Bij de Elbe

zollenspieker_elbe_1
De Elbe bij Zollenspieker

Gistermorgen vroeg stonden we aan de Elbe, niet ver ten zuiden van Hamburg. Het was een prachtige najaarsdag: de zon scheen zacht, er was nauwelijks wind, het was kraakhelder en het was heel stil. Het enige geluid kwam van het veerpontje dat een enkele auto overzette. Een groot schip voer langs. De golven klotsten zachtjes tegen de steiger. Je kon zien dat het getij van de Noordzee het peil van de rivier nog wat kon verlagen en hogen. Het was prachtig.

Dit is ongeveer de plaats waar in het jaar 6 na Chr. generaal Tiberius (de latere Romeinse keizer) met een enorm leger aankwam om oorlog te voeren tegen een stam waarvan de Romeinen daarvoor nog niet hadden gehoord, zo ver leefden ze van de Rijn: de Langobarden. De Romeinse vloot, die over de Noordzee was komen varen, voegde zich hier bij de landmacht. Een van de officieren, Velleius Paterculus, zou later herinneringen ophalen aan zijn bezoek aan de Elbe.

Velleius Paterculus over de Elbe

Onze legers doorkruisten heel Germanië; we overwonnen volken waarvan we de namen nauwelijks kenden; we accepteerden de overgave van de Chauken [ergens bij Bremen]. Al hun weerbare mannen – ontelbaar in getal, enorm van lichaamsbouw, volkomen veilig door de ligging van hun woonplaatsen – gaven hun wapens over en vielen met hun leiders op hun knieën voor de verhoogde zetel van onze commandant, omringd door een troep van onze soldaten in hun schitterende wapenrustingen.

Gebroken werden ook de Langobarden, een volk dat zelfs de Germanen overtreft in woestheid. Tot slot gebeurde iets wat nog niemand ooit had durven hopen, laat staan proberen: een regulier Romeins leger werd 600 kilometer van de Rijn gevoerd, tot het gebied waar de Elbe stroomt door het gebied van de Semnonen en Hermonduren. Door het wonderlijke geluk van de aanvoerder, zijn zorgvuldigheid en perfecte timing voegde de vloot zich daar bij Tiberius en zijn leger. Ze was langs de bocht van de Oceaan gevaren, was vanuit die onbekende en nooit bereisde wateren de Elbe opgevaren, had veel stammen overwonnen en bracht een overvloed aan levensmiddelen mee.

Ik kan me er niet van weerhouden tussen deze belangrijke gebeurtenissen het volgende voorval in te lassen, al is het nog zo onbeduidend. We hadden ons kampement aan deze zijde van de genoemde rivier, terwijl de andere zijde blonk van de wapens van de vijandelijke krijgers, die bij elke beweging en iedere manoeuvre van onze schepen meteen terugweken. Eén van de barbaren, een man op leeftijd, met een opvallende lichaamsbouw en naar zijn kleding te oordelen grote waardigheid, stapte in een bootje (een uitgeholde boomstam, zoals daar gebruikelijk is) en stuurde het vaartuig alleen naar het midden van de stroom. Daar vroeg hij toestemming om ongehinderd op de door ons bezette oever te komen en Tiberius te zien.

Permissie verleend. Nadat hij zijn schuitje had aangemeerd, keek hij lange tijd zwijgend naar Tiberius, en zei toen: “Onze krijgers zijn gestoord! Als jullie er niet zijn, vereren ze jullie als goden, maar als jullie er wel zijn, vrezen ze liever jullie wapens dan zich onder jullie hoede te stellen. Ik heb echter, met uw welwillende toestemming, Tiberius, vandaag de goden gezien over wie ik tot nu toe alleen maar had gehoord. Mijn hele leven lang heb ik geen gelukkiger dag gewenst of beleefd.”

Nadat hem was toegestaan de hand van Tiberius aan te raken, keerde hij terug naar zijn kano en bleef onafgebroken naar hem omkijken toen hij naar de oever van zijn stamgenoten terugvoer. (Velleius Paterculus, Romeinse geschiedenis 2.106-107)

Deel dit:

5 gedachtes over “Bij de Elbe

  1. De anekdote is vooral zo aardig omdat ze een inkijkje verschaft in de Germaanse beleving van deze gebeurtenissen.

    Tegelijkertijd vormen overleveringen als deze de basis voor ’t bekende cliché van de inboorlingen die ontdekkers & vervoveraars onthalen als blanke goden. Deze lijn kan zelfs worden doorgetrokken naar de koldertheorieën van Erich von Däniken.

    1. Ik denk dat de Germaan in het bootje ofwel een prima diplomaat was die wist welke kont te kussen, ofwel een prima verzinsels van de schrijver die ook wist welke kont te kussen. 🙂

  2. Joep Rozemeyer

    Jona, je komt ook overal! Zelfs in Zollenspieker. Toevallig kwam het Zollenspieker Fährhaus vorige week ter sprake toen we herinneringen aan ons verblijf aldaar ophaalden, aan het sterfbed van een heel goede vriend. Die herinnering deed hem zichtbaar goed. Van Tiberius’ verblijf hadden we toen geen nota, maar de Elbe was net zo prachtig als in je beschrijving.
    Groet, Joep Rozemeyer

  3. Aardig toch ook hoe het rad van fortuin werkt: diezelfde Langobarden heersten 600 jaren later over grote delen van Italië en werden zelfs synoniem voor het bankwezen!

Reacties zijn gesloten.