Enkomi

Enkomi, Huis 18

Een mens heeft zijn favorieten. Voor sommige opgravingen heb ik een zwak. Een daarvan is Enkomi in het oosten van Cyprus. Niet alleen is de site archeologisch belangrijk, maar het onderzoek is ook nogal abrupt afgebroken toen Turkije dit deel van het eiland bezette. Daardoor ligt het terrein erbij alsof de archeologen nog bezig zijn (wat feitelijk ook zo is). Er is nog geen museum, er is nog geen uitleg, en de bewaker kijkt alsof hij nog nooit een bezoeker heeft ontvangen. Wat niet zo vreemd is, want Enkomi documenteert de Bronstijd en de Vroege IJzertijd, terwijl even verderop het veel toegankelijkere Salamis ligt. Eigenlijk liggen hier drie havensteden op een rij: Enkomi, Salamis en Famagusta.

Bronstijd

De oudste vondsten in Enkomi dateren uit het eerste kwart van het tweede millennium v.Chr. Dat is synchroon met het Egyptische Middenrijk, toen Enkomi handel dreef met Byblos. Enkomi zal een tussenhaven zijn geweest. Door vanuit Byblos over te steken naar Cyprus en daarvandaan naar het zuiden te varen, konden zeelieden de noordwaartse stroming voor de kust van het huidige Israël vermijden.

Lees verder “Enkomi”

Het teken van Tanit

Het “teken van Tanit (Bulla Regia)

Vorige week was ik in Bulla Regia, een van de mooiste opgravingen in Romeins Afrika. De rijke mensen bouwden er, zoals ik laatst al vertelde, hun huizen grotendeels ondergronds: koel in de zomer, warm in de winter. Bij het restaurantje zagen we bovenstaand kapiteel, dat daar bij mijn vorige bezoek nog niet stond en afkomstig schijnt te zijn uit de Apollotempel. Het is bijzonder, want tussen de twee ionische krullen (“voluten”) links en rechts staat het zogeheten Teken van Tanit. Je vindt het overal waar de Karthagers zijn geweest en op alle voorwerpen, gemaakt van alle materialen: op de schouders van amforen, op medaillons, in het plaveisel van een huis, op een stèle. Ik had het echter nog nooit gezien op een kapiteel.

Maar wat was dit van teken? We weten het weer eens niet, hoewel er al sinds de negentiende eeuw over wordt gepubliceerd. De naam is in elk geval modern. Ze is gemunt door de Franse oudheidkundige Stéphane Gsell, in het in 1920 verschenen vierde deel van zijn Histoire ancienne de l’Afrique du Nord. Hij noteerde dat het signe de Tanit altijd bestaat uit drie elementen: onderaan een driehoek, daarboven een (incomplete) cirkel, en daartussen een horizontale balk. Al met al lijkt het wat op een persoon in een lange rok met de armen uitgestrekt.

Lees verder “Het teken van Tanit”

Palmyra in de Late Oudheid

Het vaandelheiligdom in het laatantieke kamp in Palmyra

Keizer Aurelianus liet in Palmyra een garnizoen achter: het Eerste Legioen van de Illyriërs, dat hij pas onlangs had gerekruteerd in het gebied langs de Donau. Als niet-oosters, Latijnsprekend element zonder lokale banden kon de keizer vertrouwen op deze eenheid. Een kamp ten westen van de stad zou als basis dienen en we weten dat dit legioen aan het begin van de vijfde eeuw nog altijd het garnizoen van de oase vormde.

In het laatste decennium van de derde eeuw reorganiseerden de Romeinen hun oostgrens. Er kwamen nieuwe wegen en nieuwe forten. In wezen bestond het oude verdedigingssysteem uit een aaneengesloten linie van versterkingen langs de grens, maar deze vorm van defensie had een risico: als een vijand eenmaal door deze linie wist te breken, zoals de Sassanidische koning Shapur had gedaan, kon hij gemakkelijk honderden kilometers ver het binnenland in trekken. De nieuwe verdedigingsstructuur was een netwerk van forten, wat we diepteverdediging noemen. De Arabische sector wordt wel Strata Diocletiana genoemd, naar de keizer die verantwoordelijk was voor de reorganisatie, Diocletianus (r.284-305). Er was laatst het een en ander om te doen.

Lees verder “Palmyra in de Late Oudheid”

De bloeitijd van Palmyra

Athena/Allat (Museum van Palmyra)

In de lente van 130 na Chr. brachten de Romeinse keizer Hadrianus en zijn echtgenote Sabina een bezoek aan Palmyra. Het was inmiddels een behoorlijke stad geworden. In het oosten lag de tempel van Ba’al, in het westen lag een monumentaal stadscentrum. Daarvandaan liep een brede weg naar het zuiden, langs een oude tempel van de oorlogsgodin Allat naar een hellenistische woonwijk.

Nog indrukwekkender dan deze weg was de “Colonnaded Street”, van oost naar west. Aan deze straat lagen een Senaatsgebouw, een marktplein (agora) en de tempel van Nabu. De Colonnaded Street was elf meter breed en werd geflankeerd door portieken van zeven meter diep. Op de kruising met de zuidelijke weg stond de Tetrapylon: vier torens, bestaand uit elk vier zuilen van roze graniet uit Egypte, met beelden erop. De Colonnaded Street zou nog worden verlengd naar het oosten, tot aan de tempel van Ba’al, waar de Palmyrenen, tegen de tijd van het bezoek van de keizer, een monumentale toegang aan het bouwen waren. In de tijd van Hadrianus stopte de monumentale hoofdstraat van Palmyra echter vlak voor het Senaatsgebouw.

Lees verder “De bloeitijd van Palmyra”

Romeins Palmyra

Een van de triades van Palmyra: Aglibol, Ba’al Šamem en Malekbel (meer; Louvre, Parijs).

In het vorige blogje zagen we dat Tadmor/Palmyra een belangrijke oase was tussen de Eufraat in het oosten en Damascus in het westen. Met de desintegratie van het Seleukidische Rijk, rond pakweg 140 v.Chr., begon de handelsroute door de woestijn aan belang te winnen.

Een mislukte plundering

Een eeuw later, in 41, was de stad welvarend genoeg om de Romeinse aandacht te trekken. De Grieks-Romeinse historicus Appianus schrijft:

Marcus Antonius stuurde een eenheid cavalerie naar Palmyra, dat niet ver van de Eufraat ligt, om de stad te plunderen. De aanleiding was een onbeduidende beschuldiging dat de inwoners, omdat ze zich op de grens tussen de Romeinen en de Parthen bevonden, vermeden hadden partij te kiezen. (Als kooplieden brengen ze de producten van India en Arabië vanuit Perzië en verkopen die op Romeins grondgebied.) In feite was het echter Antonius’ bedoeling zijn ruiters te verrijken. De Palmyrenen waren echter gewaarschuwd en brachten hun bezittingen naar de rivier, stelden zich op de oever op en bereidden zich erop voor iedereen neer te schieten die hen zou aanvallen. De Palmyrenen zijn namelijk ervaren boogschutters. De cavalerie vond dus niets in de stad, draaide zich om en keerde terug, met lege handen en zonder een vijand te hebben ontmoet.noot Appianus, Burgeroorlogen 5.9.

Lees verder “Romeins Palmyra”

Het vroegste Palmyra

De gedomesticeerde dromedaris was cruciaal voor de bloei van Palmyra (Archeologisch Museum, Palmyra)

Ik heb, naar aanleiding van het handboek Een kennismaking met de oude wereld van De Blois en Van der Spek, de afgelopen weken geblogd over de Crisis van de Derde Eeuw. Het Romeinse klimaatoptimum liep ten einde, er was een economische crisis, de stammen buiten het Romeinse Rijk werden gevaarlijk en in het oosten was er vaak oorlog met de Sassanidische Perzen. Rond het midden van de derde eeuw was er een epidemie (mogelijk ebola) en in de volgende kwart eeuw viel het wereldrijk uiteen in drie delen: naast het centrale rijk van keizer Gallienus regeerde Postumus in het westen over Gallië en omstreken, terwijl de oostelijke provincies onder keizerin Zenobia van Palmyra voor zichzelf begonnen.

De geschiedenis van Palmyra begint echter niet in de derde eeuw. Evenmin eindigt ze als keizer Aurelianus orde op zaken stelt. De geschiedenis van Palmyra begint in de Bronstijd en loopt door tot de Vroege Middeleeuwen. Ik zal er vijf blogjes aan wijden.

Lees verder “Het vroegste Palmyra”

3500 jaar Sint-Joris (2)

Sint-Joris (Historisch Museum, Sofia)

In het eerste deel toonde ik hoe de legende van Sint-Joris via de legende van Sint-Theodorus teruggaat op het verhaal over Perseus. Maar het is ouder.

De groene man

Nog niet zo heel lang geleden waren er in het Midden-Oosten cultusplaatsen die werden gedeeld door christenen en moslims en soms ook door druzen en joden. Dat is niet zo vreemd. De grenzen tussen godsdiensten zijn niet overal en altijd scherp. In Libanon bestond lange tijd de gewoonte dat moslims, vóór de pelgrimage naar Mekka, de zegen kwamen vragen van de dorpspriester. Want waarom ook niet? Het had eeuwenlang reizigers beschermd, dus zo’n gebruik schaf je niet af. Moslims lieten zich ook weleens dopen, niet om christelijk te worden, maar omdat het doopsel kwade geesten op afstand hield. Ook dat was eeuwenlang goed gegaan, ook dat schafte je niet af. En in elk dorp waren de kinderen islamitisch ten tijde van het Suikerfeest en christelijk met Pasen. Je geloof is waar snoep valt te halen.

Lees verder “3500 jaar Sint-Joris (2)”

Melqart in meervoud

Viermaal Melqart (Cádiz Museum)

Wie mijn blog een beetje volgt, heeft inmiddels mijn fascinatie met Cádiz herkend: het eiland aan de rand van de wereld, waar de Feniciërs een tempel bouwden voor Melqart. Dat is meer een titel dan een godheid, want het betekent niets meer dan “stadskoning”.

Zoals in het moederland gebruikelijk, stonden er twee zuilen voor die tempel, de “zuilen van Melqart” dus. Hier eindigde de Mediterrane wereld, hier begon iets anders. De Grieken, die Melqart gelijkstelden aan hun Herakles, verplaatsten de naam naar de Straat van Gibraltar: de twee bergtoppen aan weerszijden zouden door Herakles óf van elkaar zijn gescheiden om er water binnen te laten, óf naar elkaar toe zijn getrokken om zeemonsters weg te houden uit de Mediterrane wateren. Het hielp niet, maar in elk geval: de Zuilen van Herakles markeerden opnieuw een eindpunt.

Lees verder “Melqart in meervoud”

De identiteiten van Filon van Byblos

Een Romeinse man uit de tijd Filon van Byblos (Glyptothek, München)

Tot de blogs die een mens elke ochtend even moet bekijken, behoort Neerlandistiek, waar Marc van Oostendorp gisteren een erg leuke bijdrage had over de politieke vraag hoe eerlijk het is dat Engels ’s werelds nationale voertaal is. Het International Journal of the Sociology of Language besteedt daaraan aandacht en er zijn, schrijft Van Oostendorp, drie standpunten.

Je kunt het Engels zien als de drager van groot sociaal onrecht en van Anglo-Amerikaanse dominantie op het wereldtoneel; of je kunt het zien als een manier waarop individuen vooruit kunnen komen in de wereld; of als een noodzakelijk instrument om wereldwijd de democratie en de rechtvaardigheid te doen toenemen.

Lees verder “De identiteiten van Filon van Byblos”

De eerste vermelding van Jahweh?

Kleitablet uit Ugarit met een deel van de mythe van Ba’al (Louvre, Parijs)

Ik wil niet altijd op alle slakken zout leggen en daarom blog ik niet over alle minder dan optimale informatie over de Oudheid. In 2014 was 40% van de nieuwsberichten aantoonbaar onjuist; ik denk dat het percentage onzinnige, overdreven of ongenuanceerde berichten inmiddels hoger ligt. Lees het waarom maar in De Volkskrant.

Zo was er onlangs de claim – hier in Trouw en daar in De Morgen – dat een vloektablet de oudste vermelding zou bevatten van de godsnaam Jahweh. We hoeven er geen aandacht aan te besteden. De kop (“Is dit vloektablet de oudste tekst ooit waar de God van de Bijbel op staat?”) maakt al duidelijk waarom. Immers, de Wet van Betteridge is van toepassing.

Lees verder “De eerste vermelding van Jahweh?”