De keizer in de Romeinse wereld

Elke Romeinse keizer modelleerde zich vroeg of laat op Augustus (Glyptothek, München)

Ik blogde vorige week over de keizers van Rome in de eerst twee eeuwen van onze jaartelling. Het leek een bewogen geschiedenis. Of toch niet? De paradox van het keizerrijk is dat de vorst zoveel macht bezat dat de invulling van zijn rol betekenisloos was. Hij had veel verantwoordelijkheden en kon zich onmogelijk kwijten van alle taken. Zijn staf, de Kroonraad, een groeiend aantal functionarissen uit de senatoriële en ridderstand, legioencommandanten en ambtenaren deden het eigenlijke werk en vielen daarbij terug op beproefde routines. Hoe de vorst zelf zich van zijn taken kweet, was minder belangrijk. Terwijl Nero musiceerde, bloeide het rijk.

De bureaucratische routines waren zo sterk dat de vorsten geen ruimte hadden voor beleidsexperimenten, zoals de god Caligula en de autocratische Domitianus ondervonden. De Severi, die meer deden voor de lagere standen dan hun voorgangers, werden zwaar bekritiseerd door de Senaat – nog altijd hét centrum van bestuurlijke ervaring – en wellicht is hun grootste prestatie dat ze het desondanks veertig jaar uithielden.

Natuurlijk is het zinloos het keizerschap als statisch te beschouwen. Het keizerschap van Vespasianus was anders dan dat van Hadrianus, dat weer anders was dan dat van Marcus Aurelius, dat weer niet leek op dat van Constantijn. Dat iedere keizer zich vroeg of laat modelleerde op Augustus, betekent vooral dat ze afstand en verschil herkenden. Het keizerschap ontwikkelde. Desondanks bleven ook zaken hetzelfde en voor een reeks naar aanleiding van een handboek, namelijk Een kennismaking met de oude wereld van De Blois en Van der Spek, is dat waarop het accent moet liggen.

Een Mediterraan rijk

Zo rivaliseerden de voornaamste Romeinse families nog altijd met elkaar, zij het zonder bloedvergieten en onder keizerlijk toezicht. De wedijver kwam bijvoorbeeld tot uiting bij de organisatie van spelen. De inzet van de concurrentiestrijd was echter veranderd: het ging om functies in het keizerlijk bestuur en niet langer om militaire commando’s.

Eén gevolg – of misschien was het ook wel een voorwaarde – was een minder agressieve buitenlandse politiek. Voortaan hielden de legioenen in permanente bases de wacht aan Rijn, Donau en Eufraat. Expansie, zoals Trajanus’ verovering van Dacië, was zeldzaam. Claudius’ inval in Brittannië diende vooral om te bewijzen dat hij geen warhoofd was maar een vent; de grootschalige oorlog die Marcus Aurelius aan de Donau voerde, leidde niet tot gebiedsuitbreiding; Domitianus’ annexatie van Baden-Württemberg bekortte de Rijn-Donaugrens en was dus een in wezen defensieve maatregel; en zo moeten we ook Severus’ verovering van Mesopotamië bezien. De periode van onafgebroken expansie was voorbij.

Portret van een keizer uit een provincie waarvan de naam me even niet te binnen wil schieten.

Ook de burgerrechtenpolitiek bleef ongewijzigd. Caesar en Augustus hadden de burgeroorlogen gewonnen doordat ze, het burgerrecht gul uitdelend, beschikten over een grote achterban. U weet wel: de Lex Roscia. Hun opvolgers zetten dit beleid voort en in twee eeuwen veranderde het Middellandse-Zeegebied van een Italisch imperium in een rijk met een elite die afkomstig was uit alle windstreken.

Dat valt ook af te lezen van de herkomst van de keizers: Vespasianus’ ouders kwamen niet uit Latium, Trajanus was geboren in Andalusië en Severus’ wieg stond buiten Europa. Illustratief is ook de reactie op keizers die dweepten met de Griekse levenswijze. Nero raakte daardoor nog in de problemen, maar Hadrianus kreeg geen verwijten meer, want de rijkselite was in zijn tijd een stuk kosmopolitischer. En terwijl Hadrianus zich nog schaamde voor zijn Spaanse accent, was het drie generaties later trendy te spreken met een Afrikaanse tongval. De ingezetenen van het Rijk identificeerden zich met Rome. Zelfs mensen met een sterk etnisch zelfbewustzijn, zoals de Grieken, spraken vanaf de tweede eeuw van “wij Romeinen”.

Bureaucratie

Om het rijk te besturen beschikten de opvolgers van Augustus over een gestaag groeiend ambtelijk apparaat. De voornaamste Romeinen haalden hun neus op voor werk voor de overheid – een heer van stand werkte niet in loondienst – zodat de meeste ambtenaren en zelfs de ministers vrijgelaten slaven waren. Ze beschikten echter over grote macht, wat soms leidde tot spanningen. Het was voor een senator immers onprettig als een van zijn vrijgelatenen minister werd en hem vervolgens urenlang liet antichambreren.

De jonge keizer Gordianus III temidden van hovelingen

Dit veranderde pas met de regering van Vespasianus. Anders dan zijn voorgangers, wier positie nooit staatsrechtelijk was omschreven, liet hij zijn bevoegdheden vastleggen in een wet, waarover ik het al eens had. De regering van Vespasianus markeert het moment waarop de monarchie voldoende aanvaard was om werk in keizerlijke dienst aanvaardbaar te maken voor vrijgeborenen. Voortaan deden ridders dienst als minister. Overigens teken ik aan dat de voorganger van Vespasianus, Vitellius, hem ook bij het aanstellen van ridders als minister voor ging, maar omdat Vitellius de burgeroorlog verloor, geeft niemand hem de credits.

De Romeinse ambtenaren streefden, zoals hun collega’s van alle tijden, naar geschreven regels en duidelijke afspraken over autoriteit. Vrijwel alle overgeleverde keizerlijke correspondentie heeft betrekking op wet- en regelgeving: de vorst gaf nieuwe regels, trok ze in of lichtte ze toe. (Antoninus Pius trok eens een belastingvrijstelling voor wijsgeren in met als motivatie dat echte filosofen zich niet bekommerden om materiële bezittingen.) De keizer baseerde zich hierbij op de adviezen van geschoolde kroonjuristen, wier oordeel in later tijden wet was. Zo groeide tot de tijd van Severus Alexander een steeds omvangrijker corpus van juristenliteratuur.  Zelfs de bloemlezing waarin het materiaal is overgeleverd, de Digesten, heeft een omvang van vijftig boeken.

Daarover volgende week meer.

Deel dit:

11 gedachtes over “De keizer in de Romeinse wereld

  1. FrankB

    Ik blijf van mening dat eerst de context en dan pas de biografieën de betere volgorde is. Want dit voortreffelijke stuk geeft de keizers hun historische plaats. Juist de vraag hoe individuele keizers zich hiertoe verhielden is reuze interessant.

    1. Mary Beard is geen Fik Meijer, die in één boek (“Macht zonder grenzen”) ruim 250 feitelijk onjuistheden kan neerschrijven en, daarop aangesproken, weigert ze te verbeteren. Anders dan Meijer weet Beard wel waarover ze het heeft. Het probleem is dat ze eist dat je haar gelooft. Ze schrijft in “SPQR” ergens dat de christenen hun verleden hebben vervalst en vertelt nergens hoe we dat weten.

      Intrigerend is hoe ze reageerde toen mensen vroegen hoe ze wist dat mensen in Britannië donker getint waren. Ze eiste respect voor de wetenschap. Terwijl de vraag zélf van wetenschappelijkheid getuigde, namelijk gezonde twijfel, en haar antwoord getuigt van autoriteitsdenken. Toen ze daarop werd gewezen, veranderde ze van onderwerp: er waren critici die, na haar weigering uitleg te geven, hadden gezegd dat ze lelijk was.

      Beard is een mooi voorbeeld van gelijk hebben en toch de wetenschap beschadigen.

      1. Frans Buijs

        Vooral omdat er tegenwoordig in Engeland lieden zijn die dat van die donkere huidskleur vertalen naar zwart=Afrikaans en nu beweren dat de bouwers van Stonehenge en Moorse soldaten bij de Muur van Hadrianus en keizer Septimius Severus allemaal Afrikaans en dus zwart waren.

          1. Frans Buijs

            Ik ben er geweest en het werd me niet helemaal duidelijk wat er werd beweerd. Er waren platenhoezen zoals van Earth Wind and Fire met Egyptische voorwerpen, maar het verband daartussen werd nooit aangetoond. Dat is er natuurlijk ook niet. Wat mij ook opviel was dat artiesten uit de jaren 60 zoals James Brown en Sly Stone helemaal niks hadden met Egypte, dat kwam pas later.

            1. Huibert Schijf

              In 1986 brachten de jonge vrouwen groep Bingles een liedje uit: Walk like an Egyptian. De manier van lopen was dat een arm steeds naar voren en terug werd bewogen. Er zijn Youtube flmpjes van. Het was erg populair en Ik heb het weleens meegemaakt dat studenten op die manier bewegend mijn collegezaal binnenkwamen. Ik kan me niet herinneren dat er ooit protest tegen was van Egyptische zijde.

            2. Ik denk zelf dat de themakeuze respectabel was. Je kunt een expositie maken over hoe Nederlanders door de eeuwen heen de Bataven hebben gebruikt, of over de vraag hoe homoseksuelen de Griekse seksualiteit benutten voor hun eigen emancipatie. Dat zijn respectabele thema’s, en ook de vraag hoe de zwarte gemeenschap zich bedient van Egypte is respectabel.

              Zelf zou ik echter de olifant in de kamer expliciet hebben benoemd: https://www.advalvas.vu.nl/nieuws/afrocentristen-overschreeuwen-tegengeluiden. Je moet proactief zijn. Door pas als de heibel er is uit te leggen wat je doet, zal de kritiek zich ook gaan uitstrekken tot je uitleg en is de schade nog groter: een klassiek backfire-effect. De museale reactie “wij vertellen de wetenschap en de kritiek is irrationeel” was even terecht als onverstandig.

              Ik wil op een later moment, als het stof is gaan liggen, nog eens uitzoeken hoe de aanloop naar deze expositie is geweest. Maar dat is niet iets voor deze blog.

Reacties zijn gesloten.