Een onderwijsinstelling die je beter kunt vermijden

blind

1.

Zo’n twee-en-half jaar geleden begon ik op Sargasso een wekelijkse column over religie. In de eerste aflevering schreef ik:

De secularisering is snel gegaan. Na een kleine zeventien eeuwen waarin slechts weinigen de kerk bekritiseerden, voltrok de marginalisatie van het instituut zich in één generatie, de vorige. Zo’n instorting kan alleen als de reus al op lemen voeten stond en zich had overschreeuwd.

Inmiddels gelden humanisme en rationaliteit als dé uitingen van de westerse cultuur. Toen de gemeente Rotterdam in 2005 “stadsgesprekken” organiseerde over de integratie van de islam, plaatste men tegenover die religie niet het christendom maar de Verlichting. We verwachten van gelovigen dat ze zich aanpassen aan de seculiere wereld; wie daarmee moeite heeft, zoals sommige groepen moslims, krijgt steeds de norm voorgehouden dat in Nederland geloof een privézaak is.

De discussie hierover is voorbij en het illustreert het zelfvertrouwen van de seculiere wereld dat ze de moeite niet neemt de laatste religieuze rafels af te hechten. Natuurlijk is het zevendaagse weekritme een confessionele erfenis, natuurlijk is het vreemd dat we over enkele vrije dagen niet vrijuit mogen beschikken, maar ik zou me eraan storen als iemand er echt een zaak van maakte. Het openbare aspect van religie speelt in onze seculiere samenleving geen rol van betekenis meer.

Lees verder “Een onderwijsinstelling die je beter kunt vermijden”

Ex oriente nox

 

Ideeënarmoede

Het licht komt uit het oosten, zegt men, maar de duisternis zet er ook wat vroeger in. Zesentwintig van de zestig Japanse universiteiten hebben aangekondigd dat ze sterk zullen bezuinigen op hun faculteiten geestes- en sociale wetenschappen, of deze helemaal zullen opheffen. Tot de universiteiten die geen gehoor zullen geven aan de oproep van het ministerie om wat nuttigers te gaan doen, behoren die in Tokyo en Kyoto. Ik vrees echter dat zij het avondrood vormen in het land van de ondergaande zon.

Ik vrees verder dat Nederland het voorbeeld gaat volgen en dat het ook in andere landen minder wordt. Overal op deze wereld hebben de geesteswetenschappen immers álles gedaan om hun belang te verbergen. Voor het goede begrip: de overdracht van informatie is een van de drie door de wetgever aan de universiteiten opgedragen taken. (De andere zijn onderwijs en onderzoek.) Hier zijn enkele voorbeelden van de wijze waarop de geesteswetenschappers hun licht onder de korenmaat houden, ontleend aan mijn vakgebied, de oudheidkunde:

Lees verder “Ex oriente nox”

1 mei op de UvA

Communiqué
Communiqué over 1 mei

Ik kwam er donderdag toevallig langs fietsen maar was te laat om nog iets te zien van de bezetting van het Service- en Informatiecentrum van de UvA. Het was al voorbij. Er hing een bordje dat studenten op een ander adres welkom waren, het communiqué van het “Students’ 1st of May Committee” hing nog achter een raam, een zwart spandoek wapperde vergeten in een hoek. “Schorem is het,” gaf een passerende wandelaar als ongevraagd commentaar. “De lafaards zijn zojuist gevlucht,” meldde een medewerkster.

Begrijpelijke meningen. Dit was de meest bizarre protestactie in tijden. De bezetters keerden zich tegen “the university’s blatant marketisation under the managers’ neoliberalism”, wilden die terugdraaien en eisten daarom – om te beginnen – dat de eerste mei opnieuw een vrije dag zou worden. Alsof er geen urgentere kwesties zijn. Alsof het van deze tijd is werknemers voor te schrijven wanneer ze hun vrije dagen dienen op te nemen.

Maar het is nog bizarder. Om vier redenen.

Lees verder “1 mei op de UvA”

Historicus en maatschappij

Ik had gisteren de eer te mogen spreken op het symposium dat het historische tijdschrift Skript organiseerde over Historicus en maatschappij. Het was een buitengewoon leuke bijeenkomst.

De eerste spreker was Ed Jonker, die inging op de verschillende manieren waarop de relatie tussen de wetenschappelijke geschiedschrijving en de publieksgeschiedschrijving kan worden bekeken. Ik herkende er heel veel van, en leerde de nuttige jargonterm “liturgische geschiedenis”: de inderdaad bijna religieuze manier waarop sommige groepen hun verleden gebruiken om een identiteit af te bakenen, immuun voor feiten. Ik kan zo een reeks voorbeelden geven (Iran, Israël, Griekenland) waar de open historische discussie op bepaalde punten tot zwijgen is gebracht, domweg doordat de belangen te groot zijn geworden of gemaakt.

Lees verder “Historicus en maatschappij”

Aanslag op de letteren

1993, de zoveelste bezuinigingsronde op de geesteswetenschappen. Niks nieuws onder de zon, zou je zeggen, maar dit keer is er toch iets aan de hand. Anders dan te doen gebruikelijk, laten de medewerkers van de UvA het namelijk niet gelaten over hun kant gaan. Ze beleggen op een woensdagavond aan het begin van de zomer een manifestatie in De Balie. De zaal zit behoorlijk vol als zevenentwintig “gerenommeerde schrijvers, publicisten en vertegenwoordigers van de belangrijkste letterkundige organisaties” zich uitspreken tegen de bezuinigingen.

Vergeefse moeite, vanzelfsprekend. Wie iets wil bereiken, moet demonstreren in september of oktober. Er is echter een wezenlijker probleem: als geheel overtuigen de zevenentwintig bijdragen niet. Stuk voor stuk zijn het beste aardige stukken, maar wie ze allemaal beluisterde (of naleest in de door Jan Fontijn, Marita Mathijsen en Anthony Mertens geredigeerde bundel), raakt er vooral door geïrriteerd, en ik heb wel eens vilein gepretendeerd dat het eigenlijk satire was.

Lees verder “Aanslag op de letteren”