
Zouden we toch deze week bijna hebben moeten laten voorbijgaan zonder oudheidkundige prietpraat… maar gelukkig, ook deze week is de overdrijving weer eens niet geschuwd. Een collectie kleitabletten die licht werpt op de Babylonische Ballingschap der Joden wordt getypeerd “la maggiore scoperta filologica dopo i manoscritti di Qumran”.
Kom op zeg. Het terugvinden van de Archimedescodex-C, de ontdekking van Achaimenidische documenten in Afghanistan, de Vindolanda-tabletten, de Faëthon van Euripides, het Evangelie van Judas: allemaal teksten die bekend zijn bij degenen die de kranten een béétje bijhouden. Diezelfde krantenlezers werden vandaag weer eens bevestigd in hun vooroordeel dat oudheidkundigen maar wat roepen.
Het is een leuke vondst, zo’n archiefje. Er is een fascinerend verhaal over te vertellen. Maar beweer niet dat dit de grootste filologische ontdekking is sinds de vondst van de Dode Zee-rollen, want dat is echt kletskoek, dat wordt doorgeprikt. En zelftrivialisering draagt alleen maar bij aan het afnemende draagvlak voor de geesteswetenschappen.
Prof. Wayne Horowitz, die natuurlijk geen archeoloog is, zegt alleen: “This is the most important ancient Jewish archive since the discovery of the Dead Sea Scrolls”. Antonio Lombatti’s website gaat over Bijbelse archeologie en kerkgeschiedenis en men mag veronderstellen dat hij de filologie aangaande die vakgebieden bedoelt, waarmee de Archimedescodex-C afvalt; het Evangelie van Judas dan weer niet.
De echte misinformatie is dat het niet om een nieuwe vondst gaat, maar om een expositie.
De lamp staat aan de verkeerde kant van het kleitablet voor een goede foto. Dat is pas ergerlijk.
Dat ze maar wat roepen is geen vooroordeel maar een oordeel.