Boos kind

Kind op weg naar school (reliëf uit Neumagen, nu in het Rheinisches Landesmuseum, Trier)

Op een dag in januari in een onbekend jaar in de tweede of derde eeuw na Chr. ging een man uit het Egyptische Oxyrhynchos, Theon, op reis naar Alexandrië. Hij zal de boot hebben genomen want het was een reis van ruim 350 kilometer. Eenmaal in de grote stad ontving hij een briefje van zijn zoon, Theon Junior. “Dat heb je fraai gedaan,” liet hij zijn vader weten en hij kondigde aan dat als Senior het nog ’ns zou doen, hij hem nooit meer zou aanspreken, geen hand meer zou geven en niet langer zou groeten. Verder eiste het kind een cadeau en het moest ook werkelijk echt iets wezen, dus vader moest maar een lier sturen. Als ’ie het niet zou doen, zou de zoon stoppen met eten en drinken. Zo, nu wist vader het.

Hieruit valt veel af te leiden. Een handvol fouten maakt duidelijk tegen welke problemen een kind aanliep dat nog schrijven aan het leren was. We ontdekken dat een reis naar Alexandrië een stevige onderneming was, geen kinderspel. We zien dat een kind zijn vader kwaad kon toespreken zonder bang voor straf te hoeven zijn. We leren dat de ouders, die het briefje bewaarden, de charme ervan herkenden. Na een eeuw of achttien herkennen we achter een boos briefje nog steeds de liefde die mensen toen voor elkaar voelden.

Dat is een van de winstpunten van de papyrologie: we hebben honderden, duizenden doorkijkjes naar het antieke leven van alledag. Dit zijn niet de Aristotelessen, de Cicero’s, de Galenossen, de Augustinussen of andere veelschrijvers. Dit zijn geen genieën als Archimedes van Syracuse of Appianus van Alexandrië, die hun tijd anderhalf millennium vooruit waren. Dit zijn normale mensen, die spreken over normale dingen en die voor ons herkenbaar zijn. Dankzij Oxyrhynchos heeft ook de Oudheid haar Montaillou. Ons beeld van de oude wereld is al met al kleuriger geworden.

Niet dat onze kennis van die grote antieke auteurs niet eveneens is gegroeid. We bezitten teksten die we anders niet zouden hebben gehad, terwijl we de teksten die we dankzij een keten van antieke en middeleeuwse kopiisten al wel kenden, nu beter kennen. Ook ontdekten we een deel van de Egyptische mythologie, begrijpen we de veelvormigheid van het jodendom en christendom nu beter en leerden we dat de volgelingen van Epikouros geen slaafse imitatoren waren. Erkende feiten, zoals de christenvervolging van Decius, blijken anders in elkaar te steken dan we dachten. Ons beeld van de oude wereld is niet alleen kleuriger geworden, maar ook genuanceerder.

Papyrologie is een mooi vak, niet alleen omdat het alle oudheidkundige specialismen samenbrengt, maar ook door de reële kenniswinst. Zeker, er zijn problemen, ernstige problemen zelfs, maar ruim een eeuw onderzoek heeft ons beeld van de oude wereld buitengewoon verbeterd.

[Vandaag rond ik het manuscript af van Bedrieglijk echt, mijn boekje over de papyrologische wedloop tussen wetenschap en vervalsers. Dit is ongeveer zoals ik de laatste bladzijde voor me zie. Het verschijnt in de Week van de Klasssieken, u bestelt het hier en als u op woensdag 12 februari in de omgeving van Maastricht of Tongeren of Hasselt bent, dan kunt u me er in Riemst over horen spreken.]

Deel dit:

9 gedachtes over “Boos kind

  1. jacob krekel

    Je leest er bijna overheen: hij ontving een briefje…
    Betekent dat dat er in ca 200 een postsysteem was zodanig dat particulieren brieven over grote afstanden konden verzenden? Of was je afhankelijk van iemand die ook die reis maakte en je briefje meenam. En dan nog, Alexandrie was geen dorp: hoe vind je daar iemand. Of is dat briefje wel geschreven maar nooit verzonden, en ontving vader geen briefje, maar bleef het in Oxyrynchus om daar eeuwen later ontdekt te worden.

    1. Post werd meegegeven aan mensen. Er is ergens een briefje van Cicero aan Atticus dat hij niets te vertellen heeft maar dat hij zijn vriend, omdat er toch iemand die kant op gaat, even de groeten doet.

      We lezen ook discussies die ontstaan doordat brieven niet aankomen. Hieronymus en Augustinus bijvoorbeeld.

      1. FrankB

        Een simpele conclusie afkomstig van een simpel mens: zo’n postsysteem kon alleen werken als er heel wat afgereisd werd door Janos en Allemanos.

        1. Nou, dat valt wel mee want er wordt beweerd “oe pantos andros eis Korinthon est ho ploes”.
          Je moest wat liggende gelden hebben. Maar eentje is al genoeg voor zo’n meenemertje hè?

        2. Willem Vermeer

          In de goeie ouwe tijd was er binnen de Sovjet Unie en ook vanuit de Sovjet Unie naar buiten (en terug) vrij veel particulier postverkeer omdat de reguliere post gecensureerd werd. Men hield zich in zijn circuit op hoogte van wie waarheen zou reizen en handelde op basis daarvan.

      2. Roger Van Bever

        Dit is een intrigerende vraag: hoe werd post verstuurd en bezorgd:

        In mijn tijdschrift “Historia’ (https://historianet.nl/cultuur/geschiedenis-van-de-post-van-duiven-tot-levensgevaarlijke-postvliegtuigen) lees ik:

        Posterijen in Rome onder Augustus Ca. 1 n.Chr:

        De koeriers van het Romeinse postwezen hadden op de weg altijd voorrang, want het razendsnel overbrengen van nieuws was de sleutel tot het succes van keizer Augustus.
        Het wegennet in het rijk telde zo’n 2000 poststations met om de 20 kilometer een wisselplaats.
        Zo’n plaats was voorzien van paarden, reserveonderdelen voor de wagens en een verzorger die voor een natje en droogje zorgde. Ook was er plaats genoeg voor de ossenkaren en muilezels die grote poststukken bezorgden. De koeriers kregen hier nieuwe paarden en konden zo een afstand van 150 km per dag afleggen. Het Romeinse postwezen – de Cursus Publicus – bestelde ook als allereerste de post van gewone burgers.

        Er vanuitgaande dat die informatie klopt, dan blijft de vraag of de burger wel genoodzaakt was om post ‘mee te geven’ aan bekende reizigers.

  2. Frans

    Zo zie je maar weer dat generatieconflicten van alle tijden zijn. We hebben hier gewoon een Romeinse jongen die zegt: OK Boomer.

Reacties zijn gesloten.