VI Ferrata, het Gestaalde Legioen (2)

Inscriptie van VI Ferrata uit Megiddo (vertaling; Rockefellermuseum, Jeruzalem)

In mijn vorige blogje vertelde ik hoe het Zesde, Gestaalde Legioen is ontstaan, een rol speelde in de Tweede Burgeroorlog en enkele andere conflicten, en uiteindelijk belandde in Syrië. Daar dienden ook het Derde Legioen Gallica (waarover we het al eens hadden), X Fretensis en XII Fulminata. In 20 v.Chr. zette Augustus’ stiefzoon en latere opvolger Tiberius deze eenheden in om druk te zetten op de Parthen. Met succes. Ze gaven de veldtekens terug die ze in 53 v.Chr. bij Carrhae hadden buitgemaakt. De teruggave staat afgebeeld op het beroemde standbeeld van Augustus van Primaporta. Al circuleert er ook wat academische kwakgeschiedenis over dat onderwerp.

Judea en Armenië

Enkele jaren later, na de dood van koning Herodes, zette de gouverneur van Syrië, Publius Quinctilius Varus, drie van deze legioenen in om de opstanden van de joodse messiaanse pretendenten  JudasSimon en Athronges te onderdrukken. Het is onduidelijk waar VI Ferrata in deze tijd gestationeerd was, maar het kan gaan om de omgeveing van et huidige Homs of Kyrrhos. Veteranen vestigden zich later in Ptolemais (Akko).

Lees verder “VI Ferrata, het Gestaalde Legioen (2)”

III Gallica (2)

Soldaten van III Gallica eren keizer Caracalla (Nahr al-Kalb; meer)

[Tweede blogje over de geschiedenis van het Derde Legioen Gallica. Het eerste was hier.]

Armenië, Judea en Italië

Tijdens de regering van keizer Nero nam het Derde Legioen Gallica onder leiding van Corbulo deel aan de oorlogen in Armenië waarover ik al schreef. In 66 maakte een onderafdeling van III Gallica deel uit van het expeditieleger waarmee Gaius Cestius Gallus vergeefs probeerde de Joodse Opstand in de kiem te smoren. Vermoedelijk dienden de soldaten nog even onder Vespasianus, de door Nero gestuurde generaal die de regio moest pacificeren. Begin 68 werden ze echter overgeplaatst naar de Donau, waar III Gallica en VIII Augusta met succes de grens beveiligden tegen de Roxolani.

Lees verder “III Gallica (2)”

Een militaire geschiedenis van Bar Kochba

Judea, zomer 132 na Chr.: de Joden komen in opstand tegen de Romeinen. Gouverneur Tineius Rufus verliest zijn greep op de situatie en pas drie jaar later is Rome de situatie opnieuw meester. Deze opstand, het onderwerp van Bar Kokhba van de Amerikaanse krijgshistoricus Lindsay Powell, is minstens zo belangrijk als de eerdere opstand van 66-70 na Chr., die echter veel bekender is omdat er meer bronnen over zijn.

Bar Kochba, zoals de opstandelingenleider zich noemde, betekent “sterrenkind”. Net als de Ster van Bethlehem verwijst deze nom de guerre naar Numeri 24.17, dat de opkomst van “een ster uit Israël” voorspelt. Die gold als symbool van de messias, de heerser uit het Huis van David die de zelfstandigheid van Israël zou herstellen en de heerschappij van minder legitieme vorsten zou beëindigen. De invloedrijke joodse leider Aqiba zag in Bar Kochba de vervulling van de voorspellingen.

Lees verder “Een militaire geschiedenis van Bar Kochba”

Nieuwe Dode-Zee-rollen? Ja, maar niet helemaal.

Munt van Bar Kochba (British Museum, Londen)

Even een snelle reactie, uit de heup: ja, er zijn antieke teksten gevonden in Israël. Het bericht in de Jerusalem Post is correct. Het gaat om snippers van een boekrol waarop de twaalf “kleine profeten” staan, vertaald in het Grieks, de taal van de schrijvende Joodse elite in de Oudheid. (De volks- en spreektaal was Aramees.) De vier letters van de naam van God, JHWH, zijn in het oud-Hebreeuws geschreven. Iets wat je vaker ziet. Door van alfabet te wisselen werd vermeden dat de lezer per ongeluk de naam van God uitsprak.

De naam “Dode-Zee-rol” is op zich niet incorrect maar enigszins misleidend. De echte Dode-Zee-rollen zijn gevonden bij Qumran en documenteren het joodse leven tussen pakweg 200 v.Chr. en 70 na Chr. Een deel daarvan is sektarisch van aard. De naam “Dode-Zee-rollen” wordt echter sinds jaar en dag gebruikt voor andere tekstvondsten in grotten ten westen van het zoutmeer. Zo ook dit keer.

Lees verder “Nieuwe Dode-Zee-rollen? Ja, maar niet helemaal.”

Bar Kochba, het sterrenkind (5)

Dakpannen van het Tiende Legioen Fretensis. Het embleem was een varken, wat door de Joden als belediging werd ervaren. (Davidson Centrum, Jeruzalem)

[Laatste deel van een verhaal over de Bar Kochba-opstand. Het eerste deel vond u hier.]

Ergens na 6 november 135, de datum van zijn laatste ons bekende brief, raakte Bar Kochba in Betar afgesloten van de buitenwereld. Het voornaamste verdedigingswapen zou volgens de rabbijnse bronnen het gebed zijn geweest van de hogepriester, de Eleazar die staat genoemd op de munten. Het is mogelijk dat de opstandelingen voor hem een als tijdelijk bedoelde tempel hebben gebouwd, maar van de vierkante ruïne die ooit op het plateau stond, is niets over dat zich leent voor archeologisch onderzoek. Hoe dan ook, de auteur van een rabbijns commentaar op het Bijbelboek Klaagzangen vermeldt dat Hadrianus, ontmoedigd doordat hij niet in staat was Betar te veroveren, overwoog naar huis te gaan.

Lees verder “Bar Kochba, het sterrenkind (5)”

Bar Kochba, het sterrenkind (4)

Graf van Lollius Urbicus, een van de generaals die streed tegen Bar Kochba, in Tiddis (Algerije)

[Vierde deel van een verhaal over de Bar Kochba-opstand. Het eerste deel vond u hier.]

De keizer had besloten de beste generaal naar Judea te sturen en die kreeg ook de beste troepen. Om te beginnen was er het Tiende Legioen Fretensis, dat zijn basis had in Jeruzalem en na aanvankelijke verliezen werd versterkt met mariniers uit Italië. Uit het huidige Jordanië kwam het Zesde Ferrata. Het Tweeëntwintigste Deiotariana arriveerde vanuit Alexandrië en werd door de opstandelingen vernietigd (al kan het ook zijn gegaan om VIIII Hispana. Er werden versterkingen gezonden: het Tweede Traiana, dat eveneens in Alexandrië was gestationeerd. Verder waren er cohorten actief van III Cyrenaica, III Gallica en IIII Scythica; van zeventien eenheden hulptroepen zijn de namen bekend; en voor het eerst sinds de slag in het Teutoburger Woud werden in Italië weer jongemannen opgeroepen om dienst te doen. Cassius Dio schrijft:

Het risico van een regulier gevecht met de Romeinen durfden de Joden niet aan, maar ze bezetten de strategische plaatsen in het land en beveiligden die met muren en ondergrondse gangen, zodat ze schuilplaatsen zouden hebben als ze in het nauw kwamen, en ze onder de grond ongemerkt naar elkaar toe konden gaan. Hier en daar maakten ze van bovenaf openingen in de ondergrondse passages om licht en lucht binnen te laten. … Een rechtstreekse aanval op zijn tegenstanders vanuit één bepaald punt waagde Julius Severus niet, gezien hun numerieke overwicht en doodsverachting. Maar door hen groepje voor groepje aan te pakken … door ze uit te hongeren en in te sluiten, slaagde hij er langzaam maar zeker in hun verzet te breken, hen uit te putten en te vernietigen. Het staat in elk geval vast dat maar weinigen het overleefden. Vijftig van hun belangrijkste versterkingen en 985 van de bekendste dorpen werden met de grond gelijk gemaakt, en 580 000 mannen werden gedood bij bestormingen en gevechten. Het aantal doden ten gevolge van honger, ziekte en vuur was niet te tellen.

Lees verder “Bar Kochba, het sterrenkind (4)”

Bar Kochba, het sterrenkind (3)

Munt van Bar Kochba (British Museum, Londen)

[Derde deel van een verhaal over de Bar Kochba-opstand. Het eerste deel vond u hier.]

De verhoudingen tussen Joden en Romeinen waren goed verziekt en pogingen de rust te bewaren, kwamen te laat. Tot overmaat van ramp stortte bij de bouwwerkzaamheden in Jeruzalem het grafmonument in van de legendarische koning Salomo. Een voorteken! De Romeinse auteur Cassius Dio beschrijft de escalatie:

In het begin namen de Romeinen geen notitie van de opstandige Joden. Maar heel Judea was in beroering gekomen, overal waren Joden in grote opwinding, hielden ze samenkomsten en gaven ze, deels door heimelijk verzet, deels openlijk, blijk van grote vijandigheid tegen de Romeinen; ook veel andere volken, die er graag van wilden profiteren, sloten zich bij hen aan en zowat de hele wereld was over de kwestie in rep en roer.

Lees verder “Bar Kochba, het sterrenkind (3)”

Bar Kochba, het sterrenkind (2)

Een deel van de hoofdstraat (cardo) die Hadrianus heeft laten aanleggen in Jeruzalem

[Tweede deel van een verhaal over de Bar Kochba-opstand. Het eerste deel vond u hier.]

De pacificatie van Judea was een feit. Dat bleek in 115, toen een messiaanse opstand uitbrak – ik blogde er al eens over – in het noordoosten van het huidige Libië en daarvandaan oversloeg naar Cyprus en Mesopotamië. Tegelijkertijd werden de Joden van Alexandrië zó ernstig door hun stadsgenoten bedreigd dat ze gedwongen waren de wapens eveneens op te nemen. Maar Judea bleef betrekkelijk rustig, al nam de Romeinse generaal Lusius Quietus enkele harde maatregelen, die kunnen worden uitgelegd als de onderdrukking van een opstand maar ook als de oorzaak van nieuwe onrust. Dat laatste zou de mening geweest kunnen zijn van keizer Hadrianus, die deze generaal in 117 om onbekende redenen terugriep en hem een jaar later uit de weg ruimde.

Maar er smeulde iets. Een aanwijzing is dat Johanan ben Zakkai werd opgevolgd door rabbijn Gamaliël, de zoon van de Simeon die tijdens de oorlog van 66-70 deel had uitgemaakt van de provisionele regering. Een aanzienlijk deel van de discussies in Javne ging over de reinheidswetten, wat suggereert dat het samenleven met niet-Joden niet eenvoudig werd gevonden. Ook werd gesproken over de komst van de messias, met name over het visioen van de profeet Daniël over de mensenzoon die het Laatste Oordeel zou vellen. Het ging daarbij om de regel “Ik zag hoe er tronen werden neergezet en op één daarvan een man van hoge leeftijd ging zitten”. De geleerden waren het erover eens dat dit God zelf was, maar waarom was er dan meer dan één troon?

Lees verder “Bar Kochba, het sterrenkind (2)”

Bar Kochba, het sterrenkind (1)

Masada

Een vijand verslaan is één ding, het gebied pacificeren een ander. Traditioneel werkten de Romeinen in nieuw-verworven gebieden samen met de bestaande elite, die enerzijds het prestige had om haar onderdanen te bewegen Romeinse maatregelen te aanvaarden en anderzijds op de Romeinse steun aangewezen was om aan de macht te blijven.

Meestal koketteerden de notabelen met hun vriendschap met de machthebbers, zodat de uiterlijke vormen van de romanisering, zoals de beheersing van Latijn of Grieks, al gauw waarneembaar werden. Wie hogerop wilde, nam dit over, en binnen een generatie of twee, drie kon een gebied onherkenbaar veranderd zijn.

In Judea faalde dit mechanisme. De elite die de Romeinen in 6 na Chr. had welkom geheten was behulpzaam geweest, maar de hoge belastingdruk had het volk tot onrust gebracht. Daar kwam nog bij dat de joodse godsdienst het mogelijk maakte klachten te verwoorden op een religieuze wijze die door de Romeinen niet werd begrepen. Na de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Chr. moesten de pacificatie en romanisering opnieuw beginnen, en er was geen elite om mee samen te werken.

Lees verder “Bar Kochba, het sterrenkind (1)”

Eutropius (9): Vorstenspiegel

Een vierde-eeuwse triomftocht (Boog van Galerius, Thessaloniki)

Terwijl u dit op leest, ben ik in het Nationaal Museum in Beiroet, het mooiste museum in het Midden-Oosten. Omdat ik met zoveel moois echt geen tijd ga vrij maken voor het dagelijkse blogstukje, bied ik u in tien afleveringen de tekst aan van de inleiding die ik schreef voor de vertaling die Vincent Hunink maakte van de Korte geschiedenis van Rome van de laat-Romeinse auteur Eutropius. Als alles goed gaat, verschijnt die medio november. Het eerste deel van deze reeks vindt u hier.

De regering van keizer Augustus vormt een breuk in Eutropius’ schets. Was het verhaal tot dan toe een betoog over de Romeinse expansie, weg vanuit Centraal-Italië, naar Sicilië en de Povlakte en uiteindelijk naar Spanje en Syrië en Egypte en Germanië, ineens beperkt het verhaal zich tot één plek: het keizerlijk hof. De Korte geschiedenis van Rome is vanaf dit punt een reeks keizerbiografietjes en reduceert een imperium met tientallen miljoenen inwoners tot één man. De onderwerpen die Eutropius in die biografietjes aansnijdt tonen wat een voorname hoveling in de vierde eeuw van zijn vorst verwachtte. De boodschap is dubbelzinnig: aan de ene kant somt Eutropius een hele reeks keizerlijke deugden op, aan de andere kant is er ook een zekere stekeligheid.

Lees verder “Eutropius (9): Vorstenspiegel”