Ik blogde gisteravond over de Oude Man van de Berg en vertelde dat die Hassan-i Sabah heette, rond 1100 in Alamut in Noordwest-Iran zijn hoofdkwartier had en leiding gaf aan een islamitische sekte. In de twaalfde eeuw kreeg die een tweede basis in Masyaf in het westen van Syrië. Deze groep mensen wordt weleens nizarische ismaïli’s genoemd en ook wel Assassijnen. De leider hier heette Abu Mohammed.
Moord
In 1152 liet hij graaf Raymond II van Tripoli, de zoon van de Pons van Tripoli over wie ik al eens blogde, uit de weg ruimen. Bisschop Willem van Tyrus, de auteur van een belangrijke bron over de Kruisvaardersstaten, vertelt:
Ergens aan het begin van zijn reisverslag, nog vóór hij op weg gaat naar China, vertelt Marco Polo (1254-1324) over de Oude Man van de Berg. Dat is de leider van een sekte. Hij woont in een kasteel met een prachtige tuin, waar mooie meisjes en jongens leven en beekjes zijn waardoor hij wijn laat stromen. Jonge mannen die toetreden tot de sekte, krijgen weleens wat opium en worden dan uit hun roes wakker in de tuin. Ze denken dat ze in het Paradijs zijn. Later kan de Oude Man van de Berg de sekteleden op zelfmoordmissies sturen, die ze gretig vervullen omdat ze weten naar welk Paradijs ze zullen terugkeren als ze bij de aanslag om het leven komen. Uiteindelijk zou de Mongoolse leider Hulagu in 1256 het kasteel hebben ingenomen.
Dat is ongeveer alles wat Marco Polo, die het kasteel ergens in het noordoosten van het huidige Iran plaatst, weet te vertellen over de Oude Man van de Berg. Hij weet ook nog dat de sekte bekendstaat als die van de Assassijnen. Dat is voldoende om vast te stellen dat Marco Polo minimaal vier stukjes informatie in elkaar schuift. Eén daarvan betreft de locatie: in het noordoosten van Iran. Het tweede is het in 1256 veroverde kasteel Alamut, dat ligt in het noordwesten van Iran, ruim honderd kilometer ten oosten van Qazvin. Het derde is de Oude Man, wat niets anders is dan de weergave van het Arabische woord sjeik. En tot slot: de Assassijnen.
De zuidgrens van het graafschap Tripoli. Dromedarissen waden door de monding van de Nahr al-Kalb; de kaap erachter is nauwelijks te passeren (schets van Joseph Bonomi, 1834).
Ik vertelde al over de kruisvaarder Raymond van Saint-Gilles, die in het noorden van Libanon een graafschap voor zichzelf was begonnen. Toen hij in 1105 sneuvelde, ontbrak alleen de hoofdstad Tripoli nog, maar zijn zoon Bertrand wist die in te nemen. Daarvoor had hij zich weliswaar moeten verplichten tot leenhulde aan koning Boudewijn I van Jeruzalem, maar keizer Alexios I Komnenos in Constantinopel en emir Toghtekin van Damascus erkenden hem als zelfstandig. Tot zover was ik gistermorgen gekomen.
De jeugd van Pons van Tripoli
Graaf Bertrand bezweek op 3 februari 1112 aan een ziekte, waarna enkele voorname officieren het regentschap aanvaardden voor zijn minderjarige zoon Pons van Tripoli. Dus niet zijn moeder, zoals we zouden hebben verwacht. Het is jammer dat we niet veel meer weten over de regenten, want ze namen het cruciale besluit Pons op te laten nemen onder de ridders van prins Tancred van Hauteville in Antiochië. Dat komt als verrassing na het conflict in 1109, waarin Pons’ vader tegenover de Antiochenen had gestaan en zich had geplaatst onder bescherming van koning Boudewijn van Jeruzalem.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.