MoM | Het backfire-effect

Anderhalf jaar geleden schreef Carlijne Vos een verhelderend stuk in De Volkskrant over asielzoekers, dat ze inleidde met de opmerking dat het tijd was “om fictie van feiten te onderscheiden”. Er was helemaal niets mis met haar betoog. Voor wie probeerde genuanceerd te denken over de problematiek, stond er veel lezenswaardigs in. Wie zich daarentegen vooral zorgen maakte en de nuance voorbij was, werd door het stuk vooral bevestigd in het idee dat die linkse journalisten van De Volkskrant desnoods gewoon logen om hun multiculti-ideaal op te dringen aan een Nederland dat met die gelukzoekers allang helemaal klaar was.

Die laatste reactie was dan een uiting van het backfire-effect. Het lijkt zo voorbeeldig wat Vos deed: het presenteren van de correcte feiten en het uitleggen van de wijze waarop die zijn vastgesteld, maar het werkt niet. Weliswaar is uitleg vaak een manier om een discussie naar een goed einde te brengen, maar dat is niet het geval wanneer de context al polemisch is. Dan worden zelfs de objectiefst-denkbare gegevens en de allerredelijkste methoden gewantrouwd.

Viermaal backfire

Het backfire-effect is een klassieker uit de wetenschapsvoorlichting. Om wat voorbeelden te geven uit mijn eigen vak, de oudheidkunde:

  • Ik kan praten als Brugman dat de Perzische koning Cyrus de Grote geen uitzonderlijk humanitair beleid voerde, en ik kan daarna uitleggen hoe wetenschappers vaststellen hoe stereotiep ’s mans zelfpresentatie was, maar ik zal Iraanse nationalisten (die Cyrus beschouwen als verlicht despoot omdat de laatste sjah zijn antieke voorganger geleden zo typeerde) niet overtuigen en ze zullen uiteindelijk anti-Lendering-pagina’s online beginnen. Meer in het bijzonder ben ik, gegeven mijn Europese herkomst, een eurocentrist, zelfs als ik weergeef hoe wetenschappers Cyrus’ zelfpresentatie plaatsen in zijn oosterse context.
  • Ik kan uitleggen dat het oude Egypte en de Maghreb overwegend zijn bevolkt door nomadische herders die vanuit de Levant arriveerden, en ik kan toelichten hoe het relevante fysisch-antropologische, archeologische en DNA-onderzoek in elkaar steekt, maar ik zal de afrocentristen (die beweren dat de Egyptische beschaving uit “Zwart” Afrika kwam) niet overtuigen en uiteindelijk worden uitgemaakt voor racist. Meer in het bijzonder ben ik, gegeven mijn Hebreeuwse voornaam, lid van een joodse samenzwering.
  • Ik kan alle registers opentrekken om uit te leggen dat Jezus’ halachische opvattingen in het antieke jodendom passen als een hand in een handschoen, en ik kan dan uitleggen waarom de historisch-kritisch methode van de onderzoekers werkelijk de meest redelijke is, maar ik zal Jezusmythicisten (die denken dat Jezus niet heeft bestaan), niet overtuigen en zal uiteindelijk worden getypeerd als christelijke propagandist.

Deze kwesties spelen al jaren. De oudheidkunde wordt immers vanouds vergezeld door kwakhistorici en pseudowetenschappers, aan wie de laatste twintig jaar vrij spel is gegeven. De letterenfaculteiten hebben namelijk geen communicatiestrategie ontwikkeld die rekening hield met het internet, waarop betrouwbare informatie achter betaalmuren ligt en verouderde inzichten via digitaliseringsprojecten terugkeren (bad information drives out good).

Er zijn inmiddels ook nieuwe vormen van scepsis. Een voorbeeld uit 2014 is de Nijmeegse aquaductenaffaire, waarin werd beweerd dat Nijmegen geen Romeins aquaduct heeft gehad, de gemeentelijke rekenkamer het verschil tussen de correspondentie- en coherentietheorie van de waarheid niet bleek te herkennen en de Radbouduniversiteit zichzelf ontsloeg van haar maatschappelijke taak. Daarom knalde de kwestie door naar het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit, die haar bij mijn weten nog in behandeling heeft.

Irrationele angsten

Wat deze voorbeelden gemeen hebben met de discussie over de asielzoekers, is dat het presenteren van feiten onvoldoende is en dat het niet langer helpt uit te leggen hoe we weten dat dit de feiten zijn. Dat mensen wetenschappelijke informatie niet langer willen aannemen, komt door een niet altijd rationele maar wel steeds reële bezorgdheid: Iraanse nationalisten zijn nog altijd boos om de revolutie van ’79, afrocentrisme is een reactie op maar al te reële discriminatie, de herleving van het Jezusmythicisme komt voort uit angst voor religieus fundamentalisme en de aquaductenaffaire heeft een hoog NIMBY-gehalte.

Vergelijkbare irrationele maar reële angsten maken het eveneens onmogelijk een discussie over vluchtelingen te voeren. De kwade burger ziet dingen veranderen maar heeft geen invloed op ontwikkelingen die groter zijn dan het eigen land. Je hoeft echt geen racist te zijn om je daarover zorgen te maken en de discussie is door een veelvoud aan redenen – bestuurlijke arrogantie, evidente misstanden, het gedram van Wilders – behoorlijk polemisch geworden.

In polemische contexten heeft het geen zin rustig de feiten te benoemen. Je kunt honderd keer gelijk hebben, maar je zult het niet krijgen omdat mensen te bezorgd zijn om je nog gelijk te geven. Sterker nog, het enige wat je bereikt is dat wat anders onomstreden had kunnen zijn, wél omstreden raakt. De historisch-kritische methode uitleggen aan Jezusmythicisten, die weten dat je uitleg dient om een stelling over Jezus’ historiciteit aanvaard te krijgen, is niet zo zinvol want ze zullen na je uitleg ook de wetenschappelijke methode verdenken, wat anders niet zou zijn gebeurd. Sceptici zullen bovendien een etiket op je plakken dat hun de mogelijkheid biedt niet verder naar je te hoeven luisteren: je bent een eurocentrist, je bent een jood, je bent een christen.

Tegenstrategieën

Uitleg kan dus contraproductief zijn en daarom heet dat het “backfire-effect”. U mag het ook “olie op het vuur” noemen. Zoals gezegd is dit een klassieker uit de wetenschapsvoorlichting en omdat het allemaal welbekend is, zijn er vanzelfsprekend tegenstrategieën bedacht:

  • Vermijd openbare discussies waarin sceptici, in gezelschap van medestanders, hun ongelijk niet kunnen erkennen. (Ronald Plasterk kon Andries Knevel alleen overtuigen van de evolutieleer in een persoonlijk gesprek.)
  • Wacht tot de ergste emoties voorbij zijn. (Ik heb goede ervaringen met het beantwoorden van mail na een maand of drie, vier.)
  • Geef aan hoe de scepticus voordeel kan hebben van jouw visie.

Dit werkt in de wetenschapsvoorlichting, maar voor vluchtelingenbeleid zal het natuurlijk niet meer zo makkelijk gaan. Daar is het in feite te laat voor rustige beschouwingen; we zijn er, om een zin uit de eerste alinea van dit stukje te herhalen, niet op tijd in geslaagd fictie en feiten te onderscheiden. De discussie zal uiteindelijk zonder argumenten worden beslist door óf bange en botte schreeuwers óf bestuurders die de zaak forceren en daarna nóg minder draagvlak hebben voor het openbaar bestuur.

De grimmige toekomst

Als de wetenschappelijke voorlichting faalt, bestaan dezelfde twee opties. Rumoerige en verontruste sceptici zullen sommige conclusies overschreeuwen en uit het maatschappelijk debat verdrijven. De Iraanse nationalisten die ik noemde, kregen hun “inzichten” in National Geographic en bereikten tienduizenden lezers toen kwakhistoricus Tom Holland ze ook nog eens propageerde. U mag hier ook denken aan de successen van antivaxxers en klimaatontkenners.

Het alternatief is wetenschappelijk powerplay en een mooi voorbeeld daarvan is de rechtszaak die het RIVM een paar jaar geleden aanspande tegen een criticus van de griepprik. Het RIVM verloor maar ook als het zou hebben gewonnen, was de wetenschap beschadigd, want dan had de criticus zich hebben kunnen presenteren als gemangeld door een arrogante wetenschap. De archeologen die in Delft (met een bepaald onwetenschappelijk argument overigens) naar de rechter stapten, waren al even kortzichtig.

Kortom, de tegenstrategieën zijn maar beperkt effectief. De enige wijze waarop de universiteiten hun wettelijke taak informatie over te dragen aan de samenleving kunnen uitvoeren, is als ze zich committeren aan een communicatiestrategie die het ontstaan van scepsis verhindert.

Noem het voor mijn part proactief. Zo’n strategie impliceert een wezenlijke aanpassing van het systeem, waarin de voorlichting niet langer een bijzaak is om d’r na het onderzoek nog effe bij te doen, maar andersom: het informeren van de samenleving wordt het doel van het onderzoek. De samenleving heeft niets aan gratuit geklaag over publicatiedruk en de kortzichtige analyses van op zich sympathieke clubs als Science in Transition. Wil de wetenschap maatschappelijk draagvlak hebben, moet er iets écht veranderen.

Ik vrees dat de huidige generatie wetenschappers deze draai niet zal kunnen maken en dat we afstevenen op een tijd van wetenschappelijke powerplay. Een technocratie. En ik vrees dat dit ook de toekomst is van het openbaar bestuur. Al jaren klinkt het mantra dat de politiek zich eens écht moet verdiepen in de problemen van de burger maar het feit dat die roep eindeloos wordt herhaald, illustreert hoe weinig vooruitgang er is. Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat “de” burger geen nobele wilde is met de zuiverste bedoelingen, maar dat is geen excuus om hem ongewild beleid door de strot te duwen.

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.

Dit was een geactualiseerde versie van een stuk van anderhalf jaar geleden.]

Deel dit:

7 gedachtes over “MoM | Het backfire-effect

  1. Jan Mathijs Dirikx

    We hoeven helemaal niet af te stevenen naar een technocratie, waarbij de burger veel door de strot geramd wordt . Wij moeten als burgers zelf onze verdomde democratische plicht opnemen, niet maar dat ene keertje in het kieshokje, maar constant. Basis democratie is veels te belangrijk om het over over te laten aan beroepspolitici en hun partijen . De huidige parlementaire toestand, van afgeleide democratie door gekozen partij mensen gaat ongeveer zo’n 150 jaar mee. Deze afgeleide democratie kan nooit de stem, en de mening vertegenwoordigen van de burger, al geeft ze zich hiervoor uit. Zou het dan niet beter zijn dat parlementaire systeem op de schop te nemen, en eens wat anders te proberen. In deze tijd is de modale burger, goed geïnformeerd, goed geschoold en politiek wakker. Wat houd hem tegen om zoals in de antieke griekse poleis , in een soort systeem van assisenhof oproeping in een burger parlement mee te praten over zaken waar hij vroeger geen zeggenschap over kreeg.Jaarlijks geloot om zitting te nemen in de raad, betaalt door de staat, en beboet bij wanbeheer . Door het niet langer dan een jaar kunnen aanblijven in deze raad, worden misbruiken verminderd . Vluchten kan echt niet meer wegens de immense problemen die op ons afkomen. Ideologieën en hun erbij horend partijapparaat zullen de problemen waar de burger mee geconfronteerd word niet kunnen oplossen denk maar aan het milieuprobleem , het wegdrukken van “koning auto” en een echt verkeersplan, urbanisatie; de nog beschikbare vrije ruimte zo effectief mogelijk gebruiken, het inperken van migratie, door hulp ter plaatse, het niet vergooien van belastinggeld aan dom bewapenings materiaal , het beschikbare werk herverdelen en degene die om een of andere manier niet kunnen participeren aan het arbeidsproces aan een uitkering helpen, Het werk humaniseren, kutwerk word uitgebannen, of gedeeld, zodat het geen sleur word. Voor mij staat een ding vast, het roer moet radicaal omgegooid worden , zoals het nu loopt gaan we zeker naar de haaien.

  2. jacob krekel

    – een korte reactie op Dirks
    Ik heb ook wel eens gedacht dat loting een mooie manier is om een echt andere eerste kamer samen te stellen. Maar in de tijd van het Internet moet het mogelijk zijn effectievere volksraadplegingen te doen dan volksvergaderingen of referenda. Het probleem is niet dat de regenten iets anders doen dan het Nederlandse volk wil, het probleem is dat het Nederlandse volk zo verdeeld is in zijn opvattingen dat er voor niets een meerderheid is, waardoor iedere oplossing meer tegenstanders dan voorstanders heeft, en het politieke vakwerk om toch meerderheden te construeren een stuk moeilijker geworden is.

    Maar daar ging deze blog niet over. Ik vind het wel een goede suggestie om vanaf het begin van een onderzoek als nevendoel te hebben: hoe maken we de resultaten zo breed mogelijk bekend. Dat zullen de financiers van de derde geldstroom meestal niet leuk vinden, maar als we dit als Nederlandse volk belangrijk vinden, dan moet de eerste geldstroom voor onderzoek maar weer wat groter worden. TNO en NWO kunnen dat in elk geval in hun subsidievoorwaarden opnemen.

    Maar er is nog een probleem met de feiten zelf. Er zijn er zo veel van dat iedere presentatie een selectie is en een ordening volgens de criteria van de onderzoeker. En dat kan altijd op een heleboel manieren, zodat er legitieme verschillen kunnen zijn. Dat expliciteren van methoden en criteria is nogal saai, maar toch, als iemand met een feit komt, kun je altijd vragen hoe die dat weet. En hier doet zich het Sleeper-effect voor: mensen onthouden wel feiten maar vergeten hun bronnen. Als je aan het publieke debat wilt deelnemen is het dus belangrijk om je erin te trainen je bronnen te onthouden.
    En verder is een kritisch publiek noodzakelijk. Sinds 2000 is in het examenprogramma Nederlands opgenomen dat vwo- en havoleerlingen (10) drogredenen in ene redenering moeten kunnen onderkennen, en dat wordt centraal getoetst. We mogen dus hopen dat de jongere generatie daar enige vaardigheid in heeft opgedaan.

    jacob krekel

  3. De burger ziet zich voor teveel feiten geplaatst en vooral voor teveel meningen via de sociale media. Als de wetenschapper al moeite heeft met het maken van een keuze in het presenteren van de feiten, dan kunnen we van de overgrote meerderheid van de burgers niet verwachten dat ze zich iets gelegen laten aan uitleg over wetenschappelijke activiteiten. Dat zal hoe dan ook toch overwegend een groter impact hebben op de ‘academisch gevormde kijker/ lezer’ dan op het grote publiek en dat bedoel ik niet denigrerend. Meestal hebben lager opgeleide mensen andere zorgen aan hun hoofd.
    Ik ben het wel met jou eens, Jona, dat het belangrijk is om aan goede wetenschappelijke voorlichting te doen, misschien moet er zelfs zoiets als een vak op de middelbare school komen, zoals Jacob Krekel hierboven aangeeft.

    Wat je opmerkingen over de politiek betreft.
    Dat er een grote kloof is en blijft tussen de burger en de politiek kan ook verklaard worden door een combinatie van onmacht bij de burger, omdat er de laatste tijd zo verschrikkelijk veel gebeurt waar we wakker zouden moeten van liggen zowel in eigen land als in het buitenland, ook van de vele financiële en andere schandalen. De burger heeft het idee dat de situatie hem ontglipt en ziet niet hoe hij deze kan beïnvloeden. De malaise die dat bij hem/ haar teweeg brengt, kan hij allleen kanaliseren door zich van de politiek af te keren. Op NPO2 is er weer het Filosofisch Kwintet geweest, dit keer over het thema of de democratie onder druk staat en hoe we dat kunnen voorkomen of verhelpen. Gedurende de laatste tien minuten van elke aflevering begint bij mij een zekere vermoeidheid te ontstaan, omdat ik merk dat men steeds in cirkels aan het ronddraaien is.
    Ik heb het boekje van David van Reybroeck grondig gelezen (Tegen verkiezingen). Zijn diagnose is goed, over zijn oplossingen heb ik mijn grote twijfels.

    Terug naar je pleidooi voor een betere wetenschapsvoorlichting betreft: of deze het grote publiek zal bereiken, weet ik niet zeker. Als er pro-actief voorlichting gegeven wordt over onderzoek, zit je m.i. nog met een paar problemen. Wetenschappelijke taken die nog moeten gebeuren kunnen tijdens de uitvoering een ander karakter krijgen of misschien op niets uitlopen. Een ander punt:
    het publiek heeft recht om te weten wat er met hun belastingcenten gebeurt. Maar hoe krijg je dat via de media goed overgebracht naar de lezer/ kijker zullen overbrengen. Willen ze het allemaal wel weten?

    Ja, en daar zijn we dan bij de media aanbeland: hoe vaak heb ik niet meegemaakt dat journalisten bij Buitenhof of andere discussieprogramma’s of interviews, ‘beweringen’ van politici over de plaats van Nederland op een of ander gebied, rankings van universiteiten, enz. geen enkele tegenvraag stellen op welke bron ze zich daarbij baseerden.

    Goede wetenschapsvoorlichting van de kant van de universiteiten, kritische journalistiek, in combinatie met meer vakken op school die de leerlingen kritischer leren (methodeleer, logica, etc..) zou de situatie en dat hoop ik met jou, kunnen verbeteren, maar ik vrees, niet radicaal veranderen.

  4. Kees Mettes

    We moeten ons het meeste zorg maken om de moedwillige leugenaars en informatiemanipulatoren. Zij die geen feiten of verklaringen willen die hun belangen of macht bedreigen. Mensen die zich in het maatschappelijk-culturele of politieke debat mengen om vooroordelen en misleidingen te ontmaskeren met behulp van kritisch/wetenschappelijk denken en argumenteren worden door hen in het vizier genomen. De oudheid geeft als eerste en meest belangwekkende voorbeeld Socrates. Gelukkig worden zij die in zijn voetsporen treden nog niet ter dood veroordeeld, maar een lichte gifbeker in de vorm van bedreigingen of scheldwoorden moeten ze wel durven drinken of hun mond houden.

Reacties zijn gesloten.