Faits divers (1)

In beslag genomen Keltiberische helmen (© Policía nacional)

Dit keer: een gearresteerde museumdirecteur en een prijs voor wetenschapscommunicatie.

Zo af en toe lees ik iets waarvan ik denk: “dat verdient aandacht maar er zit net geen blogje in”. Ik denk er nu over dit soort zaken te ordenen in een onregelmatig verschijnende verzamelrubriek: faits divers. Dus vandaag, bij wijze van experiment, deel één.

Gearresteerde museumdirecteur

Nee, ik heb het niet over Hartwig Fischer, de directeur van het Londense British Museum. Die is niet gearresteerd. Hij is zelf opgestapt omdat hij signalen had genegeerd dat voorwerpen uit zijn collectie werden gestolen. Zijn inschattingsfout is eerder menselijk falen dan een misdrijf. Omdat het museum gewoon functioneren kan, is het eigenlijk een interne kwestie. Het had niet mogen gebeuren, zeker, maar groter dan dat is het niet.

Lees verder “Faits divers (1)”

Het Romeins klimaatoptimum

Het Romeins klimaatoptimum maakte de bewoning van de woestijn mogelijk. Dit is het badhuis van Bu Njem. Uit ostraca weten we dat er zelfs genoeg hout was om het warm te stoken.

Al ruim twee jaar schrijf ik elke week een stukje over de laatste druk van het handboek waaruit ik ooit oude geschiedenis leerde, Een kennismaking met de oude wereld van De Blois en Van der Spek. Dat doe ik niet om de auteurs de levieten te lezen, maar om te kijken of mijn kennis in de pas loopt met recente inzichten. Ik schrijf dan meestal over zaken die de auteurs, een handboek zijnde een handboek, moeten overslaan of vereenvoudigen. Feitelijk verken ik de stof van het werkcollege naast het handboekcollege, waarbij de docenten de complexiteit uitleggen. Soms denk ik echter: dit moet echt anders. Zoals nu. Een van de grote innovaties van de eenentwintigste eeuw ontbreekt: de klimaatwetenschap. Ik lees broksgewijs en kan iets over het hoofd zien, maar het Romeins klimaatoptimum lijkt onvermeld te zijn.

Wetenschapsleer voor eerstejaars

Verplaats u even in de eerstejaarsstudent voor wie het handboek is bedoeld. Die leert bij de colleges wetenschapsleer dat onderzoekers werken met data – denk aan opgravingen, denk aan tekstuitgaven – maar dat patronen niet spontaan zichtbaar worden. Die herken je pas als je een vraag gaat stellen en die vraag is een reactie op de actualiteit. Vandaar het hoge in-de-Oudheid-hadden-ze-ook-gehalte van mijn vak: terwijl de huidige onderzoekers kijken naar ecologische en klimatologische kwesties, keken ze in de jaren negentig naar globalisering en wereldgeschiedenis, was in de jaren tachtig gender een populair onderwerp en was er in de jaren zeventig aandacht voor de sociale en economische verhoudingen. Je vertrekpositie verandert voortdurend. En dus verandert ook de Oudheid voortdurend.

Lees verder “Het Romeins klimaatoptimum”

Troje is nooit veroverd!

Portret van een sofist, tijdgenoot van Dio van Prusa (Louvre, Parijs)

Het moet geweldig zijn geweest om mee te maken, zo’n avond in een Romeins odeon, als daar het optreden was van een sofist. Je kunt dat laatste woord vertalen als “concertredenaar”: een spreker die zijn publiek vermaakte met een mooie redevoering. Die kon gaan over een historisch onderwerp (“Leonidas spoort zijn manschappen aan te strijden tot de dood”) maar ook over een onzinonderwerp. Een voorbeeld daarvan is Synesios’ “Lof van de kaalheid”, waarvan ik de vertaling ooit online heb geplaatst. Een sofist kon dus de rol spelen van Spartaanse koning of van buutereedner, en alles wat daartussen zat, zoals politiek activist of filosoof.

De Trojaanse Redevoering van Dio van Prusa (Dion Chrysostomos, Dio Cocceianus, Guldenmond… kies maar een weergave) is het werk van een sofist die de rol aanneemt van een buutereedner die speelt dat hij een activist is die doet alsof hij geschiedkundige is. Dat klinkt complexer dan het is. Dio betoogt dat de Grieken er nooit in zijn geslaagd Troje in te nemen: een historisch ogende redenering die moet doorgaan voor lokaal politiek activisme maar feitelijk is bedoeld als vermaak.

Lees verder “Troje is nooit veroverd!”

“Ook in de Oudheid hadden ze…”

Kind op weg naar school (reliëf uit Neumagen, nu in het Rheinisches Landesmuseum, Trier)

Wat leraren voor de klas doen – of vanachter een thuiscomputer, deze dagen – is doorgaans wél gedaan. Dus als ik van vier verschillende gymnasiumdocenten het verzoek krijg te bloggen over antieke epidemieën, dan wil ik best helpen en ik heb gisteren het gevraagde geleverd. Er is echter wel een probleem: deze blog wordt ook door niet-gymnasiasten gelezen en die hebben een andere belangstelling. Ik heb die tegenstelling weleens aangekaart in een recensie van Caroline Alexanders The War that Killed Achilles: mensen die haar vooronderstellingen deelden, zouden het boek prachtig vinden, terwijl anderen vraagtekens plaatsen.

Mijn blogje van gisteren viel samen te vatten als “ook in de Oudheid hadden ze epidemieën” en hoewel ik verneem dat het aanleiding is geweest tot aardige gesprekken in online-klassen, is dit ook een manier om andere geïnteresseerden weg te jagen. Voor hen heb ik immers de gymnasiasten neergezet als mensen die, in plaats van iets wezenlijks te melden, aanrennen achter de waan van de dag. De oudheidkunde, lijkt het, zoekt slechts aansluiting bij andermans onderwerpen en heeft zelf niets te bieden waarvan de wereld kennis moet nemen. “Ook in de Oudheid hadden ze…” is aandachttrekkerij. Het is gelukkig ook helemaal niet nodig want classici en andere oudheidkundigen hebben zelf een uitstekend verhaal te vertellen.

Lees verder ““Ook in de Oudheid hadden ze…””