De jonge islam

De aqedah (Byzantijns reliefje uit het Nationaal Museum in Beiroet)

Onlangs verzorgde ik een lezing waarbij het ontstaan van de islam ter sprake kwam. Over dat onderwerp is – door gelovige moslims, door islamofoben en door historici – voldoende gezegd dat niet herhaald behoeft te worden, maar ik wil wel wijzen op een punt dat ik belangrijk vind: er gingen ideeën aan de islam vooraf. Nu is dat natuurlijk het intrappen van een wagenwijd openstaande deur: nieuwe ideeën ontstaan doorgaans in wisselwerking met andere. Als het niet zou zijn, zouden we immers niet begrijpen wat er nieuw aan was. Maar het blijft interessant te kijken waartegen Mohammed zich afzette, welke ideeën de zijne voortbrachten, waartegen hij polemiseerde en wat de in de vroege islam gemaakte keuzes zeggen over de eerste gelovigen. Daar ligt, zoals ik zie, momenteel een van de fronten van de geschiedwetenschap.

In de eerste plaats: in het laat-Romeinse Rijk won het christendom aan populariteit. Eerst stonden de keizers Licinius en Constantijn het geloof toe, daarna waren er keizers die het als persoonlijke voorkeur hadden, vervolgens kwam een einde aan de overheidssubsidie van de heidense culten en tot slot zag keizer Theodosius erop toe dat de christenen één centrale leer hadden, vastgelegd in de geloofsbelijdenis die op het Concilie van Constantinopel in 381 werd bevestigd.

Eén van de implicaties van de theologische consensus was dat Christus een volledig goddelijke en een volledig menselijke natuur had. Daar hadden de bisschoppen het beter bij kunnen laten, maar er waren mensen die toch wilden weten hoe dat kon en daarmee een heilloos moeras binnenliepen. Eén groep meende dat Christus als mens op aarde had geleefd (en Maria dus alleen moeder was van Christus’ menselijke natuur). Deze “nestoriaanse” opvatting werd in 431 op het Concilie van Efese getypeerd als dwaalleer. Maria gold vanaf nu als de moeder van God. Enkele jaren later waren er die meenden dat Christus’ goddelijke natuur zo grandioos was dat de menselijke natuur er als het ware door was overweldigd. Mensen zagen dus slechts de goddelijke natuur, die de menselijke in zich had besloten. De meerderheid van de aanwezigen op het Concilie van Chalkedon legde dit uit alsof Christus maar één natuur zou hebben (“monofysitisch”) en veroordeelde deze opvatting.

Het zal de overgrote meerderheid van de gelovigen niet hebben kunnen schelen, maar voor de nestoriaanse en monofysitische bisschoppen lag dat anders. Sommigen verlieten het Romeinse Rijk en daarom bloeide het nestorianisme op in Irak en langs de Zijderoute, terwijl de Armeense en Koptische christenen monofysieten zijn. En er gingen ook mensen naar het Arabische Schiereiland.

Daar konden ze joden ontmoeten. Na de verwoesting van de Tempel in 70 waren groepen vluchtelingen naar alle kanten getrokken, waaronder Egypte (waar nog een tempel stond), Babylonië en ook Arabië. We weten over deze laatste groep heel weinig (het is pas sinds kort dat de Saoedische archeologische dienst iets doet met joods erfgoed), maar in de zesde eeuw was er in Jemen een bloeiende joodse gemeenschap met een eigen koninkrijkje. Mohammed kreeg in Medina te maken met stammen die in de islamitische bronnen als joods worden getypeerd.

Ik laat in het midden of die zichzelf ook als joods beschouwden en ga snel verder naar een andere groep gelovigen op het laatantieke Arabische Schiereiland. Rond 525 vond binnen het Sassanidische Rijk een soort revolutie plaats, waarin enkele welhaast communistische ideeën werden gepropageerd. De revolutie van de “mazdakisten” werd in bloed gesmoord en de opstandelingen… u raadt al waar ze heen gingen.

Kortom, er waren al allerlei monotheïstische of monotheïserende gelovigen op het Arabische Schiereiland. Die hadden hun eigen geschriften, die niet behoorde tot het joden- en christendom zoals wij dat in West-Europa kennen. Denk aan de Henochitische literatuur, waarin een ziener opstijgt naar de hemel en daar de bovennatuurlijke werkelijkheid aanschouwt. Andere informatie werd mondeling doorgegeven, zoals in de oude wereld gebruikelijk was. (Het kan niet vaak genoeg worden benadrukt dat de geschreven teksten die we over hebben, volkomen onrepresentatief zijn voor de oude wereld, juist doordat ze geschreven zijn.)

Vreemd is het dus al met al niet dat we al vóór Mohammed lezen over Arabische monotheïsten. Hoewel ik het niet in alles eens kan zijn met de Mohammed-biografie van Marcel Hulspas, denk ik dat hij gelijk heeft als hij erop wijst dat de Al-Hums-hervormingen in Mekka ontzettend belangrijk zijn voor het goede begrip van Mohammeds optreden.

Deze monotheïstische ideeën vormen de achtergrond van het ontstaan van de islam. Ze vormen, om zo te zeggen, de taal waarin de eerste gelovigen hun indrukken verwoorden. Mohammed had mystieke ervaringen die zich, zoals dat mystici gaat, niet in woorden lieten vangen en daarom viel hij terug op de Henochitische literatuur. Zo komt het dat het verhaal over de Nachtreis lijkt op Henochs openbaring. Toen Mohammed niet snel genoeg gehoor vond voor zijn aankondiging van de grote veranderingen die op het punt stonden te gebeuren, greep hij in de Koran terug op de reacties die Noach had ondervonden: niemand had destijds willen luisteren en dus werd iedereen bestraft. De openbaring van de islam is uitgedrukt in de verhalen van bestaande monotheïsmes.

Voor het onderzoek zitten hier twee leuke, uitdagende kanten aan. Het eerste is dat veel van de “achtergrondideeën” mondeling zijn overgeleverd en dus alleen indirect zijn te documenteren. Niet alleen de Koran en de overleveringen over het leven van Mohammed (de hadith) zijn belangrijk, maar ook de verhalen daarachter.

Het tweede leuke aspect is dat de eerste moslims uit de zee van verhalen, voor zover we die kunnen reconstrueren, precies die verhalen lijken te hebben geselecteerd die niet waren gekozen door de joden en christenen. Het islamitische Zondvloedverhaal is dus niet het bijbelse maar gaat terug op de Babylonische traditie, waarin de held nog een gesprek voert met zijn stadsgenoten. De aqedah (het verhaal dat christenen het “offer van Abraham” noemen) heeft bij moslims niet Isaak als offer, maar Ismaël. Uit de gemaakte selectie blijkt dat de eerste moslims een eigen identiteit aan het scheppen waren, wat ook logisch was omdat de Arabische natie vanaf de zesde eeuw langzaam aan het groeien was.

Het is, zoals gezegd, een open deur dat nieuwe ideeën ontstaan tegen een achtergrond van oudere. Het wordt echter interessant als we dit combineren met onderzoek naar mondelinge tradities en dan patronen herkennen die duiden op identiteitsvorming.

Deel dit:

7 gedachtes over “De jonge islam

  1. Cor

    Wat betreft de ‘nestorianen’: zij geloofden niet alleen dat Christus als mens op aarde had geleefd, maar ook als God (tweenaturenleer). Alleen, men vond dat je de naturen niet door elkaar moest halen. Maria heeft Jezus naar zijn mensheid gebaard, dus kon zij niet theotokos heten, alleen christotokos. Theodorus van Mopsuestia, die door de ‘nestorianen’ als kerkvader bij uitstek werd beschouwd, hoewel hij net voor de nestoriaanse controverse overleed, sprak over ‘de aangenomen mens’ en de ‘aannemende God-Logos’. Die houdt hij strikt gescheiden. Zo spreekt Psalm 2 (waarin David direct over Christus profeteert) in de persoon van ‘de aangenomen mens’, omdat de God-Logos, de Zoon, uiteraard niet koning hoeft te worden, want dat is hij al van eeuwigheid. Enzovoort.

    1. Ben Spaans

      In Psalm 2 wordt niet door David direct over Christus geprofeteerd. Het is een verheerlijking van de koningen van Juda, die hier metaforisch als ‘zoon’ worden gepresenteerd en verwijst niet naar een ‘menswording’ van de Heere. Leest u mee:

      Die in de hemel zetelt, lacht;
      De Here spot met hen.
      Dan spreekt Hij tot hen in zijn toorn,
      en verschrikt hen in zijn gramschap:
      Ik heb immers mijn koning gesteld
      over Sion, mijn heilige berg.

      Ik wil gewagen van het besluit des Heren:
      Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij;
      Ik heb u heden verwekt.
      Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel,
      De einden der aarde tot uw bezit,
      Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots,
      hen stukslaan als pottenbakkerswerk.

      Psalm 2: 4-9

  2. Jona, je zet Licinius nog voor Constantijn als het gaat om het ’toelaten’ van het christendom. Ik denk: terecht. Het is wel zo dat ze beiden hun handtekening onder het Edict van Milaan (313) hebben gezet. Het Edict is niet bewaard, maar de Latijnse tekst werd door Lactantius overgeleverd. Nu lees ik dat het een edict was dat uitging van Licinius en dat Constantijn zich daar bij aangesloten heeft. Door dat Edict werd het christendom ‘formeel’ erkend, want in de tekst waren er nog veel mitsen en maren. Licinius echter heeft nog in 320 nog een aantal maatregelen tegen het christendom afgekondigd. Dat staat ook op je website Livius. Ik las ergens dat dat het was om Constantijn (want in de strijd om de heerschappij waren het toen al bittere vijanden geworden) te sarren. Maar is het niet zo dat Galerius (311) met zijn edict van Nicomedia (311) ook een belangrijke rol heeft gespeeld in die ‘tolerantie’ van het christendom, omdat door zijn edict, dat hij een week voor zijn dood heeft uitgevaardigd, er aan de christenvervolging, die in 303 onder Diocletianus aanving, een voorlopig eind kwam? In de geschiedenisboeken wordt vooral de rol van Constantijn benadrukt. Hoe zat dat eigenlijk en wat waren Licinius’ maatregelen in 320 tegen het christendom, terwijl hij toch de gangmaker was van het Edict van Milaan?

  3. Manfred

    “De revolutie van de ‘mazdakisten’ werd in bloed gesmoord en de opstandelingen… u raadt al waar ze heen gingen.”

    Nee, en het gelinkte Livius blijkbaar ook niet:
    “Its adherents had several ideas that remind us of pre-leninist communism. King Khusrau I ’the deathless soul’ suppressed it in 530s, and its adherents may have fled to Arabia.”

    Welkom in Casino Jona, voor elke gokker wat wils.

  4. Mohammed Boubkari

    Dat boek van Hulspas heb ik gelezen en mijn conclusie was – ik zal het netjes houden – Schoenmaker blijf bij je leest.

    Het idee dat de Hums een soort hervormingsbeweging was die de overgang van het polytheïsme naar het monotheïsme is een potsierlijke idee dat niet door de bron wordt gestaafd wordt.

    Lees zelf maar (blz. 87):

    https://www.thereligionofpeace.com/pages/muhammad/Guillaume–Life%20of%20Muhammad.pdf

    In vertaling net aan 2 bladzijden dat betekent dat het in het Arabisch Ibn Ishaq (of beter gezegd zijn redacteur Ibn Hischam) er hoogstens een kwart pagina aan heeft gewijd.

    Nergens staat dat de Hums afstand namen van het polytheïsme of zelfs maar neigde naar het monotheïsme. En dat blijkt ook niet uit hun rituelen en taboes.

    Alle rituelen en taboes van de Hums zoals die vermeld worden door Ibn Ishaq zijn in de Qur’an verboden en of gewoonweg niet overgenomen door de Profeet in wat later de rituelen bij de hadj ( bedevaart ) zouden worden. Sterker nog wat de Hums weigerden te doen namelijk naar Arafat gaan werd door de Profeet tot het grote moment van de hadj gemaakt.

    Er is wel een categorie Arabieren uit die tijd die men monotheïst zou kunnen noemen zonder dat ze jood of christen waren de Hunafa maar die behoorden niet tot de Hums. Dat waren eenlingen die gecharmeerd waren van het idee van één God maar zich niet wilde bekeren tot het jodendom of christendom.

    Dat de islam in de eerste helft van de zevende eeuw is ontstaan en niet in de eerste helft van de zesde of voorgaande eeuwen is geen toeval maar dat komt niet door de Hums.

    Welke zoon Abraham moest offeren was geen uitgemaakte zaak voor moslims, dat debat heeft eeuwen geduurd voordat de voorkeur voor Ismael het won. Toen was de identiteit van moslims al lang en breed verankerd.

    Het feit dat de beroemde Qur’an exegeet Ibn Kathir in de 14e eeuw nog eens alle argumenten op een rijtje zetten om dat debat te beslechten in het voordeel van Ismael zegt genoeg.
    In de Qur’an wordt geen zoon genoemd vandaar dat eeuwenlange debat.

    http://corpus.quran.com/translation.jsp?chapter=37&verse=102

    Qua geloofsleer maakt het in feite niet zoveel uit welke zoon het was. Dit had meer te maken met het onttronen joodse aanspraken en afstammingstheorieën dan een geloofskwestie in enge zin.

Reacties zijn gesloten.