
Ik vertelde al over de kruisvaarder Raymond van Saint-Gilles, die in het noorden van Libanon een graafschap voor zichzelf was begonnen. Toen hij in 1105 sneuvelde, ontbrak alleen de hoofdstad Tripoli nog, maar zijn zoon Bertrand wist die in te nemen. Daarvoor had hij zich weliswaar moeten verplichten tot leenhulde aan koning Boudewijn I van Jeruzalem, maar keizer Alexios I Komnenos in Constantinopel en emir Toghtekin van Damascus erkenden hem als zelfstandig. Tot zover was ik gistermorgen gekomen.
De jeugd van Pons van Tripoli
Graaf Bertrand bezweek op 3 februari 1112 aan een ziekte, waarna enkele voorname officieren het regentschap aanvaardden voor zijn minderjarige zoon Pons van Tripoli. Dus niet zijn moeder, zoals we zouden hebben verwacht. Het is jammer dat we niet veel meer weten over de regenten, want ze namen het cruciale besluit Pons op te laten nemen onder de ridders van prins Tancred van Hauteville in Antiochië. Dat komt als verrassing na het conflict in 1109, waarin Pons’ vader tegenover de Antiochenen had gestaan en zich had geplaatst onder bescherming van koning Boudewijn van Jeruzalem.
De jonge graaf van Tripoli diende dus aan het Antiocheense hof en ook in het leger. Als beloning gaf Tancred aan Pons de havenstad Tartus en de Krak des Chevaliers. Hiermee kreeg het graafschap zijn definitieve grenzen, van de Nahr Baniyas in het noorden tot de Nahr al-Kalb in het zuiden. Net als in Vlaanderen, waar de graaf leenman was van zowel de Franse koning als de Duitse keizer, had Tripoli dus twee leenheren. Toen Tancred niet veel later op zijn sterfbed lag, suggereerde hij dat zijn aanstaande weduwe, Cecilia, zou trouwen met Pons.
Lang duurde de dubbele leenverhouding echter niet. In 1115 was Pons behalve meerderjarig ook erkend eigen heer. In dat jaar viel emir Bursuq II van Hamadan het prinsdom Antiochië aan. Tancreds opvolger Rogier van Salerno vroeg hulp aan al zijn buren: de graaf van Edessa, de koning van Jeruzalem, de emir van Damascus en graaf Pons van Tripoli. Uit de teksten blijkt nergens dat Pons in dit leger diende als leenman van wie dan ook. Hij was eigen heer. Het verenigde leger behaalde overigens een overwinning.
Conflicten
De onafhankelijkheid van Tripoli, ook gedocumenteerd in eigen munten, was niet onomstreden. Koning Boudewijn II van Jeruzalem nam er aanstoot van en besloot in 1122 zijn leenman tot de orde te roepen. Het moment was goed gekozen, want Boudewijn was tegelijk regent in Antiochië, zodat hij in één klap over bijna de hele kuststrook zou heersen. Het kwam echter niet tot een conflict. Het koninkrijk Jeruzalem was zelf verdeeld en Boudewijn lijkt het verlies van één buitengewest te hebben verkozen boven een conflict met enkele dichterbij verblijvende heren.
Twee jaar later steunde Pons het koninkrijk Jeruzalem bij de belegering van Tyrus. Veel hield Tripoli er niet aan over, al was de meest noordelijke vlootbasis van de Fatimidische vloot nu ergens in de buurt van Gaza. Dat vergrootte de veiligheid van Tripoli, maar meer voordelen waren er niet. De solidarité chrétienne die hem had gemotiveerd bij de oorlog in Tyrus, werd Pons echter ook omgekeerd betoond, toen hij op veroveringstocht ging in de vallei van de Orontes (1126). Drie jaar later viel Pons, samen met de heersers van de andere Kruisvaarderstaten, Damascus aan, maar deze operatie leidde tot niets.
De solidarité chrétienne had overigens haar grenzen. Na de dood van koning Boudewijn II (1131) trouwde zijn dochter Melisende met Fulco V van Anjou, die nauwelijks gezag had. Het leidde tot opstand. Toen hij zich een weg naar het graafschap Tripoli wilde banen, bleek dat hij niet voorbij de kaap bij de Nahr al-Kalb kon komen.
Onafhankelijk, maar waarom?
Hier pauzeer ik even. De Kruisvaarderstaten waren er niet van de ene op de andere dag. Aanvankelijk waren er het prinsdom Antiochië en het koninkrijk Jeruzalem, die als grens de Nahr al-Kabir hadden. Dat is niet alleen de huidige grens van Libanon en Syrië, maar was vóór de Kruistochten ook de grens tussen de Byzantijnse en de Fatimidische gebieden. Binnen het prinsdom Antiochië en het koninkrijk Jeruzalem waren diverse heerlijkheden en zelfstandige steden, die aanvankelijk redelijk onafhankelijk waren maar een voor een werden opgeslokt door Antiochië en Jeruzalem.
Alleen het graafschap Tripoli bleef onafhankelijk. De simpele verklaring is dat het lastig bereikbaar was. De kaap bij Nahr al-Kalb is voor een leger werkelijk niet te ronden: er is momenteel een tunnel doorheen geboord. In het oosten vormde de Libanon de grens. Deze regio viel domweg niet door Antiochië of Jeruzalem te veroveren.
Tripoli zou vanaf nu het toevluchtsoord zijn van iedere politieke opposant die de bodem te heet onder de voeten voelde worden. Dat konden christenen zijn: de maronieten hoog in de Libanon, Syrische en Griekse christenen, Zevener-Sji’ieten (“Assassijnen”) in het noorden en de druzen in het zuiden. Men spreekt wel van l’asile du Liban en dat is nog niet zo’n gekke typering van de regio: zowel tegenwoordig als in de tijd van de Kruistochten dankte het gebied zijn pluriformiteit aan zijn ontoegankelijkheid.
Evengoed was het graafschap Tripoli zwak en zou het al snel zijn defensie moeten uitbesteden. Daarover later meer. Eerst een filmpje over het kasteel van Tripoli.
Tjonge, wat ingewikkeld, die middeleeuwse politiek.
Ja, ik kan het ook niet bijhouden. Behalve dan dat duidelijk wordt dat de kruisvaardersstaten op termijn geen enkele kans hadden.
Dat weet ik zo net nog niet. De Kruisvaardersstaatjes werkten regelmatig samen met de lokale emiraten en andersom. Ze maakten deel uit van een groter oosters systeem. Bedenk dat heel veel mensen (schattingen lopen uiteen) in het toenmalige Midden-Oosten christelijk waren. Bedenk bovendien dat de grenzen tussen de religieuze en etnische groepen open waren.
Geïntegreerd als ze waren in het politieke systeem, en met voldoende steun bij de bevolking, hadden ze een goede kans. Zelf vermoed ik dat ze het uiteindelijk niet haalden omdat de Mongolenstorm het systeem destabiliseerde. Maar dat is ook maar een gok.
Mijn vermoeden is dat de achtereenvolgende islamitische rijken een strategie voor de lange termijn hadden en de kruisvaarders niet. Salah-ad-Din is het bekende voorbeeld van de islamitische strategie.
De Mongolen gooiden inderdaad veel overhoop, maar dat niet.
Ik denk Saladin met de zo goed als eliminatie van het Koninkrijk Jeruzalem in 1187. Daarna liepen de ‘Franken’ steeds achter de feiten aan.
Maar dat is ook maar een gok.
Ja, daarna was de ziel van de kruisvaardersstaten weg. En het animo voor nieuwe kruistochten werd in Europa ook steeds minder of werd een andere kant op gestuurd, zoals bij de Vierde Kruistocht toen de kruisvaarders in feite huurlingen van de doge van Venetië werden. En even terug naar mijn eerste opmerking en die van Jona: de Mongolen maakten de zaak inderdaad nog ingewikkelder.
Waren die staatjes levensvatbaar zonder regelmatige injecties van manschappen uit Europa? Zodra daar de interesse afnam, was misschien hun lot bezegeld.
Verdorie, twee zielen één gedachte en dan ook nog eens tegelijkertijd!
Overigens gefeliciteerd – voor het eerst sinds een jaar of 65!
Het is lastig lesgeven in Berchem als je je stem in Deurne bent verloren:
https://youtu.be/xAlLhc485JI