
Bestaat het perfecte museum? Het zou, om te beginnen, gratis moeten zijn. Dat kan, zoals het piepkleine Multatuli-Museum, dat slechts een vrijwillige bijdrage vraagt, maar het is om voor de hand liggende redenen niet gebruikelijk. Verder moet het gebouw zijn ontworpen voor de collectie. Ook dat kan, zoals het Gallo-Romeins Museum in Tongeren, maar je hebt er wel een provincie voor nodig die bereid is er zeventien miljoen euro in te investeren om zich zo Europees op de kaart te zetten. Verder zou het museum op een goed bereikbare plek moeten zijn gevestigd. Dat kan ook al, al is het wat lastig uitleggen dat de politie, het ziekenhuis en het station minder centraal zijn gevestigd.
Vervolgens is er de opstelling. Reëel bestaande musea hebben een verleden. Eerdere directeuren hebben keuzes gemaakt die niet meer van deze tijd zijn. In de jaren tachtig was het bijvoorbeeld gebruikelijk voorwerpen in het donker te leggen en dan met spotlicht uit te lichten. Esthetisch heel aardig hoor, maar je kunt in het donker de uitleg niet goed lezen, dus veel schoot je als bezoeker niet op met die mystiekmakerij. In een perfect museum zou je van de ene dag op de andere de belichting aanpassen, maar gezond financieel beheer maakt dat je het uitstelt tot de investering in de opstelling is afgeschreven. De perfecte opstelling kan niet bestaan.
Ook de eigenlijke collectie heeft een verleden. Ze toont wat eerdere generaties belangrijk vonden. Het Rijksmuseum van Oudheden, waarover ik het wil hebben, was ooit vooral een archeologisch museum en heeft daarom een mooie collectie Nederlandse oudheden, die niet alleen de Romeinse tijd maar ook de Prehistorie, de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd beslaat. Nu het museum zich meer profileert als platform voor de antieke cultuur, zijn die afdelingen eigenlijk wat minder relevant, maar ze worden natuurlijk niet afgestoten. Het museum neemt het verleden van de collectie mee, ook als dat betekent dat het museum als platform voor de antieke cultuur nooit perfect kan zijn.
Juist de spanning tussen de geschiedenis van de collectie en de huidige doelstelling, maakt het Rijksmuseum van Oudheden tot een van de fascinerendste musea van ons land. Het heeft, behalve een collectie die van ver buiten Europa bezoekers trekt, een eigen geschiedenis en een eigen karakter. Het is een museum met een smoel. Het Legatum Papenbroekianum, de aankoop van de Egyptische collectie in Livorno, de sarcofaag van de Dame van Simpelveld, de vondsten uit Voorburg en de altaren van Nehalennia: ze vertellen alle meer dan één verhaal. Dat maakt het misschien geen perfect museum, maar wel razend interessant.

En op één punt is het wel perfect: de relatie tot het publiek. De uitleg is goed – al moet in één zaal al jaren een landkaart van Italië worden vervangen – en er zijn zalen waar schoolklassen kunnen worden ontvangen, zodat je als bezoeker niet nodeloos hoeft mee te luisteren. Men neemt die publiekstaak serieus: wie met een geïnteresseerde vraag naar het museum schrijft, krijgt snel en zakelijk antwoord; wie iets aanbiedt, ontdekt dat het werkelijk wordt gewaardeerd (voorbeeld); het is me opgevallen dat van de curatoren sinds een tijdje stukjes schrijft voor het grote publiek. Kortom, perfecte musea mogen dan niet bestaan, het Rijksmuseum van Oudheden is een fijne plek.
Het museum zou echter wel eens in de problemen kunnen raken. Daarover later meer.
Ik heb het al meer gezegd: het RMO is goed in de klassieken, maar zodra de middeleeuwen aan de beurt komt maken ze al jaren blunder op blunder. Hier mijn recensie van dat gedeelte van de laatste nieuw tijdlijn: http://www.scapreel.nl/html/archieftentoonst.html. Ik ben dus regelmatig jaloers op de klassieke historici die in Leiden wel goed bediend worden.
Het museum heet derhalve ook : Rijksmuseum voor OUDHEDEN. Niet Middeleeuws museum of zo. Dat het museum haar vroeg-middeleeuwse collectie onderbelicht is dus niet zo vreemd. Natuurlijk zou een Saksisch/Frankische tentoonstelling zeer welkom zijn, maar daar leent zich de collectie niet geheel toe.
De prehistorie van Nederland, net als de Romeinse tijd en de laat-Romeinse periode worden mijns inziens prima getoond, al heb ik zelf weleens wat problemen met het feit dat er te weinig informatie bij de vondsten wordt gegeven zoals vondstcontext, nummering en uitleg. Natuurlijk kan dit niet bij elke vondst, dat weet ik ook wel, maar het zou fijn zijn voor de wat meer wetenschappelijk georiënteerde bezoeker.
Oudheden zijn niet noodzakelijkerwijs voorwerpen die afkomstig zijn uit de prehistorie of de klassieke oudheid.