
In 2022 ontdekte archeologe Valentina Voinea in het dorp Cheia in de Roemeense regio Dobruja (tussen de Donau en de Zwarte Zee) een Romeinse grafheuvel. Gedateerd rond 150 na Chr. en met een doorsnee van wel vijfenzeventig meter, bestond de inhoud uit twee graven. De overledenen waren waarschijnlijk Romeinen die tijdens de Romeinse kolonisatie van deze regio naar dit gebied waren gekomen.
Het eerste graf
Beide graven zijn interessant. Het ene bestond uit een houten kist met daarin het lichaam van de overledene en grafgiften. Het lichaam was, zoals in de regio gebruikelijk, ter plaatse verbrand, zoals blijkt uit de sterke verbranding van de muren en de bodem van de put. Vervolgens werd de put bedekt met houten planken en gedempt.
De onderzoekers vonden ook een groot aantal verbrande walnootzaden, die in hun geheel en als schalen bewaard waren gebleven, en verder delen van dennenappels en andere plantenresten. De aanwezigheid van verbrande walnotenpitten bij het begraven is een interessant gebruik, dat ook bekend is van crematoriumgraven uit de vroeg-Romeinse tijd. In een begrafeniscontext gelden walnoten als een soort grafgeschenk – speciaal voedsel voor de ziel.
De overledene had een glazen unguentarium op de buik geplaatst – een soort houder voor vloeibare geuren en toiletparfums. In de mond zat een bronzen munt (een zogenoemde assarius) uit de regering van keizer Hadrianus, geslagen in 125-127 na Christus. De munt in de mond van de overledene verwijst naar het oude gebruik van Charons obool: een munt die diende als betaling aan de veerman Charon voor het vervoeren van de ziel van de overledene over de rivier de Styx in Hades.
Het unieke, andere graf
En dan nu het graf waar het in deze blog over gaat, want dat is uniek. Het was al in het verleden geplunderd. De archeologen vonden hier een wolvenschedel, die antieke grafschenners hadden neergelegd. Zo wilden ze voorkomen dat de geest van de beroofde Romein wraak zou komen nemen.
Het was een ritueel om het geplunderde graf af te sluiten om te voorkomen dat de geest van de overledene eruit zou komen om wraak te nemen voor de grafroof,
aldus de Poolse onderzoekleider Bartłomiej Szymon Szmoniewski van het Instituut voor Archeologie en Volkenkunde van de Poolse Academie van Wetenschappen. De wolvenkop was bovenop de steen gelegd waarmee de grafrovers het gat dat ze hadden gemaakt, hadden gedicht.
De grafrovers: Geten?
Resteert de vraag wie de grafrovers waren. Het zijn waarschijnlijk Geten geweest. De Geten waren een van de Thracische stammen aan de benedenloop van de Donau. Ze leefden in het noordoosten van het huidige Bulgarije en het zuidoosten van Roemenië.
Waarschijnlijk is de naam een exoniem, ofwel een naam die is gegeven door ‘niet-Geten’. Wellicht komt de naam uit het Grieks. Het woongebied van de Geten vormde het achterland van de Griekse koloniën langs de kust van de Zwarte Zee, waardoor de Geten waarschijnlijk al vroeg contact legden met de Grieken. Hiëronymus van Stridon beschrijft de Geten als roodharige of geelharige mensen.
De Geten assimileerden niet al te snel. Ze waren in de vierde eeuw na Chr. nog voldoende herkenbaar om hun naam te geven aan een groep landverhuizers die we ook kennen als de Goten. Het blijft speculatie, maar zij kunnen de Romeinse cultuur voldoende vreemd gevonden hebben om zich ermee te verrijken als grafrovers.
[Hans Overduin, die alles weet over volkscultuur, publiceerde dit oorspronkelijk op Sargasso.nl; een Engelse samenvatting van het Pools-Russische onderzoek vindt u hier.]
Is er een concrete aanwijzing dat de Geten de rovers waren of is het een pure gissing?
Dat de Geten hun naam zouden hebben gegeven aan de Gothen was voor mij nogal verrassend. Wat verder lezend zie ik op de Franse Wikipedia dat Jordanes de bron van deze gelijkstelling is, en op de Engelse wikipedia dat Jordanes dit fout had.
De Russische noemt een bron volgens welke de Geten de Gothen verslagen hadden en merkt op dat er heel veel verwarring bestaat in de namen voor diverse volkeren.
Het is een leuk bericht, met een aantrekkelijke ‘kop’.
Echter, het verhaal heeft ook wel iets weg van een afgeleide van Jona’s archeologie wet: We weten het niet echt, dus we maken er een ritueel van!
De informatie komt van een persbericht.
Het hoofdgraf, gevonden in het midden van de grafheuvel, is geroofd in de oudheid. Op basis van welke concrete informatie is vastgesteld dat de schedel van de wolf later is en niet bij de oorspronkelijke uitrusting van het graf heeft gehoord?
Het is een unieke vondst. Betekent dat dat er nooit andere graven met wolvenschedels zijn gevonden? Of is het uit andere bronnen bekend dat men (daar en toen) geloofde dat wolven(schedels) een afschrikkende werking op geesten hadden?
Het lijkt mij dat de relatie tussen die twee graven, in één grafheuvel, meer van belang is. Waarom de ene wel geplunderd en de andere niet? Waarop is de aanname van gelijke ouderdom gebaseerd? Hoe heeft men het geplunderde graf gedateerd?
Zoals gezegd, de informatie komt van een persbericht.
Zowel de vijfde-eeuwse Codex Theodosianus als verschillende “Germaanse” wetboeken (Lex Salica, Lex Burgundionum, etc.) bevatten zeer strenge wetten tegen grafschennis en grafroof. Daaruit blijkt m.i. dat grafroverij ook een endemisch probleem kan zijn binnen bepaalde samenlevingen. De these dat een cultuur “voldoende vreemd” moet zijn om tot grafroof over te kunnen gaan lijkt mij nogal voorbarig.
Het impliceert dat wolvenschedels tot de uitrusting van een grafrovers moesten behoren. Je hebt dat niet zomaar bij de hand.
Wat een leuk stukje!
Ja, dit was boeiend