Pseudepigrapha

De joodse Bijbel dateert, in de huidige vorm, uit de tweede eeuw na Chr. Toen werd de canon van geïnspireerde geschriften opgesteld. Daarvóór waren er joden die ook andere geschriften beschouwden als door God geïnspireerd, maar in de tweede eeuw groeide er steeds meer consensus. Als geïnspireerd gold voortaan min of meer de lijst die de farizeeën al hadden erkend; de sadduceeën hadden een dunnere Bijbel gehad, terwijl de sekte van de Dode Zee-rollen juist meer gewijde literatuur had bezeten.

De geschriften die uiteindelijk niet op de lijst van erkende teksten kwamen, staan bekend als “pseudepigrafisch”. Ik heb nooit uitgezocht waar het woord vandaan kwam, maar sluit niet uit dat “epigrafisch” hier moet worden gelezen als “op de lijst ingeschreven” en dat “pseudo” aangeeft dat een tekst erop lijkt. De personages in deze teksten zijn inderdaad oude bekenden: Noach, Abraham, Izaäk, Jacob, de twaalf zonen van Jacob, Mozes, Elia, Ezechiël, Ezra. Er is nog een subcategorie: de apocriefe boeken. Dit zijn pseudepigrafische geschriften die door sommige christelijke kerken wel worden erkend als geïnspireerd: zo beschouwen veel kerkgenootschappen – zoals de rooms-katholieke kerk, de Grieks-orthodoxe kerk en de oosterse kerken – de twee boeken der Makkabeeën als canoniek, hoewel joden en protestanten dat niet doen.

In 1713 publiceerde Johann Albert Fabricius de eerste verzameling van het buitenbijbelse materiaal: de Codex Pseudepigraphicus Veteris Testamenti. Een kleine drie eeuwen later, in 1983 en 1985, volgde de uitgave die momenteel het meest wordt gebruikt: James H. Charlesworth gaf toen een handige, tweedelige verzameling uit van al het materiaal: The Old Testament Pseudepigrapha. Het eerste deel bevat openbaringsliteratuur en testamenten en het tweede bevat bewerkingen van de standaardverhalen, legendes, filosofische teksten, gebeden en de fragmenten van geschiedwerken. In ouderdom varieert het materiaal van de zevende eeuw v.Chr. tot de negende eeuw na Chr. Samen op de kop af 2001 pagina’s. Het had meer kunnen zijn als ook de apocriefe teksten en de Dode Zee-rollen erin zouden zijn opgenomen, maar van de eerste groep bestonden al goede uitgaven terwijl de rollen in de jaren tachtig nog onder embargo lagen.

Het is een bonte collectie. De teksten waren geschreven in alle talen die de joden spraken: Hebreeuws, Aramees of Grieks. Ze behandelden allerlei thema’s, verwezen naar elkaar en spraken elkaar ook tegen. Ze documenteren een jodendom dat, zolang de tempel van Jeruzalem er nog stond, opvallend pluriform was. Als u mocht denken dat de joden geloofden dat het kwaad in de wereld is gekomen door de Zondeval, geeft u een interpretatie aan Genesis die al te vinden is in het (erkende) Bijbelboek Ezra, maar destijds waren er genoeg mensen die er anders over dachten. Het alleen in Ethiopië canonieke Boek der wachters, dat ongeveer even oud is als Ezra, documenteert dat er destijds joden waren die geloofden dat alle ellende was ontstaan toen de “zonen der goden” (engelen) neerdaalden op aarde, omgang hadden met menselijke vrouwen en aan hun kinderen alles leerden wat maar verkeerd is, zoals oorlog en het gebruik van cosmetica. Eén ding is zeker: “het” jodendom bestond destijds nog niet.

Ik zal u niet vervelen met samenvattingen van wat er zoal in de twee boeken van Charlesworth staat (de waslijst is hier). Ik weet ook niet of ik u de lectuur moet aanraden, al zitten er zeker onderhoudende teksten tussen, zoals de novelle over Jozef en Aseneth, de Psalmen van Salomo of Ezechiëls Exagoge, een tot toneelstuk bewerkt Uittochtverhaal, dat bewijst dat de Romeinen niet de enigen waren die Griekse genres overnamen.

Vorig jaar verscheen een derde deel: Old Testament Pseudepigrapha. More Noncanonical Scriptures. Een vierde deel is aangekondigd en bevat bijvoorbeeld een uitgave van het Boek der reuzen, een tekst die al bekend was van de manicheeërs (een dualistische religie die voortbouwt op Indisch boeddhisme, Perzisch zoroastrisme en Syrisch christendom). Het leuke is dat deze groepering teksten gebruikt die uit het jodendom stammen, want het Boek der reuzen is ook aangetroffen onder de Dode Zee-rollen. Simpel gezegd is de nieuwe verzameling het resultaat van een breder opgezette zoektocht.

Ik kreeg mijn exemplaar van het derde deel woensdag in handen en heb nog lang niet alle 808 bladzijden gelezen. Wat me wel opvalt is dat de verhouding tussen antieke tekst en modern commentaar duidelijk is verschoven ten gunste van het laatste. We hebben te maken met de wet van de afnemende meeropbrengsten: er is steeds meer commentaar nodig om uit kleine schrapjes tekst nog iets te distilleren. Zo is er een Apocryphon van Eber opgenomen waarvan het bestaan niet eens zeker is: het gaat om enkele citaten uit oude teksten over een meneer Eber (Genesis 10.24-25), die min of meer dezelfde, ietwat onverwachte strekking hebben, en daarom kunnen teruggaan op één, nooit teruggevonden bron.

Zo’n puzzel is leuk genoeg, maar wie zegt dat het teveel moeite is voor te weinig resultaat, heeft natuurlijk wel gelijk. Desondanks ben ik blij met mijn aanschaf.

Deel dit: