
Het gebruik staat bekend als apotheose, vergoddelijking. Een Romeinse keizer met een natuurlijke opvolger – lees: een (geadopteerde) zoon – kreeg na zijn dood goddelijke eerbewijzen. Dit gebruik was na de dood van Caesar ontstaan en een Romeinse aanpassing van de hellenistische heersercultus. En die was op zijn beurt een aanpassing van de Egyptische verering van de koning, de god die de mensheid representeerde vis-à-vis de andere goden. Niet voor elke keizer was een apotheose weggelegd. Als een keizer moest wijken na een staatsgreep – lees: vermoord was – zou de Senaat de nagedachtenis officieel vervloeken. Dat heette een damnatio memoriae en zou het lot zijn van de in Leiden met een tentoonstelling herdachte keizer Domitianus (r.81-96).
Keizerinnen, prinsen en prinsessen konden ook weleens een vergoddelijking tegemoet zien. Het gebeurde met Flavia Julia. Nadat ze in de Tempel van de Familie Flavius (de familienaam van de dynastie) was bijgezet, kreeg ze eerbewijzen als Diva Julia Augusta. De munt hierboven voegt aan die titel toe dat ze de dochter was van de Divus Titus. Normaalgesproken ligt deze sestertius in het Fitzwilliam-museum in Cambridge, maar nu is hij op de Leidse expositie.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.