8. De praktijk

Soms maakt een diepe verslagenheid zich van je meester

[Vandaag bestaat de Mainzer Beobachter tien jaar en daarom maak ik een persoonlijke balans op. De trouwe lezers van de blog zullen weinig nieuws tegenkomen, maar het is goed eens te kijken of mijn ambities overeenkomen met de praktijk. Dit is het achtste van twaalf stukjes; het eerste was hier.]

Als mensen makkelijk slechte informatie vinden, bouw je een structuur om mensen even makkelijk betrouwbare informatie te laten vinden: het mag dan vanzelf spreken dat er naast de fabeltjesfuik een feitenlift moet zijn, er blijven diverse problemen. Als je mensen goed wil informeren, moet je beschikken over goede informatie. De universiteiten verbergen die echter achter betaalmuren. Daarmee beletten ze niet alleen de opbouw van een gelaagde infrastructuur om kennis te delen, maar verhinderen ze ook dat mensen in een staat van vertrouwdheid raken met het wetenschappelijk proces. Aard en belang van onderwijs, wetenschap en cultuur blijven onduidelijk en omdat wetenschappers toch exposure zoeken, proberen ze de aandacht te trekken met andere middelen. Daarbij doen ze de waarheid nogal eens tekort.

Voorbeelden te over. Voor De klad in de klassieken heb ik uitgeknobbeld dat 40% van de archeologische persberichten onjuistheden bevatte die de opstellers moesten hebben herkend. Archeologen willen nog weleens overdrijven, zoals wanneer ze claimen dat het belangrijk is te weten welk Romeins legeronderdeel de sectie van een weg heeft gebouwd. Classici willen nog weleens oude wijn in nieuwe zakken doen, zoals het project Anchoring Innovation, dat een negentiende-eeuwse hermeneutische strategie herintroduceert. Weer een andere keer is er sprake van ongefundeerde speculaties, zoals wanneer weer eens een paleis van koning David is opgegraven. Dit is echter wel wat de media haalt. De voorlichting schiet tekort.

Een tweede mechanisme is dat bad information drives out good. Terwijl betrouwbare informatie achter betaalmuren ligt, ontsluiten goedbedoelde digitaliseringsprojecten allerlei verouderde inzichten. Een voorbeeld is de terugkeer van het door bijvoorbeeld de negentiende-eeuwse antisemiet Bruno Bauer verdedigde idee dat Jezus niet heeft bestaan (want liever geen Jezus dan een joodse Jezus).

Weer een ander mechanisme is dat exacte wetenschappers, ongehinderd door kennis van de relevante literatuur maar mét een goede publiciteitsmachine, oplossingen van halfbegrepen puzzels rondbazuinen. Toen Vincent Hunink en ik Het visioen van Constantijn maakten, stuitte ik op de claim dat achter dat visioen een meteoor schuil zou gaan, waarvan de inslagkrater ergens ten noorden van Rome nog is te zien. Dat het visioen, wat het ook geweest moge zijn, in Gallië plaatsvond, was de betreffende onderzoekers niet bekend. Het zij ze vergeven: omdat oudheidkundigen hun methode niet tonen, is het logisch dat iedereen denkt te kunnen bijklussen in de oudheidkunde. En doordat exacte wetenschappers hun voorlichting professioneel aanpakken, is deze beunhazerij nog overal te vinden terwijl van de weerlegging elk spoor ontbreekt.

Nog een mechanisme is het junk news, oppervlakkige en breed verspreide persberichten die het feitelijke nieuws aan het zicht onttrekken. In Nederland grossieren de limes-organisaties erin: steeds hetzelfde verhaal, zó vaak verteld dat de verdieping (die er wel degelijk is) onzichtbaar is gemaakt. Wie “limes” googlet, vindt niets dat naar verdieping leidt. Het effect is dat mensen die belangstelling voor de Oudheid krijgen, geen vervolginformatie vinden, concluderen dat het intellectueel niets voorstelt en dus afhaken.

Soms is het gevaarlijk dat het publiek een verkeerd beeld krijgt van de oude wereld. Kort na de aanslag op het World Trade Center in New York verschenen diverse boeken die de negentiende-eeuwse sjablonen afstoften over een eeuwige tegenstelling tussen het vrije, humanistische Westen en het despotische, obscurantistische Oosten. Die sjablonen zijn op allerlei manieren weerlegd – ik wijdde er Xerxes in Griekenland­ aan – maar in Nederland publiceerde de Athenaeum-uitgeverij Tom Hollands Persian Fire alsof er niets aan de hand was. Politieke partijen met een islamofobe agenda voeren wel bij zulke boeken vol verheerlijking van de Europese Sonderweg. Boreale cultuur heet dat tegenwoordig, geloof ik.

[Vandaag bestaat mijn blog tien jaar. Ik maak een persoonlijke balans op. Dit stuk wordt vandaag nog vier keer vervolgd.]

Deel dit:

9 gedachtes over “8. De praktijk

  1. Huibert Schijf

    “De universiteiten verbergen die echter achter betaalmuren.” Een vaak herhaald misverstand. Het zijn niet de universiteiten, maar groot-kapitalistische uitgevers die dit doen, zoals Elsevier Reed. Wel is het zo dat mensen die niet als medewerken of student aan de UVA zijn verbonden geen toegang hebben tot digitale versies van tijdschriften. De KB biedt meer mogelijkheden, Google Scholar trouwens ook. Een e-mailtje naar een auteur sturen helpt ook.

  2. Frans Buijs

    En daar komt nog iets bij, namelijk dat wetenschappers schrijven voor andere wetenschappers en vakjargon gebruiken. Ik als leek heb lang niet altijd zin om dat allemaal te lezen.

  3. Frans Buijs

    Je kunt van mensen als Tom Holland en Graham Hancock zeggen wat je wilt, maar ze kunnen wel schrijven!

      1. Ben Spaans

        Het vreemde bij Hancock is waarom een socioloog die zich bezig hield met ontwikkelingswerk zo geobsedeerd is geraakt om een soort hoogontwikkeld Atlantis waar dan ook te vinden. Antarctica en de ‘Earth crust replacement’ heeft hij inmiddels losgelaten, hij denkt nu aan vergeten hoogontwikkelde beschaving ergens in Noord- of Zuid-Amerika…

    1. Frans Buijs

      Vroeg ik me eerst ook af tot ik het stukje las over de meteoor die Constantijn zou hebben gezien.

Reacties zijn gesloten.