Nog één keer dan: de limes (3)

Woerden, Drive-in Museum: een voorbeeld van goede eerstelijns-voorlichting, die het mogelijk maakt de grote musea voor de tweede lijn te gebruiken. Wat overigens nog onvoldoende gebeurt.

[In het eerste deel van dit stuk legde ik uit dat de huidig limes-voorlichting de cruciale doelgroep niets biedt en de al bekende infrastructuur negeert waarlangs mensen hun informatie vinden. In het tweede deel vertelde ik dat je voorlichting niet moet beginnen bij de partijen die je toevallig kent, maar dat je moet vertrekken van het eigenlijke verhaal. Daar moet je dan de middelen en partijen bij zoeken die het met de juiste middelen aan de juiste doelgroepen kunnen vertellen.]

Doelgroepen

Goed, als we een “eigenlijk verhaal” hebben, kunnen we kijken naar de mensen voor wie het is bedoeld. Niet iedereen heeft immers dezelfde informatiebehoefte. Voor sommige mensen is het voldoende te weten dát twee meter onder deze of gene plek de resten liggen van dit of dat Romeinse fort. Het bord waarop dat staat uitgelegd zal voor menigeen overigens niet meer zijn dan de zoveelste toeristische informatie langs de weg, die je ter kennisgeving aanneemt.

Anderen hebben daarentegen juist een hogere informatiebehoefte en juist dat is, zoals aangegeven, de cruciale doelgroep. Het zijn immers degenen die anderen beïnvloeden. Het zijn misschien geen influencers, in de zin dat één ervan tienduizenden weet te bereiken, maar hun naam is legio en samen bereiken ze wel tienduizenden mensen. Als zij zeggen “er is intellectueel niks aan”, ben je verloren en zoals gezegd: ze klagen inderdaad. Als die mensen bovendien de onjuistheden in het huidige aanbod herkennen (of denken te herkennen), dan keren ze zich tegen de limes – met aquaductenaffaires als die in Nijmegen als onvermijdelijk gevolg.

Zoals ik al ook al eerder heb verteld, moet deze doelgroep verdieping worden geboden: zeg maar een tussenstap tussen enerzijds het bestaande aanbod en anderzijds het eigenlijke verhaal dat we willen vertellen om het individu te verrijken, om de samenleving te verbinden, om iets van waarde te zeggen over identiteit en geschiedenis en om ons eigen denken te doorgronden. Want daar gaat het om en daarvoor krijgt de limes subsidie.

Internet

We hebben goede musea, die door het publiek al worden gevonden. Dáár moet je je dus in de eerste plaats op richten. Verder hebben we een Week van de Klassieken en diverse tijdschriften die ook al worden gevonden (Archeologie Magazine, Hermeneus, enz.).

Als je dit aanbod verder wil verbreden, is het beste medium vanzelfsprekend het internet, waar je iedereen op zijn eigen niveau kunt bereiken, zodat je het aanbod tegelijk verdiept. Online is al heel veel te vinden en onderschat daarnaast de Wikipedia niet. Een subsidiënt die een eerstelijns-aanbod wil uitbreiden, doet dat het efficiëntst door de Wiki uit te breiden en te verbeteren. Om dezelfde reden als hierboven: het is een plek is waar mensen al zoeken, het is een bestaande trechter naar informatie.

Wat zeker niet hoeft, is uitbreiding met wéér een website met dezelfde informatie. De zoveelste Web 1.0-site zal ook de zoveelste keer zijn dat we junk news bieden, dat wil zeggen informatie die het zicht op verdieping blokkeert. Ik noem dit met enige nadruk aangezien de limes-organisaties, zoals beschreven, steeds opnieuw het wiel uitvinden. Zoals het verstandiger zou zijn geweest de vertrouwde Week van de Klassieken te verbeteren en niet een parallelle Romeinenweek te bouwen, zo is een website met informatie over de limes en Romeins Nederland minder wenselijk dan betere ontsluiting en verdieping van wat al bestaat. We leven in tijden van Web 3.0, weet u wel.

Wat zeker moet worden toegevoegd is een tweede lijn, waar wordt uitgelegd hoe we weten wat we weten. Zo’n tweede lijn is een absolute voorwaarde om de limes te immuniseren tegen de scepsis die bij de omkering van een bestaand beeld onvermijdelijk een keer de kop zal opsteken. Een voorlichting die niet proactief is, kan anno 2019 uitsluitend worden getypeerd als onprofessioneel.

Om het bovenstaande anders te formuleren: de kracht van internet is dat je informatie zo kunt aanbieden dat je iedereen, dus ook mensen met een hoge kennisbehoefte, tevreden kunt stellen. Daarvoor is nodig dat we eerst kijken naar wat we nu eigenlijk willen vertellen en naar wat de reële vragen zijn. Dat is wezenlijk anders dan wat nu gebeurt: nu staat het aanbod centraal van de partijen die er al zijn. Het wereldwijde web is echter geen brochure of boek met informatie die we de wereld inzenden: het maakt communicatie met het publiek mogelijk en dáár moet op worden ingezet.

Wie moet zoiets maken? Met welke partijen moet je in zee? Dat is niet zo moeilijk: breng het onder op de plek waar mensen al informatie zoeken. De musea. Musea hebben al internet-sites die ook worden gevonden en hebben de know-how om verder te bouwen. Ze hebben de netwerken én de educatieve diensten. Bouw dit uit. Bouw niet iets nieuws. Het wiel is al uitgevonden, het hoeft niet opnieuw.

En o ja, Voorschoten

Er is nog een bijkomstig voordeel als je voor de limes (of liever: de Romeinse Lage Landen) beschikt over een website die het bestaande aanbod beter ontsluit en een verband legt met het eigenlijke verhaal. Niet alleen komt iedereen aan zijn trekken, de website maakt het mogelijk andere media vóór de limes (of de Romeinse Lage Landen) te laten werken. Ik denk concreet aan wat de aanleiding was tot dit stukje: een op zich leuke constatering over het Corbulokanaal die in de plaatselijke pers slecht werd uitgewerkt, met als klapstuk een wethouder die voor joker stond.

Stel, er was al een goede website, dan kon in een persbericht – en dus in de lokale media – daarnaar worden gelinkt en kon het publiek vinden wat het nodig heeft om zo diep te gaan als het zelf wil. (Het is niet heel anders dan wat ik ooit hier heb geschreven.) Op die manier kunnen de limes-organisaties de lokale media, die nu het negatieve oordeel versterkten dat de limes oninteressant zou zijn, gebruiken om een boodschap af te geven die wél positief is. Het plaatselijke sufferdje voegt zo geen junk news toe maar wordt weer een instrument om mensen te leiden naar goede informatie.

Dit moet ook een wethouder van cultuur als muziek in de oren klinken. Je wil de burgers verrijken en verbinden, je wil ze wat historisch besef geven. Dát is het vertrekpunt van alle cultuurbeleid en dit abstracte ideaal vertaal je via uitleg van het eigenlijke verhaal naar een goede digitale infrastructuur, zodat je het leven van de burgers werkelijk verrijkt.

Deel dit:

4 gedachtes over “Nog één keer dan: de limes (3)

  1. Dank. Dit is echt een steun in de rug voor alle vrijwilligers die beter weten en zien dat het geld steeds weer bij de verkeerde projecten komt. Fijn bovendien dat ambtenaren de ontsporing nu ook beginnen te herkennen.

    1. FrankB

      Het is al even fijn om te lezen dat er nog hoop is voor de mensheid dat één en ander goedkomt, ook voor de bewoners van die zompige moerasdelta aan de Noordzee.

  2. Robert

    “Nog één keer dan: de limes (3)”

    Dit doet me direct denken aan nog zo’n klassieker: “The fifth book in the increasingly inaccurately named Hitchhikers Trilogy”.

    1. Rob Duijf

      ‘Stel, er was al een goede website, dan kon in een persbericht – en dus in de lokale media – daarnaar worden gelinkt (…)’

      Dan moet dat persbericht wel goed zijn! Is hier niet ook een taak weggelegd voor de opleidingen op het gebied van communicatie? Dat wordt tegenwoordig immers in een adem genoemd met marketing en reclame.

      Van een pers- en publieksvoorlichter mag je objectieve informatie verwachten, bijvoorbeeld in de vorm van een persbericht dat voldoet aan de journalistieke eisen. Helaas zijn voorlichters vaak spreekbuizen van de organisatie, waardoor de informatie wordt gekleurd en waakzaamheid is geboden.

      In het geval van de gemeente Voorburg heeft de voorlichter zich wel laten voeden door Onderzoeksbureau Vestigia, het bedrijf dat het archeologisch onderzoek uitvoerde. Helaas werd het archeologisch onderzoek in het kader van de Romeinse Limes ‘vermarkt’ om de gemeente even op de kaart te zetten. Dan schiet de publieksinformatie zijn doel voorbij.

      Zo kan ook worden verwezen naar tweedelijns informatie. Moet die er wel zijn natuurlijk…

      Er zal nog wel wat water door de Oude Rijn stromen eer de communicatie op dit vlak is verbeterd. Indien nodig zal er tot die tijd steeds weer op moeten worden gehamerd. Ik denk dan ook, dat deze post niet het laatste kritische stukje over de limescommunicatie is…

Reacties zijn gesloten.