Faits divers (4)

In de reeks faits divers deze keer: de Romeinse Rijn en andere Romeinse zaken.

De Rijn

Eerst maar even een constatering n.a.v. het blogje over de Gallische plaatsnamen. Iemand mailde me dat het eigenlijk wat vreemd is dat de Romeinen de Latijnse naam van de Rijn, Rhenus, spelden met /rh/. Suggereerde dat niet dat het een Grieks leenwoord was?

Het blijkt nog veel leuker. Vermoedelijk is er een Keltische naam Renos geweest, die zoiets als route betekende. (Eenmaal gegermaniseerd werd dat in het Oudhoogduits Rin.) De Grieken herkenden in dat Keltische Renos hun werkwoord ῾ρέω, ofwel rheo, “stromen”, en schreven het daarom als ῾Ρῆνος. Dat namen de Romeinen weer over, en die schreven dus Rhenus. Inderdaad een Grieks leenwoord. En deze vorm beïnvloedde later, toen het moderne Duits ontstond, de vorm Rhein.

Lees verder “Faits divers (4)”

146 v.Chr. (1)

Toen de Romeinen Karthago opnieuw stichtten, bedolven ze deze ruïnes van de in 146 v.Chr. verwoeste stad onder zand, om daarboven een tempelterras aan te leggen. Zo bleef Punisch Karthago dus bewaard.

In mijn vorige stukje over Een kennismaking met de oude wereld, het inmiddels zesmaal herdrukte eerstejaarshandboek van De Blois en Van der Spek, pikte ik op dat de Romeinen in het westen meteen provincies schiepen en in Griekenland en Afrika kozen voor een meer indirecte aanpak. Het keerpunt was het jaar 146 v.Chr., toen twee oorlogen tegelijk eindigden met de rücksichtslose annexatie van nieuwe provincies en de verwoesting van de steden. Ik schrijf vandaag 1200 woorden over drie alinea’s in het handboek. Alles even wat gedetailleerder, niet méér.

Het einde van Karthago

Tot dan toe had Rome in Afrika Massinissa gebruikt om Karthago in toom te houden, maar vanaf de Numidisch-Karthaagse Oorlog (151-150 v.Chr.) was de Numidische koning te machtig. Het leek een kwestie van tijd voordat hij Karthago zou toevoegen aan zijn rijk, dat zich al uitstrekte tot Lepcis Magna in Tripolitana. Omdat het versterken van het gehate Karthago tegen Massinissa geen optie was, besloten de Romeinen een provincie te stichten in het huidige Tunesië. De hoofdstad zou Utica zijn.

Lees verder “146 v.Chr. (1)”

De Romeinse machtsuitbreiding

Titus Quinctius Flamininus (Museum van Delfi)

De Romeinen, zo schrijven Luuk de Blois en Bert van der Spek in Een kennismaking met de oude wereld, hadden in de eerste helft van de tweede eeuw v.Chr. twee vormen van machtsuitbreiding.

  • Een westelijke: in Gallië en Iberië vormde Rome meteen provincies die het met kleine legers beschermde tegen onrustige stammen.
  • Een oostelijke: tegen de hellenistische staten en stadstaten koos Rome voor een politiek van verdeel-en-heers.

Dat laatste kwam deels door Romeins respect voor de Griekse cultuur en die houding was, zo constateren De Blois en Van der Spek, te “vergelijken met de houding van de Assyriërs tegenover Babylon”. Een mooi en cruciaal terzijde! Het illustreert dat er minder is dat het oude Nabije Oosten van de klassieke Grieks-Romeinse wereld scheidt dan dat ze verbindt.

Lees verder “De Romeinse machtsuitbreiding”

De Donau

De bovenloop van de Donau bij Kelheim

Ik heb al geblogd over de Aoos, Elbe, Eufraat, Rijn en Tigris, dus laten we het nu eens hebben over de Donau. De Romeinen noemden de hele stroom Danubius, de Grieken gebruikten die naam alleen voor het westelijke deel. De benedenloop kenden ze als Ister. De mooie blauwe rivier ontspringt in het Zwarte Woud en mondt uit in de Zwarte Zee. Met een lengte van ongeveer 2860 kilometer is de rivier ongeveer even lang las de Eufraat. In Europa is alleen de Wolga langer. De antieke auteurs meenden dat, afgezien van de halflegendarische rivieren van India, alleen de Nijl groter was dan de Donau.

Onder de vele zijrivieren van de Donau – Plinius de Oudere kende er niet minder dan zestig – zijn de Iller, de Lech, de Altmühl, de Naab, de Regen, de Isar, de Ilz, de Inn, de Traun, de Enns, de Morava, de Leitha, de Rába, de Váh, de Drava, de Tisza, de Sava, de Olt, de Siret en de Prut. Dat is nogal wat, maar de rivier is dus lang en stroomt door Duitsland, Oostenrijk, Slowakije, Hongarije, Kroatië, Servië, Roemenië, Bulgarije en schampt zelfs even aan Moldavië en Oekraïne.

Lees verder “De Donau”

De slag bij Telamon (3)

Een mogelijke reconstructie van Telamon

In het eerste blogje vertelde ik dat de Romeinen en hun Italische bondgenoten zich opmaakten voor een enorme Keltische invasie van Gallische Gaisatiërs, Tauriniërs, Insubres en Boiërs. Ze hadden succes tegen het garnizoen dat Etrurië moest verdedigen, schreef ik in het tweede blogje, maar toen het leger van consul Lucius Aemilius Papus naderde, besloten ze via de Tyrreense kust terug te keren. Daar ontdekten ze dat hun terugweg bij het Etruskische havenstadje Telamon was afgesneden door een tweede consulair leger, dat van Gaius Atilius Regulus.

Opstelling

Aemilius Papus, de aanvoerder van het leger dat de Kelten vanuit het zuiden achtervolgde, was op de hoogte van de landing van de legioenen van zijn collega Atilius Regulus, maar wist niet dat diens leger in het noorden de hoogte bij Telamon had bezet. Pas toen hij Telamon naderde en zag dat er om de heuvel werd gevochten, begreep hij dat zijn twee legioenen en bondgenoten het niet als enigen hoefden op te nemen tegen de tienduizenden Gaisatiërs, Tauriniërs, Insubres en Boiërs.

Lees verder “De slag bij Telamon (3)”

De slag bij Telamon (2)

Keltische helm uit Chiusi, mogelijk gerelateerd aan de slag bij Telamon (Kunsthistorisch Museum, Boedapest)

In het vorige blogje vertelde ik dat de Romeinen, hadden gehoord dat een enorm leger, de Gaisatiërs (“speerwerpers”), vanuit Gallië naar de Povlakte kwam. Samen met drie Keltische volken die daar al woonden, de Tauriniërs (omgeving Turijn), de Insubres (omgeving Milaan) en de Boiërs (omgeving Bologna), wilden ze optrekken naar het zuiden. “Heel Italië schaarde zich eensgezind aan de zijde van de Romeinen,” zoals de Romeinse geschiedschrijver Quintus Fabius Pictor het verwoordde. We zagen dat zijn jongere Griekse collega Polybios hetzelfde schreef.

Hij kent ook allerlei details, zoals dat de legioenen dit keer bestonden uit 5200 man zware infanterie en 300 ruiters, wat betekent dat ze boventallig waren. Elke consul commandeerde twee legioenen en 15.000 bondgenoten en 2000 ruiters. Consul Lucius Aemilius Papus was in Rimini aan de Adriatische Zee, zijn collega Gaius Atilius Regulus was met schepen op de Tyrreense Zee.

Met het oog op de noodtoestand kwamen de Sabijnen en Etrusken Rome te hulp: 4000 ruiters en meer dan 50.000 infanteristen. Al deze strijdkrachten brachten ze bijeen en legerden ze als verdedigingsmacht in Etrurië onder aanvoering van een praetor. Van de Umbriërs en Sarsinatiërs uit de Apennijnen werden 20.000 man bijeengebracht en samen met dezen 20.000 Veneten en Cenomanen. (Wereldgeschiedenis 2.24; vert. W. Kassies)

Lees verder “De slag bij Telamon (2)”

De slag bij Telamon (1)

De leiders van de Kelten die naar Telamon kwamen, waren bewapend met harnassen als dit, dat is gevonden op de Povlakte (Museum für Kunst und Gewerbe, Hamburg)

Hoe zit dat nou met die slag bij Telamon, waarover ik u vorige week een stukje beloofde? Op zich is het een simpel verhaal. In het voorjaar van 225 v.Chr. staken tienduizenden Kelten de Alpen over – Hannibal was niet de eerste of enige – en vielen Italië binnen. Ze overwonnen hun eerste tegenstanders, de verschrikte Romeinen riepen al hun bondgenoten op en versloegen de indringers bij Telamon, niet ver van Pisa.

Eenwording

Een simpel verhaal, dat van Telamon, maar niet het hele verhaal. Italië was op weg om een eenheid te worden en de Romeinen beschouwden het Apennijns Schiereiland al ruim een halve eeuw als achtertuin. Toen koning Pyrrhos in het najaar van 280 v.Chr. met de Romeinen wilde onderhandelen, gaven de senatoren als antwoord dat overleg pas mogelijk was als hij uit Italië was vertrokken. Sindsdien waren de laatste onafhankelijke stadstaten onderworpen en waren alle Italische stammen en steden verbonden door wegen en bondgenootschappen.

Lees verder “De slag bij Telamon (1)”

Polybios (5): De verloren tekst

Toen Polybios de Alpen overstak, keek hij naar sporen van Hannibals oversteek.

[Slot van een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]

Na het einde van zijn internering reisde Polybios veel. Hij bezocht de Karthaagse steden in de Maghreb en Marokko en waagde zich zelfs op de Oceaan. Hij bezocht Alexandrië en Sardes. In 133 v.Chr. was hij aanwezig bij het beleg van Numantia in Iberië. Bij een andere gelegenheid trok hij over de Alpen, waarbij hij keek of hij kon zien hoe Hannibal deze bergen was overgestoken. Dat wil overigens niet zeggen dat zijn verslag van die Alpentocht een eigen, op autopsie gebaseerde schepping is. Hij vat een oudere bron samen die ook door zijn Romeinse collega-geschiedschrijver Titus Livius wordt samengevat.

Polybios’ Alpentocht is echter opmerkelijk. Een van zijn grootste verdiensten is dat hij de landen die hij beschrijft ook werkelijk heeft gezien. (Dat spreekt nog altijd niet vanzelf.) Hij wist bovendien, net als bijvoorbeeld Xenofon, wat het was om een legeronderdeel te commanderen. Zijn uitleg over de superioriteit van een legioen ten opzichte van de falanx, die ik hier citeerde, is voorbeeldig. Ook streefde hij ernaar de mensen te interviewen die bij de gebeurtenissen betrokken waren geweest. Hij memoires en andere publicaties en consulteerde archieven. Net als zijn tijdgenoot, de auteur van 2 Makkabeeën, citeert Polybios uit verdragen, waarbij hij onhandige stijlbreuken accepteert. Stijl was minder belangrijk dan waarheid.

Lees verder “Polybios (5): De verloren tekst”

Polybios (4): Romes succes

Polybios benadrukt de rol van Tyche (Vaticaanse Musea, Rome)

[Vierde deel in een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]

Het was gemakkelijk te begrijpen waarom naties floreerden: de belangrijkste (maar niet de enige) verklarende factor was hun staatsbestel. Althans, zo zag Polybios het. Hij legt het uit in zijn fascinerende zesde boek, dat het verhaal over de Tweede Punische Oorlog onderbreekt. Na de Romeinse nederlagen bij het Trasimeense Meer en Cannae en na het verdrag tussen Hannibal en Macedonië, had Rome’s fortuin zijn dieptepunt bereikt, maar de republiek zou zich hernemen en de oorlog uiteindelijk winnen. In het zesde boek legt Polybios uit waardoor de Romeinen zich konden herstellen van een reeks rampen die het bestaan van elke andere natie zou hebben beëindigd. Vandaar dat Polybios een beroemde beschrijving van het Romeinse leger biedt en een al even beroemde beschrijving van het functioneren van de republiek.

Het was destijds niet ongewoon om drie soorten staatsbestel te onderscheiden, alsmede hun drie gedegenereerde tegenhangers:

  • monarchie en despotisme,
  • aristocratie en oligarchie,
  • democratie en ochlocratie (heerschappij door de massa).

Lees verder “Polybios (4): Romes succes”

Polybios (3): Het menselijk bestaan

De zogenaamde Cato uit Otricoli (Torlonia-collectie, Rome)

[Derde deel in een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]

In 151 v.Chr. losten de Karthagers de laatste termijn af van de herstelbetaling die zij na de Tweede Punische Oorlog (218-201) aan Rome verschuldigd waren. Vrijwel onmiddellijk verklaarde Rome opnieuw de oorlog. Dat had weinig te maken met angst voor Karthaags herstel, al is er een populair misverstand dat Cato de Oudere zijn medesenatoren ten oorlog had geceterocenseood. De feitelijke reden was dat de macht van koning Massinissa van Numidië te groot werd. Rome kon zich niet permitteren dat hij ook Karthago in handen kreeg.

Dus staken de legionairs in 149 v.Chr. de Middellandse Zee over en sloegen het beleg op voor Karthago. De Derde Punische Oorlog was begonnen. Het bleek een moeilijke operatie die eindeloos aansleepte, tot Scipio Aemilianus, die tijdens een van de Keltiberische oorlogen een reputatie had opgebouwd als eerlijk en bekwaam bevelhebber, het commando kreeg. Polybios bevond zich in het gezelschap van zijn vriend en was getuige van de bestorming van de stad. De plundering zou een halve maand duren. Dit deel van Polybios’ Wereldgeschiedenis is verloren maar een fragment is nog te vinden bij Appianus van Alexandrië.

Lees verder “Polybios (3): Het menselijk bestaan”