Het is wél ons probleem

Nou, nou. Dat was weer brekend nieuws zeg! Israëlische archeologen vonden in een Byzantijnse kerk een inscriptie ter ere van de Griekse god Pan. Je probeert natuurlijk meteen te bedenken wat dat grote nieuws kan zijn. Dat kerkenbouwers weleens oude stenen hergebruikten en dat daarop weleens een oude tekst stond? Geen nieuws. Dat heet spolia. Gangbare praktijk. De vroege christenen vonden heidense teksten extra leuk, want het hergebruik suggereerde dat de oude goden machteloos waren. Of is het nieuws dat Pan vereerders had in Israël? Nee, dat wisten we allang en er zijn diverse inscripties die documenteren dat Joden “ere zij god” zeiden tegen Pan. Joden offerden weliswaar aan één godheid maar dat wil niet zeggen dat ze andere goden niet erkenden.

Het enige dat nieuw lijkt, is de gelijkstelling van Pan aan de god van Baalbek. Dat was echter al een samenraapsel van een onbekende orakelgod, de Kanaänitische stormgod Hadad, een Egyptische zonnegod en de Griekse Zeus. Daar kon Pan dus ook wel bij. Godsdiensthistorici vinden de nieuwe inscriptie daarom leuk, maar dat wil niet zeggen dat het ook in de krant moet. Nieuwe informatie is niet per se nieuws.

Desondanks verstuurden de archeologen wel een persbericht. En weliswaar betreft dit Israël, maar schreeuwerige claims als deze vormen ook voor Nederlandse archeologen en hun collega’s een probleem. Daarvoor zijn twee redenen.

Nederlandse overdrijvingen

De eerste is dat Nederlandse archeologen hetzelfde doen. Niet altijd, maar wel te vaak. In Krommenie werd een tijdje geleden bevestigd dat er een Romeinse wachttoren was geweest. Dat leverde een even kleine als geslaagde expositie op maar de kenniswinst was gering. Het werd echter naar buiten gebracht alsof de geschiedenisboeken moesten worden herschreven. Iets recenter overschreeuwde het Thermenmuseum zichzelf door te beweren dat het het oudste gebouw van Nederland herbergde en riep het de scepsis over zichzelf af: en de hunebedden dan? (De claim is overigens niet onjuist maar veronderstelt een specifieke definitie van gebouw, die vanzelfsprekend verdween in de grote media.) Het Thermenmuseum was nog niet uitgesproken of het Valkhof besloot rond te bazuinen dat Nijmegen de oudste stad was, wat niet aan de orde was en bovendien onzin is.

Dit publicitair geschreeuw is des te onnodiger omdat archeologen ook gewoon hun eigen verhaal kunnen vertellen. Dat archeologie het testen van theorieën is. Dat doorbraken in de bioarcheologie betekenen dat we andere strategieën voor tekstuitleg moeten ontwikkelen. Dat het verleden ons een kans biedt onze eigen denkbeelden te doorgronden. Dat het verre verleden een actuele, politieke component heeft. Oudheidkundigen kunnen gewoon hun eigen verhaal vertellen want dat is boeiend genoeg.

Een verkeerd beeld

Daarmee kom ik bij het tweede probleem. Hoe kan het publiek leren wat archeologie is als archeologen niet zélf vertellen wat het belang van het vak is en in plaats daarvan óf praten over vondsten óf ongefundeerde claims doen? Wie afgaat op de media, kan alleen concluderen dat archeologie niets méér is dan dingen opgraven en vervolgens maar wat roepen. Die perceptie raakt elke archeoloog, elke classicus, elke historicus. Iets deftiger gezegd: er is een eerste lijn (het vragen van aandacht) maar geen tweede lijn (aangeven waarvoor die aandacht nodig is). Als er geen tweede lijn is, resteert slechts de aandachttrekkerij. Het gevolg is dat de groep die belangstelling begint te krijgen, concludeert dat er niets interessants te beleven valt. Een eerste lijn zonder tweede lijn is reputatieschade, gegarandeerd.

Ik voeg toe dat niet alleen de archeologen zich in de voet schieten. Hun klassieke collega’s lazen onlangs bloedstollende verslagen van antieke epidemieën voor, wat zeker leuk was voor op de middelbare school, maar verder vooral de eigen irrelevantie toonde. Ook zij volgden immers, in plaats van de eigen inzichten te delen, andermans agenda en bewezen zo dat anderen relevanter werk doen. En dan zijn er de oudhistorici, die strijk-en-zet aankomen met rariteiten: stoere gladiatoren, excentrieke keizers, niet-victoriaanse seks.

Ik was niet de enige die zich nogal ergerde omdat de Commissies Van Oostrom en Kennedy het onnodig vonden oudheidkundigen om advies te vragen voor de geschiedeniscanon, maar eigenlijk begrijp ik het wel. Waarom zouden ze? Archeologen overdrijven, classici geven zelf aan dat je bij anderen moet wezen en historici grossieren in trivialiteiten. Dat doen ze natuurlijk niet altijd, maar wel te vaak.

Wat te doen?

Ik denk dat oudheidkundigen vaker moeten terugschrijven als een stommiteit in de krant staat – en dat gebeurt gelukkig al. Maar het moet systematischer. Het voordeel is in eerste instantie dat de algemene redacties leren de wetenschapsredacties in te inschakelen. In tweede instantie bereiken we dat wetenschapsredacties begrijpen dat lang niet alle persberichten deugen.

Akkoord, er is heel veel flauwekul in de media. Je kunt aan de gang blijven. Toch denk ik dat systematisch terugschrijven kan werken, mits er ook stappen worden gezet als er geen bevredigende reactie volgt. Waarvoor hebben we een Raad voor de Journalistiek, als het niet is om redacties te herinneren aan hun verantwoordelijkheid?

Het kernprobleem

Helaas is er geen samenwerkingsverband dat namens alle betrokkenen spreekt. De oudheidkundigen zijn verdeeld. Ze leven immers in een gebureaucratiseerde samenleving, waarin wetenschappelijke verantwoordelijkheid plaats heeft gemaakt voor ambtelijke rationaliteit, ieder aansprakelijk is voor een deelterrein en niemand “probleemeigenaar” is van wat het collectief raakt. Niet alleen leggen archeologen, classici en historici zichzelf slecht uit, ze zijn ook onvoldoende georganiseerd om zich te verdedigen tegen de reputatieschade. Israël is ver, maar het is ook ons probleem.

Gelukkig valt ondertussen veel te lachen. We mogen lachen om de oudste stad van Nederland. We mogen lachen om de limes. We mogen lachen om de archeologie in Israël of Griekenland of Italië. We mogen lachen om als nieuw gepresenteerde negentiende-eeuwse ideeën. We mogen lachen om boeken over Jezus waarin de joodse bronnen ontbreken. We mogen lachen als weer eens continuïteiten worden geclaimd die moeten worden bewezen.

Het gaat niet altijd verkeerd, maar wel te vaak. En de zelfvernietiging van de oudheidkundige disciplines is des te tragischer omdat we erom moeten lachen.

Deel dit:

26 gedachtes over “Het is wél ons probleem

  1. Pieter

    Dag Jona,

    Hou vooral vol! Er is nog veel werk te verrichten

    Het thermenmuseum zette dit afgelopen zaterdag nog op facebook:

    “OUDSTE GEBOUW VAN NEDERLAND | Stenen gebouwen zijn één van de Romeinse uitvindingen. De Romeinen waren de eerste ter wereld die gebouwen maakten met mortel, keramisch bouwmateriaal en steen. Precies dit maakt ons badhuis het oudste gebouw van Nederland. Namelijk het oudste stenen gebouw van Nederland! In de expo 400 jaar baden ontdek je nog veel meer over het oudste gebouw? Zien we je snel?”

    https://www.facebook.com/Thermenmuseum/posts/4121390354542195

    Daarnaast has de archeologisch dienst RAAP het recentelijk over de Via Belgica. Toen ik ze wees op deze blog van JL:

    https://mainzerbeobachter.com/2020/04/17/misverstand-via-belgica/

    was dit de reactie:

    “De naam “Via Belgica” bestaat inderdaad niet officieel, het is onbekend hoe de weg toendertijd heette.Sinds enkele jaren wordt de naam wel algemeen gebruikt in de Nederlandse, en dan met name de Limburgse archeologie. Onder deze naam is hij dan ook bekend bij het grote publiek en de politiek.”

    Kortom men houdt de fout in stand. Dat heeft invloed op hoe ik hun teksten in het vervolg lees.

    1. Vladimir Stissi

      Oei, Thermenmuseum, dit maakt het alleen maar erger: ‘Stenen gebouwen zijn één van de Romeinse uitvindingen. De Romeinen waren de eerste ter wereld die gebouwen maakten met mortel, keramisch bouwmateriaal en steen.’ Wat is dit voor volstrekte quatsch?

  2. “Toch denk ik dat systematisch terugschrijven kan werken”
    Natuurlijk werkt het, ik ben er het levende bewijs van. Want ik ben veel te veel amateur om altijd weer het oudheidkundige kaf van het koren te scheiden. Als ik in een gerenommeerde krant “raises questions” lees is mijn eerste reactie: hé, er is iets aan de hand.
    Nou, niet dus.
    Dankjewel weer.

  3. sara

    Misschien komt het door beroepsdeformatie (bedrijfsconsultancy) dat ik hier toch met andere ogen naar kijk. Ik zie de communicatie afdeling van een museum die van de directie (incl. de curator) opdracht krijgt een wervende tekst de wereld in te sturen om zoveel mogelijk mensen het museum in te krijgen. Er is dus enige tam-tam nodig. De geinteresseerden vanwege deskundigheid, beroep e.d. zijn als groep niet groot genoeg om voldoende inkomsten te genereren. Tenminste als de overheidssubsidie onvoldoende is. De wetenschap i.c. de oudheidkunde heeft er tenslotte ook baat bij dat de collectie in stand blijft.
    Die extra groep die komt opdagen, beseft niet dat de naam Via Belgica niet klopt, wordt in feite onwetend gelaten, maar heeft met de kinderen wel een leuke, interessante middag. De kans is er dat er een meisje en jongetje bij is die zo gefascineerd raakt, dat hij thuis gaat zitten googlen en op school tijdens de geschiedenisles wat vragen gaat stellen.
    De ‘onwetendheid’ van de ouder op dit gebied, de schade zo u wilt, weegt m.i. niet op tegen de winst bij dat meisje en jongetje. Hoe leuk zal het zijn wanneer zij of hij een paar weken later trots aan zijn ouders kan vertellen dat die naam eigenlijk niet klopt.
    De kleine wetenschapper in de dop!
    Maar wellicht ben ik op mijn oude dag een sentimental old fool geworden.

    En toch, het woord zelfvernietiging viel in uw betoog. In mijn vak leerde ik dat de vernieting van een organisatie het gevolg is van een kiem in het bedrijf zelf: perfectionisme, een achtergehaalde policy, een starre bureaucraat aan het hoofd van een school, perverse prikkels aan universiteiten, enz.
    Wetenschappers moeten begrijpen dat zij ook slechts één stakeholder in het geheel zijn. Wel wil ik ter verdediging stellen dat de algehele vermarkting van de publieke sector waarschijnlijk de allergrootste perverse prikkel is geweest.

    1. Martin

      Niet alleen in musea: https://www.youtube.com/watch?v=9qqEU1Q-gYE , “Particle Physicists Continue Empty Promises”

      Hossenfelder krijgt te horen dat zij anti-science is, omdat ze dus dit soort harde waarheden verkondigt. De particle physicists willen echter fijn door blijven gaan met theoretische constructies, wat zouden ze anders moeten gaan doen?

    2. Dank Sara, voor je uitgebreide reactie. De geïnteresseerden waarvan je aanneemt dat ze al deskundig zijn en een kleine groep zijn, zijn niet waar ik het over had. Ik had het niet over professionals – al mogen musea daar best eens wat meer rekening mee houden – maar over mensen die belangstelling ontwikkelen.

      Die groep is niet alleen wat groter, ze is ook de sleuteldoelgroep. Mensen met een hogere informatiebehoefte kunnen optreden als versterker: ze kunnen adviseren “dit is een leuke expositie, want …, en het is ook geschikt voor jou”. Ze kunnen echter ook het tegendeel doen: “dat boek, als dat representatief is voor het vak, dan stelt het intellectueel niets voor en moeten we het maar laten zitten”.

      Ondertussen heb je gelijk dat tamtam zinvol is; maar het moet de aandacht trekken zijn tot iets. Als het alleen maar aandachttrekken is, keert de sleuteldoelgroep zich tegen je.

      Je maakt een opmerking over kinderen. Die kunnen dien om volwassenen te lokken – en dus ook je sleuteldoelgroep – maar zijn zelf niet zo relevant. Over een half jaar is de belangstelling die ze voor de Romeinen hebben gekregen, veranderd in belangstelling voor dinosaurussen. Het Nijmeegse Romeinenfestival is verdwenen omdat het zich maar bleef richten op kinderen en almaar geen stappen zette om ervoor te zorgen dat volwassenen een reden hadden om terug te komen.

      > Maar wellicht ben ik op mijn oude dag een sentimental old fool geworden.

      Niks mis mee.

      > Wetenschappers moeten begrijpen dat zij ook slechts één stakeholder in het geheel zijn.

      Ja. Daarom moeten ze hun voorlichting professionaliseren of overlaten aan mensen die er ervaring mee hebben.

    3. Rob Duijf

      ‘(…) om zoveel mogelijk mensen het museum in te krijgen. Er is dus enige tam-tam nodig.’

      Ik heb ook met bijltje gehakt. Is het nodig om jezelf te overschreeuwen, laat staan klinkklare onzin uit te kramen? Dat is creatieve armoede. Je moet je kracht uit je vakgebied cq collectie halen.

  4. Ben Spaans

    Zo’n vondst als de Theodotos-inscriptie, de (hoogstwaarschijnlijk) hellenistische Jood die ‘God’ bedankte voor zijn behoud in een tempel gewijd aan de Griekse God Pan (link diverse inscripties) – roept weer nieuwe vragen op. Als deze Theodotos expliciet ‘Pan’ wilde bedanken, waarom noemde hij dan niet specifiek Pan? Wilde hij voor zichzelf niet toegeven dat hij steun zocht bij een ‘vreemde’ God? Kan hij in situatie hebben gezeten dat hij met zijn Joodse overtuiging moest schipperen en dat de inscriptie een soort ‘protest was? Of zag hij zichzelf als een soort ‘pan-theïst’ (hè hè…)

    Het zal wel allemaal vergezocht zijn.

    1. Vladimir Stissi

      Er is geen enkele reden om aan te nemen dat Theodotos een Jood was, en Pan wordt genoemd in de inscriptie; bovendien was er een Pan-heiligdom ter plekke, en is niet ongebruikelijk de naam van een god weg te laten als die vanzelfsprekend is in een context.

        1. Vladimir Stissi

          Iουδαῖος kan toch gewoon betekenen dat hij uit Judea kwam? Het gaat om iemand die over zee komt en hij heeft een vader die Dorion heet. Ik zie dat de literatuur hier deels anders over denkt, maar zonder dat daarvoor argumenten worden aangevoerd. Opvallend is dat in dit geval en de enige twee Hellenistische parallellen de betrokkenen (vaders en zonen) allemaal Griekse namen hebben, eentje heet zelfs Dionysios. Dat betekent niet per se dat ze Grieks en polytheïstisch waren, maar ik zie geen reden waarom niet. Alle vergelijkbare inscripties waarin Iουδαῖος of Judeaeus wel duidelijk ‘Jood(s)’ betekent dateren diep uit de keizertijd, en hebben vaak (maar niet allemaal) een expliciet Joodse context of associatie. Het zijn bovendien bijna allemaal grafstenen.

          1. Volgens mij neem je hier een christelijk onderscheid tussen iemands nationaliteit en religie over dat destijds niet bestond. Mensen kozen zelf de goden die ze wilden vereren en aan wie ze wilden offeren, maar konden zich aan officiële verplichtingen niet onttrekken. Dan offerde een Athener aan Athena en een Romein aan de Capitolijnse trias; het hoorde bij zijn burgerschap. Zo hoorde een Jood te offeren aan de god in Jeruzalem (wat de erkenning van andere bovennatuurlijke machten dus niet uitsloot).

            Er konden natuurlijk mensen in Judea wonen die van elders kwamen en aan hun voorouderlijke culten vasthielden, maar voor zover ik kan overzien golden die dan ook als bijv. Sidoniërs (ik denk aan de mensen die in Maresha zijn begraven). Omgekeerd kon iemand die JHWH vereerde, alleen gelden als Joods (of eigenlijk: burger van Jeruzalem), en geen rechten uitoefenen in andere steden, zoals landbezit of deelname aan het openbaar bestuur. (Interessant is dat Constantijn, eenmaal christen geworden, het niet langer als probleem zag: Codex Theodosianus 16.8.3.)

            Er zijn tegenaanwijzingen. Het boek Esther lijkt anders te suggereren en er is discussie over de betekenis van Judaios in het Johannes-evangelie. Toch zie ik geen reden om die twee Pan-inscripties anders te lezen dan zoals ze zijn: iemand die zich identificeert als Jood/jood, en dus alleen offert aan JHWH, erkent dat Pan iets goeds heeft gedaan. Dat Pan “alles” betekent, kan het vereenvoudigd hebben. Maar goed, er is discussie mogelijk.

            De naam Dionysios zou ik zelf overigens beschouwen als aanwijzing voor een vereerder van JHWH.
            https://mainzerbeobachter.com/2018/12/09/de-joodse-dionysos/

            1. Vladimir Stissi

              Ik snap je redenering niet. De meest gangbare manier om je in de Hellenistische wereld te identificeren was naam, patronym, plaats van herkomst. Godsdienst was dan helemaal geen issue. Niet iedereen in Judea zal joods geweest zijn, zeker niet handelaren en dergelijke (het lijkt hier te gaan om reizigers). Als deze heren zich als joods hadden willen afficheren (wat in de periode voor de keizertijd overigens uniek was, de inscripties waarin dat zeker gebeurt zijn allemaal later geloof ik), zou je ook nog een plaatsnaam verwachten.
              Dat staat helemaal los van de vraag wie waar aan wie offert. Al kan worden opgemerkt dat de enige echte parallel een wijinscriptie is uit Griekenland waarin de Ioudaios expliciet aangeeft dat hij heeft deelgenomen aan een polytheistisch ritueel.

              1. Volgens mij veronderstel je opnieuw dat religie los te zien was van nationale identiteit. Zie ik het goed, dan zijn die twee niet los te zien van elkaar. Wie een vorm van burgerschap had, was qualitate qua onderdeel van de staatscultus. Een Judaios was burger van Jeruzalem en maakte deel uit van de cultus in die stad; wat hij in zijn vrije tijd deed, was een andere kwestie.

  5. Ik vond de vondst van de wachttoren in Krommenie een spectaculaire vondst. Ik heb daar geen last gehad van over-enthousiasme in het nieuws, maar ik krijg het meeste archeologie-nieuws niet uit onze vaderlandse sufferdjes, maar meest uit de RAAP Twitter-feed.

    1. “een spectaculaire vondst”
      Jawel, dat vind ik ook, maar de claim dat de geschiedenis van het Romeinse Rijk moet worden herschreven is evengoed een enorme overdrijving, vriendelijk gezegd.

      https://www.rtvzaanstreek.nl/vondst-romeinse-wachttoren-herschrijft-geschiedenis/nieuws/item?1104463

      Eigenlijk is het tegenovergestelde het geval. Die wachttoren bevestigt wat JonaL al een paar jaar middels zijn blog verkondigt: dat het Romeinse Rijk geen scherpe grenzen kende. Men zou zelfs zover kunnen gaan dat het begrip grens zo’n enorm anachronisme is dat het slechts tot verwarring en wanbegrip leidt.
      Die beste Piet Kleij heeft een schoolvoorbeeld geproduceerd (“Hiermee wordt toch de geschiedenis van het Romeinse Rijk een stukje herschreven.”) van sensatiezucht die de plaats inneemt van accuratesse (onvriendelijk gezegd).

        1. Rob Duijf

          Die sneer zullen hardwerkende redacteuren en journalisten van ‘plaatselijke sufferdjes’ je niet in dank afnemen. Weinig constructief.

  6. Vladimir Stissi

    Overigens is dit geen opgraving in Israël, maar in bezet gebied, en daarmee normaal gesproken illegaal.

  7. Erik Bouwknegt

    “Hun klassieke collega’s lazen onlangs bloedstollende verslagen van antieke epidemieën voor, wat zeker leuk was voor op de middelbare school, maar verder vooral de eigen irrelevantie toonde.”

    Hoezo? Zelf ging ik naar school in de jaren 80, en zowel bij Engels als bij Frans kregen we als leesoefening informatieve teksten over aids (destijds een nieuwe en dus aktuele ziekte). Maakte dat Engels en Frans irrelevant?

    1. Als wetenschappers dat zouden hebben gedaan: ja. De mensen die Engels en Frans onderzoeken, hebben echt belangrijker dingen te zeggen dan dat je die talen ook kunt gebruiken om informatie over aids over te dragen.

      1. Erik Bouwknegt

        Sorry, slordig gelezen. Ik had het even gelezen alsof het ging over leraren klassieke talen op middelbare scholen.

Reacties zijn gesloten.