirith.

Titus Livius is op zijn best. Hij is niet de betrouwbaarste antieke geschiedschrijver, maar betrouwbaarheid was zijn doel ook niet. Hij was een moralist en wilde de Romeinen voorbeelden geven. Daarbij was een mooi, boeiend verhaal altijd prettig en daarom voegde hij mooie, boeiende toespraken in. Voor de slag bij Zama laat hij Hannibal zijn tegenstander ontmoeten. Hannibal is oud, oorlogsmoe. Scipio hoort het aan en stelt eisen. Hij ruikt bloed. Mooi en boeiend.

Lees verder “De slag bij Zama”

De Numidisch-Karthaagse Oorlog

Massinissa (Musée de Cirta, Constantine)

In de Tweede Punische Oorlog (218-201 v.Chr.) hadden de Romeinen de Karthagers verslagen en het vredesverdrag verbood de verslagenen om zonder toestemming van de Romeinse Senaat ten oorlog te gaan. Dat vormde voor de Romeinse bondgenoot Massinissa van Numidië natuurlijk een uitnodiging om de Karthaagse bezittingen aan te vallen. Ook moesten de Karthagers nog vijftig jaar een schadevergoeding betalen aan de Romeinen. Pas tegen het midden van de tweede eeuw zou Karthago vrij zijn van deze verplichting en tenminste één Romeinse senator, Cato de Oudere, leefde in de veronderstelling dat de voormalige vijand spoedig daarna weer een supermacht zou zijn.

Aanleiding

In 151 v.Chr. verdreven de Karthagers, op voorstel van een zekere Hamilkar de Samniet, veertig pro-Numidische politici. Ze vluchtten naar Kirta, de residentie van Massinissa, het huidige Constantine in Algerije. De Numidische koning stuurde nu zijn zonen Gulussa en Mikipsa naar Karthago, om de stad te vragen de ballingen terug te ontvangen. Het gezantschap had geen succes: nadat de twee prinsen de hoofdstad hadden bereikt, werden ze weggestuurd. Erger nog, Hamilkar en zijn aanhangers vielen Gulussa’s konvooi aan en doodden enkele begeleiders. De Numidiërs konden dit niet over hun kant laten gaan. Een Numidisch-Karthaagse Oorlog was onvermijdelijk.

Lees verder “De Numidisch-Karthaagse Oorlog”

Sofonisba

De stad waar ik u gisteren had achtergelaten was Constantine, het antieke Cirta. Het was de scène van een reeks gebeurtenissen uit de Tweede Punische Oorlog die even beroemd als complex zijn. Om te beginnen: ten westen van Karthago lagen twee Numidische koninkrijken, enerzijds het westelijke, dat van de Masaeisylische Numidiërs, geregeerd door Syfax, anderzijds het oostelijke, dat van de Massylische Numidiërs, geregeerd door Gaïa. Het laatste was met Karthago verbonden. Gaïa’s zoon Massinissa streed bijvoorbeeld in Spanje in het leger van een broer van Hannibal.

Massinissa zou trouwen met een zekere Sofonisba (Sapanba’al in het Karthaags), de dochter van de Karthaagse edelman Hasdrubal. Onze bronnen presenteren haar, zoals u vermoedelijk al verwacht, als jong, beschaafd, muzikaal en verleidelijk mooi. Prins Massinissa had zijn verloofde echter nog nooit gezien en voelde zich dan ook niet gehouden aan het bondgenootschap tussen zijn vader en Hasdrubal. De oorlog in Spanje, die desastreus verliep voor de Karthagers, gaf Massinissa een voorgevoel van wat komen ging en hij overwoog zich te verbinden met de Romeinen.

Lees verder “Sofonisba”

Massinissa

Massinissa (Musée de Cirta, Constantine)

Ik zal niet zeggen dat afgelopen donderdag een dag van teleurstellingen was, want we hebben een prima dag gehad. Maar na een dag in Annaba en een dag in Madauros en Khemissa kon het alleen wat minder zijn. Hierboven het graf dat bekendstaat als Soumaa d’El Khroub. De laatste twee woorden zijn de naam van een stadje ten zuiden van Constantine en het eerste is een woord dat zowel graanspijker als kluizenaarscel kan betekenen. Daar lijkt het gebouw wel een beetje op maar ik wil nog eens uitzoeken of deze woordkeuze niet kan zijn ingegeven doordat zo’n mausoleum heel wel in de Oudheid aangeduid kan zijn geweest als een sema, “graf”. Hoe dat ook zij, dit is een van de koninklijke mausolea in Algerije die op de lijst van Werelderfgoed staan. Het is dus ook uw erfgoed.

Wie ligt er begraven? De Algerijnen weten het zeker: hier ligt Massinissa, de Numidische vorst die een bondgenoot was van Rome en die na de Tweede Punische Oorlog, waarin de Romeinen de Karthagers versloegen, eindeloos doorging met aanvallen op het grondgebied van de verslagen stad. Hij annexeerde zelfs Sabratha, Oea (het huidige Tripoli) en Lepcis Magna. in het huidige Libië. Uiteindelijk sloeg Karthago terug, voerde daarmee oorlog zonder toestemming van de Romeinse Senaat. Dat was de aanleiding van de Derde Punische Oorlog. Massinissa overleed in 148 v.Chr. en Tunesiërs weten zeker dat hij begraven ligt bij hun stad Dougga.

Lees verder “Massinissa”

De val van Karthago (2)

Karthaags borstpantser uit Ksour es-Saf (Musée national du Bardo, Tunis)

[Omdat ik een paar dagen naar Libanon ben – ik heb een heel zwaar leven – plaats ik vandaag, na eerdere reeksen over de Eerste en de Tweede Punische Oorlog, vier stukken over de ondergang van Karthago. Het eerste deel was hier.]

De eerste stap van de Karthagers was de vrijlating van alle slaven en het terugroepen van Hasdrubal, die zich loyaal opstelde tegenover de regering die zich zo kort geleden nog van hem had gedistantieerd. Hij beloofde de Romeinen op het platteland te zullen aanvallen. Tegelijkertijd werd de bevolking verdeeld in ploegen die bij toerbeurt werkten in haastig ingerichte smidsen om wapens te maken.

De consuls, die mogelijk hoopten dat hun tegenstanders na enkele dagen zouden inzien dat verzet zinloos was, brachten hun troepen pas na enige tijd naar de landengte ten westen van Karthago, waar tegenwoordig de luchthaven van Tunis ligt. De legionairs verwachtten dat de stad niet zou worden verdedigd, en waren verbijsterd toen hun eerste aanval werd afgeslagen. Toen dit nogmaals gebeurde en Hasdrubal arriveerde, besloten ze hun kampen te versterken, wat nog niet zo eenvoudig was in het houtarme gebied, temeer daar de Karthaagse generaal de houthakkers, waterdragers en andere soldaten buiten het kamp voortdurend aanviel. Voor de bouw van katapulten en blijden lijkt nooit genoeg hout te zijn gevonden. Appianus vermeldt de toestellen althans niet.

Lees verder “De val van Karthago (2)”

De val van Karthago (1)

De carrière van een Romeinse soldaat (tweede eeuw v.Chr.): registratie, afscheid en naar het front. De muzikaal omlijste promotie tot officier volgt later in dit reliëf. (Louvre, Parijs)

Bij de onderwerping van alle volken, stammen en koningen worden de Romeinen gedreven door één, eeuwenoud motief: een diepgeworteld verlangen naar macht en rijkdom. Daarom ontketenden ze eerst een oorlog tegen koning Filippos V van Macedonië […], en toen Antiochos III hem hulp kwam bieden, lieten ze hem, heel gehaaid, eerst Azië om hem, toen ze Filippos’ macht hadden gebroken, te beroven van al het land aan deze zijde van het Taurusgebergte en tienduizend talenten.

Aldus de Romeinse historicus Sallustius, die voorgeeft hier een brief van een buitenlandse vorst te citeren. Ook al is het een Romeinse historicus die deze woorden in de mond van een buitenlandse koning legde, ze geven aardig weer hoe onderworpen volken aankeken tegen de Romeinen: onbetrouwbare veroveraars, gedreven door een nietsontziende geldzucht. Ook een meer positieve bron als de Joodse auteur van 1 Makkabeeën ziet inhaligheid als typisch Romeins:

Lees verder “De val van Karthago (1)”

De Tweede Punische Oorlog (14): Zama

Scipio Africanus: de man die de Tweede Punische Oorlog besliste in Romes voordeel (Capitolijnse Musea, Rome)

[Dit is het laatste deel van een reeks over de Tweede Punische Oorlog (218-201 v.Chr.). Het eerste is hier. In het dertiende deel overlegden Hannibal en Scipio vergeefs over het einde van de strijd. Het zou nog één keer komen tot een veldslag.]

Om de vijand schrik aan te jagen plaatste Hannibal de olifanten voorop. Het waren er tachtig, het grootste aantal dat hij ooit in een slag had ingezet. Daarachter stonden de Ligurische en Gallische hulptroepen, vermengd met Balearen en Moren. In de tweede linie stelde hij de Karthagers en Libiërs op en een legioen Macedoniërs; en ten slotte, na een kleine tussenruimte, de reserve, bestaande uit Italische soldaten […]. Hij plaatste de ruiterij aan weerszijden op de vleugels; de rechtervleugel werd bezet door de Karthagers, de linker door de Numidiërs.

Deze woorden van Livius lijken sterk op de beschrijving van hetzelfde leger door Polybios. Er is echter één verschil. Bij de Griekse historicus is geen sprake van een “legioen Macedoniërs”. Dat lijkt een verzinsel van Livius, die de lezer er bij de beslissende slag blijkbaar aan wilde herinneren dat de Romeinen het in deze oorlog niet alleen tegen de Karthagers hadden opgenomen.

Lees verder “De Tweede Punische Oorlog (14): Zama”