
Ergens in de tweede helft van de zeventiende eeuw begonnen de Europese antiquariërs te begrijpen dat antieke munten niet alleen leuke kunstvoorwerpjes waren, maar ook wetenschappelijke betekenis hadden. Daar was al een ontdekking aan voorafgegaan, namelijk dat Renaissance-geleerden Romeinse munten, waarop keizerportretten stonden met opschriften, waren gaan benutten om bustes en standbeelden te identificeren. Omdat uit geschreven bronnen de regeringsjaren van de heersers vielen af te leiden, groeide de mogelijkheid de historische ontwikkeling van de sculptuur te beschrijven. Er was, om zo te zeggen, een sprong gemaakt van munten naar beeldhouwwerk.
Lange tijd volstonden muntkenners ermee plaatjes te zoeken bij elke bekende heerser. Zolang dat Romeinse keizers betrof, was dat niet zo moeilijk. Er waren tienduizenden munten voor vorsten waarvan de biografieën bekend waren. In het laatste kwart van de zeventiende eeuw breidde men de aandacht uit naar minder bekende regio’s. We kunnen dit – al is het ook maar een subjectieve keuze – het begin noemen van de wetenschappelijke numismatiek ofwel muntkunde.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.