Prinsjesdag, Plinius, Mill en de vergelijkingstheorie

J.S. Mill

Morgen is het Prinsjesdag en dat is een mooie gelegenheid om het weer eens over vergelijkingstheorie te hebben. Het demissionaire Nederlandse kabinet zal wel een miljoenennota indienen en u kent de problemen waarvoor de overheid staat. In heel Europa. De diverse overheden hebben enorme bedragen geleend. Nog nooit – althans in vredestijd – was de staatsschuld zo hoog. Gelukkig zijn de rentes laag, zodat we ons er vooralsnog geen zorgen om hoeven maken. Probleem is wel dat er vrijwel geen marktpartijen meer zijn die schulden tegen zulke lage rentes willen afnemen. De overheid kan hen daartoe echter, ook al zal men het niet graag doen, wel dwingen. Het is weliswaar in hun financiële nadeel, maar in het gemeenschapsbelang. De Romeinen zouden het hebben begrepen.

Plinius in Bithynië

In de eerste jaren van de tweede eeuw na Chr. was de provincie Bithynië-Pontus in grote financiële problemen geraakt. Keizer Trajanus stuurde een bestuurder met buitengewone bevoegdheden, Plinius de Jongere. Diens correspondentie is over. Aan de dateringen is te zien dat hij werkte zoals een interimmanager betaamt: eerst maakte hij een plan van aanpak, wat aanvankelijk resulteerde in een lawine aan brieven, daarna werkte hij zijn plan uit en neemt de frequentie van de brieven af. Brief 10.54 documenteert het succes. Het begint met Romeinse standaardstroopsmeerderij:

Majesteit, door Uw vooruitziende blik en door mijn maatregelen is het geld van de steden teruggevorderd. De inning gaat nog verder. Ik vrees echter dat het onproductief blijft. Er is namelijk nauwelijks gelegenheid om onroerend goed te kopen, terwijl niemand debiteur van de staat wil worden, althans niet tegen 12% waartegen particulieren lenen moeten.

Wat hier in feite staat is dat als een stad geld over had, de overheid mensen kon dwingen het over te nemen. Die mochten ermee doen wat ze wilden, mits ze de overheid rente betaalden. Ze moesten dus ineens denken aan beleggingen en andere zaken waar een Romeinse grootgrondbezitter zich niet mee bezig wilde houden. De weerzin zal niet heel anders zijn geweest dan de weerzin die de vermogensbeheerders van een hedendaags beleggingsfonds zouden voelen als ze gedwongen zouden worden laagrentende staatsschulden af te nemen.

Plinius had echter een inval. Het idee verraadt dat hij zijn oor te luisteren had gelegd bij vermogende Bithyniërs: hij stelde een renteverlaging voor. Hij rondt zijn brief af met het vermoeden dat de betrokkenen nog altijd niet zullen staan springen om het hun opgedwongen kapitaal, maar dat het misschien een oplossing is.

Hoewel ze onwillig en weigerachtig zullen zijn, zal het minder hard zijn als de rente is verlaagd.

Vergelijkingstheorie

Dan kan ik nu ter zake komen en het hebben over vergelijkingstheorie. De vergelijkingstheorie zegt immers dat je altijd uitkijken moet met vergelijkingen tussen de preïndustriële Oudheid en het postindustriële heden. Onze economie is onvergelijkbaar met de antieke. Je kunt eigenlijk alleen vergelijkingen maken als het gaat om zaken die universeel waar zijn. Hier is het klassieke citaat dat u al zag aankomen:

De verdeling van de welvaart is slechts een kwestie van menselijke gewoonte. De goederen zijn er en de mensen – individueel of collectief – doen ermee wat ze willen. Ze kunnen de goederen ter beschikking stellen van wie hun maar bevalt en tegen welke voorwaarde dan ook. Bovendien kunnen goederen, in welk maatschappijtype dan ook, alleen worden benut met instemming van de gemeenschap, of liever gezegd van de legitieme heersers. Zelfs datgene wat iemand zelf heeft geproduceerd, kan hij niet behouden zonder instemming van de gemeenschap. Niet alleen kan de gemeenschap iemands zijn goederen afnemen, maar mensen zouden dat ook daadwerkelijk doen als de gemeenschap passief toezag, als ze niet ingreep om eigendommen te beschermen of daarvoor mensen in dienst nam en betaalde. De verdeling van de welvaart berust dus op de wetten en de gewoonten van een samenleving.

De verdeling van de schaarse goederen (schulden bijvoorbeeld) is een kwestie van conventie. Dat had Mill goed gezien. Het gaat op voor onze tijd: we kunnen een wet maken die beleggingsfondsen dwingt staatsschulden over te nemen. Dat kunnen we doen. Of niet. Het geldt eveneens voor de Romeinen, die rijke mensen konden dwingen overschietend kapitaal te beleggen. Maar het is onzinnig Plinius’ brief te lezen omdat we via de Oudheid meer zicht krijgen op onze eigen tijd.

Het punt dat we kunnen distilleren – de verdeling van bezit wordt bepaald door menselijke gewoonte – is waar voor de Romeinse tijd en is waar voor onze tijd omdat het altijd waar is. De vergelijking is dus weliswaar correct maar volstrekt overbodig.

[In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) probeer ik uit te leggen waarom de oudheidkundige wetenschappen wetenschappen zijn. De stukjes verschijnen niet elke maandag en ook niet uitsluitend op maandag, maar de reeks heet nou eenmaal zo.]

Deel dit:

24 gedachtes over “Prinsjesdag, Plinius, Mill en de vergelijkingstheorie

  1. Klaas Hielkema

    Het is toch al jaren zo dat de overheid leningen kan uitschrijven tegen heel lage rente, die enorm overschreven worden omdat er zoveel kapitaal beschikbaar is. Ja, zelfs bij negatieve rente. en dan ook nog vaak van Nederlandse partijen. Dat is geen dwang, dat is marktmechanisme.

    1. FrankB

      In de ene betekenis (de markt het geheel van omstandigheden waaronder gevraagde en aangeboden hoeveelheden van een bepaald product of een bepaalde dienst verhandeld worden en waar een prijs ontstaat) gebruikt u een valse tegenstelling, omdat dwang niet uitgesloten is.
      In de andere betekenis (perfecte, volkomen concurrentie) heeft u het fout. De kapitaalverstrekkers hebben immers geen keuze, omdat de overheid met niets en niemand concurreert.

  2. Martin van Staveren

    Mill meende dus dat de verdeling van welvaart berust op de wetten en gewoonten van een samenleving. Dat levert de vraag op waar die wetten en gewoonten dan wel vandaan komen.

    1. Sara

      Goeie vraag.
      Het zijn de wetten die het hem doen. Die rijkdom en ongelijkheid creëren.
      Katharina Pistor heeft daar een interessant boek aan gewijd: ‘The Code of Capital’ (Princeton UP).
      Het beschrijft oa hoe het ongrijpbare en mobiele kapitaal is beschermd tegen controle, vooral de democratische controle. Hoe de wet en het advocatendom het ‘Property System’ verder ontwikkelen richting geconcentreerde rijkdom (‘de duivel schijt op een grote hoop’).
      Het financiële kapitalisme is een absolute bedreiging voor de democratie.

      1. Martin van Staveren

        Tsja, als je ziet hoe de democratie tot stand is gekomen dan is dat niet zo vreemd. En de ongelijkheid is biologisch.

        1. FrankB

          Merkwaardig dan toch dat Homo Sapiens gedurende het overgrote deel van diens geschiedenis in egalitaire (jager/verzamelaar) samenlevingen leefde. Wat schreef u onlangs ook weer over zoiets als “iedereen plempt maar van alles en nog wat op internet”?

          1. Martin van Staveren

            Het grote verschil is dat wij al heel lang niet meer in een jager/verzamelaar samenleving leven. In dat soort samenlevingen is het weer van voordeel als je heel hard kunt weglopen als er een leeuw op je af komt rennen. Wie “the fittest” is hangt af van de omgeving.

            1. Frans Buijs

              Hard wegrennen is wel het allerlaatste wat je moet doen als je een leeuw tegenkomt. Want dan komt er een jachtinstinct los en is het ook echt het allerlaatste wat je doet.

          2. Jeroen

            Ach ja… de “nobele wilde”…

            En waar baseert u het idee van ‘eeuwenlange egalitaire samenlevingen ook alweer op?

          3. “Merkwaardig dan toch dat Homo Sapiens gedurende het overgrote deel van diens geschiedenis in egalitaire (jager/verzamelaar) samenlevingen leefde”

            Had met woonplaats en bezit te maken. Zodra de eerste permanente nederzettingen zich ontwikkelen en de ex-nomade goederen kan vergaren die hij niet meer mee hoeft te dragen zie je direct een sociale stratificatie van de maatschappij ontstaan die nooit meer is verdwenen.

            1. Martin van Staveren

              Ik heb wel een beetje de indruk dat Jona hoer provoceert: “De verdeling van de schaarse goederen (schulden bijvoorbeeld) is een kwestie van conventie.” Als iemand zijn geld over de balk gooit en dan schulden heeft, moet een ander daar dan voor opdraaien?

      2. FrankB

        “Het financiële kapitalisme is een absolute bedreiging voor de democratie.”
        Te simpel. Kapitalisme: “een economisch systeem dat is gebaseerd op investeringen van geld in de verwachting winst te maken.” In die zin is alle kapitalisme financieel.
        Ik veronderstel dus dat u doelt op het ingewikkelde financiële systeem dat de westerse landen de laatste decennia hebben ontwikkeld. Dat kan inderdaad een bedreiging zijn voor politieke systemen (en niet alleen voor democratieën).
        De andere kant is echter dat aandeelhouders aan bedrijven kapitaal verlenen voor investeringen die zij zelf niet kunnen opbrengen. En opties hebben een dempende werking op extreme prijsschommelingen, iets waar ook niemand op zit te wachten.
        Het punt is hier altijd hetzelfde: er is regelgeving en toezicht nodig, dwz. wetten. Daar is vrijwel iedereen, links en rechts, het over eens (staatsocialisme is nauwelijks populair meer). De vraag is dus welke wetten. En daar gaat het zowel links als rechts vaak mis.
        Want Martin vanS heeft wel degelijk een goed punt door de biologie erbij te halen. Helaas vergeet hij als vrijwel alle hedendaagse conservatieven zijn eigen overtuigingen daaraan te toetsen. Homo Sapiens is evolutionair zo succesvol door een unieke combinatie van competitiedrift en vermogen tot samenwerking (een erkende factor in de evolutietheorie, te beginnen bij Kropotkin en Mutual Aid). Hedendaagse conservatieven zijn blind voor het tweede. Dus komen ze tot een conclusie die een drogreden is: egalitaire samenlevingen zijn onmogelijk, dus is het onwenselijk die na te streven. Dat wel te doen resulteert volgens hen onveranderlijk in socialistische terreur, oftewel het “IJsland is een hellegat” argument. Ze weigeren feiten te accepteren die hun kijk weerleggen, zoals creationisten soortvorming.
        Aan de linkerkant is men al te vaak even allergisch voor menselijke competitiedrift en blind voor het machtsmisbruik dat samengaat met overheidsbureaucratieën. Leuk of niet, feit blijft dat de democratische planeconomie van Groot-Brittannië het bar slecht deed van 1945 tm 1979, met als dieptepunt de energiecrisis van 1974 (onder een conservatieve regering). Thatcher trok het land daaruit door het financiële kapitalisme te stimuleren – alleen merkten grote delen van het land daar helemaal niets van.

        Financieel kapitalisme zelf is het kwaad niet. Wetten kunnen het in gewenste banen leiden. Waar het om draait is welke sociaal-economische ongelijkheid men acceptabel vindt. Wie sociale, economische en politieke stabiliteit wenst moet die minimaliseren (staatssocialisme faalt trouwens zelfs in dat opzicht).
        Conservatieven (en daar hoort de huidige Amerikaanse president ook bij) achten dat onmogelijk en vertrouwen op gewapende machten om die stabiliteit te waarborgen. Uiteindelijk faalt dat en geven zij de schuld aan die vermaledijde oproerkraaiers die hun plaats weigeren te erkennen. Tot dan is de aloude truc Divida et Impera gecombineerd met Panem en Circenses – zet het klootjesvolk tegen elkaar op (“minder, minder, minder!”), deel aalmoezen uit (verhoog het minimumloon) en zorg voor hersenloos amusement (TV). Ook dit werkte destijds hetzelfde als nu.

        1. Martin van Staveren

          “Waar het om draait is welke sociaal-economische ongelijkheid men acceptabel vindt”

          Maar wat niet goed is: operatie geslaagd, patient dood.

          Het probleem is dat sociaal-economische gelijkheid afdwingen (staatsocialisme) ook niet werkt. De overheid moet ook genoeg belastinginkomsten hebben om van alles te kunnen betalen, b.v. sociale uitkeringen. Dus de economie slopen (Zimbabwe, Z-Afrika) is dan ook niet zo’n goed idee.

    2. Martin van Staveren

      “De verdeling van bezit wordt bepaald door menselijke gewoonte”- ik begrijp niet wat daarmee wordt bedoeld. Een andere verklaring zou zijn dat de mensen nu eenmaal niet gelijk zijn qua capaciteiten. Mill dacht, typisch voor zijn tijd, waarschijnlijk dat die verdeling ook wel geheel anders zou kunnen zijn. Dat lijkt mij een utopie. Het is alweer goed dertig jaar geleden dat de Sowjet-Unie is ingestort. En dat had een reden.

  3. Johan Thibaut

    Leert de vergelijking juist niet, dat dit inderdaad een universele theorie is, en dat deze al zeer lang gekend is? Of dat Mills deze theorie hier heeft kunnen vinden en verder bestuderen ? Dit is een bron van wetenschap. Toch?

  4. FrankB

    “De vergelijking is dus weliswaar correct maar volstrekt overbodig.”
    Daar ben ik het in dit speciale geval grondig mee oneens en wel om twee redenen.

    1. Je past dit principe ook niet toe op Archimedes en zijn brandspiegels. Dan zeggen we juist: het kan in de 21e eeuw niet dus ook niet ruim twee millennia geleden.
    2. De cruciale vraag is: welk ingrijpen kan de overheid zich permitteren zonder dat de boel gierend uit de hand loopt, zoals in Duitsland in het najaar van 1922 met zijn hyperinflatie? Zijlijn: er zijn aanwijzingen dat de Duitse regering dit opzettelijk deed uit politieke overwegingen, maar desalniettemin is het voorbeeld terecht beroemd geworden. Ik vind het daarom erg jammer dat je er niet bij vertelt of Plinius’ maatregel werkte. De economische wetenschap zou daarmee gediend zijn.

  5. Karel van Nimwegen

    Het zou inderdaad wel handig zijn als historici niet steeds het wiel opnieuw uitvonden. Zoiets sneus altijd.

    Ik begrijp steeds beter waarom je opperde dat studenten die negentiende-eeuwers moeten lezen, dan kunnen we onze kennis verder uitbouwen in plaats van opnieuw dien wat al gedaan is.

    1. “Het zou inderdaad wel handig zijn als historici niet steeds het wiel opnieuw uitvonden. ”

      Ik neem aan dat je bedoelt ‘Het zou inderdaad wel handig zijn als historici niet steeds het wiel opnieuw uit hoefden te vinden’.

  6. Sara

    Nog ter aanvulling w.b. de onderliggende juridische structuur die kloof in welvaart veroozaakt.
    Bij de Romeinen:
    Zij gebruikten niet iets zoals de vennootschap vorm (BV of NV) voor private ondernemingen. Er was wel een juridische structuur die erop leek: de door slaven gerunde onderneming. Twee partners zetten een bedrijf op, dat gerund werd door een slaaf. Samen waren zij eigenaar. Ze stelden bepaalde activa ter beschikking (land, werktuigen, werkkapitaal e.d.), bundelden dit samen; het geheel onder het juridische label, het ‘peculium’. Hiermee waren zij slechts aansprakelijk voor verliezen ter hoogte van hun persoonlijke activa. Crediteuren van hun onderneming konden geen beslag leggen op deze persoonlijke activa van de partners. En vice versa, de persoonlijke crediteuren van de partners konden niet aan het peculium komen.
    Dit bedrijfsmodel bleef na een wisseling van partners of de uitwisseling van manager-slaven gewoon bestaan. Deze door slaven gerunde onderneming bevatte al de kernattributen die de moderne zakelijke vennootschap kenmerken: groeperen (partitioning) van activa en middelen om het bereik van crediteuren ten aanzien van activa te beperken.
    Dit is in de loop der tijd ontwikkeld tot een complex systeem van holdings met wel honderden dochterondernemingen en brievenbus ondernemingen. Alles om een zo hoog mogelijke winst te generen voor de aandeelhouders en crediteuren (met name de fiscus) het nakijken te geven.
    Het schijnt dat nu eindelijk de trustkantoren aangepakt gaan worden. De juridische structuur wordt aangepakt. Als het al niet te laat is …

  7. Martin van Staveren

    Ik ga dit niet ontkennen. Economisch belang gaat boven alles. Dat is ook de reden waarom de overheid altijd probeert om “ongewenst” EU recht te negeren.

  8. Jort Maas

    “Onze economie is onvergelijkbaar met de antieke. Je kunt eigenlijk alleen vergelijkingen maken als het gaat om zaken die universeel waar zijn. ”

    Is dat laatste wel waar? Is onze economie ‘universeel waar’? Kun je niet juist zeggen dat hoewel de antieke burger niet wist hoe een verschijnsel nu genoemd zou worden, het juist wel vergelijkbaar is omdat economische principes universeel zijn onafhankelijk van hoe men het benoemd?

Reacties zijn gesloten.