
Zoals ik al aangaf behandelen De Blois en Van der Spek in hun handboek, Een kennismaking met de oude wereld, eerst de Levantijnse IJzertijdrijkjes en daarna de grote oosterse rijken. Ik attendeerde er al op dat die laatste zijn te beschouwen als één rijk met diverse dynastieën. Dus een Assyrische, een Babylonische, een Achaimenidisch Perzische, een Seleukidische, een Parthische, een Sassanidisch Perzische en een Arabische periode. Er was veel organisatorische en culturele continuïteit, zelfs als de elite steeds een andere, eh, “heersende etnoklasse” was. Dat laatste was een jargonterm om te vermijden dat we moeten schrijven dat dynastieën uit voortdurend andere volken de macht van elkaar overnamen, maar ik voor mij heb niet het idee dat we met deze term veel verder komen.
Assyrië
Over Assyrië is veel te zeggen en dat heb ik hier vier jaar geleden al gedaan in de aanloop naar de Nineveh-expositie in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. De Blois en Van der Spek noemen dat de Assyriërs de moeilijke twaalfde eeuw v.Chr. redelijk hadden doorstaan. In de strijd met de Aramese en Neohittitische staatjes in Syrië in het westen bouwden ze een steeds beter leger op. Dat de Assyriërs als eersten het ijzer redelijk wisten te bewerken, leek mij vermeldenswaard maar De Blois en Van der Spek noemen het niet. Misschien hecht ik er ook wel teveel waarde aan. Het eindresultaat is in elk geval onomstreden: in de loop der tijd werden wat eens vazalstaten waren geweest provincies. In de IJzertijd verenigde het Nabije Oosten zich tot één grote staat.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.