De Syro-Fenicische vrouw

Maaltijd met hond (Nationaal Museum van Bosnië, Sarajevo)

Iedereen wel eens een antieke bron leest, ontwikkelt voorkeuren. Sommige auteurs blijven je boeien, sommige verhalen blijven je intrigeren. Zoals deze passage uit het Evangelie van Marcus 7.24-30 (NBV21).

Exorcisme

Jezus vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam hij zijn intrek in een huis, en hoewel hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het hem niet onopgemerkt te blijven. Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over hem gehoord had naar hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was. Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en geen Jodin; ze smeekte hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. Hij zei tegen haar: “Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.”

De vrouw antwoordde: “Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.”

Hij zei tegen haar: “Omdat u dit zegt … Ga naar huis, de demon heeft uw dochter al verlaten.”

En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek de demon verdwenen te zijn.

Van zulke verhalen gaan er dertien in een antiek dozijn. In een tijd waarin geneeskunde, magie, exorcisme en kwakzalverij door elkaar liepen, geloofde eigenlijk iedereen dat charismatische wijzen in staat waren tot exorcisme. Of Jezus in Tyrus werkelijk de dochter van een Syro-Fenicische vrouw heeft genezen is niet zo’n interessante vraag: we kunnen alleen weten dat de mensen het toen geloofden, en de rest is onkenbaar.

Challenge and riposte

Veel interessanter is dat het verhaal niet voldoet aan het standaardsjabloon. Verhalen over Jezus hebben meestal dezelfde vorm die valt samen te vatten als challenge en riposte. Iemand komt naar Jezus met een vraag of een verzoek, dat zijn reputatie op de proef stelt. Hij moet nu óf het verzoek inwilligen en tonen dat hij zijn reputatie waard is, óf een goed antwoord geven waarmee hij de ander op z’n nummer zet.

Aanvankelijk gebeurt dat ook. Er is een verzoek: de Syro-Fenicische vrouw wil dat haar dochter geneest. Jezus vindt haar onwaardig: “Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.”

Anders gezegd: de messias is gekomen voor de Joden. De volken rondom zijn onrein. Het zijn honden. Tot zover volgen we het standaardsjabloon.

Riposte en riposte

De Syro-Fenicische vrouw is echter niet uit het veld geslagen. “De honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.” Zie het plaatje hierboven voor een maaltijd waarbij de hond zich aan de kruimels tegoed mag doen.

Jezus staat met zijn mond vol tanden en willigt het verzoek in. Niet alleen heeft hij niet het laatste woord; degene die de discussie wint is een vrouw en een niet-Jodin. Hier is het criterium van de gêne van toepassing: sommige informatie past niet bij de algemene strekking van een tekst. De gedachte dat Jezus de zoon van God was, die al in de eerste regel van het Marcus-evangelie wordt aangegeven, laat zich niet rijmen met het feit dat die zoon van God de situatie niet meester is.

Dat deze anekdote voldoet aan het criterium van de gêne wil niet zeggen dat ze dus historisch accuraat is. Het wil wel zeggen dat Marcus de anekdote niet kon onderdrukken, dat ze welbekend was en heel oud was. Mogelijk circuleerde ze al tijdens Jezus’ leven, maar dat is weer niet met zekerheid te zeggen.

Tot slot

Eigenlijk had ik bij dit stukje een foto willen plaatsen van een schilderijtje dat ik zag in de Notre-Dame-de-la-Mer in Tyrus, waarop deze anekdote was afgebeeld bij de ruïnes van de Romeinse stad. Maar gek genoeg kan ik die foto niet vinden. U krijgt dus een foto van een hond met kruimels. De afgebeelde maaltijd is overigens van aanhangers van de Mithras-cultus, maar dat heeft er verder niets mee te maken.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

Naschrift

Iemand is zo vriendelijk me een foto van het schilderijtje te sturen. Let op de stadspoort links achteraan.

Deel dit:

7 gedachtes over “De Syro-Fenicische vrouw

  1. Willem Visser

    Er is ook een andere uitleg mogelijk:
    De vrouw wil dat Jezus haar dochter geneest maar Jezus ‘loopt haar straal voorbij en keurt haar geen blik waardig’. In het daarop volgende vers noemt Jezus deze vrouw zelfs een ‘hond’.
    Dat is taal die je niet van Jezus zou verwachten; waarom maakt hij haar uit voor ‘hond’, waarom staat hij haar niet behoorlijk te woord?
    Dat komt omdat deze vrouw wil delen in de zegeningen van Jisraël zonder afstand te doen van haar heidense geloof en haar politieke ideologie.

    Al schreeuwend eist zij iets op wat haar niet toekomt, en in haar eigen verwerpelijke heidense kledij dringt zij zich op aan Jezus en zijn volgelingen.

    Zij komt uit een volk dat gruwelijke misdaden tegen het Joodse volk heeft begaan.
    De moord op tientallen Joden die weigerden zich te bekeren tot het heidense geloof, de ontwijding van de tempel met varkensbloed, het verbranden van de Heilige Geschriften, en het doden van pas besneden jongentjes en hun moeders (Makkabeeën 1:20-64).

    Talloze misdaden heeft dit volk tegen het Joodse volk begaan en nu verschijnt er plompverloren uit dat volk een vrouw, een kenau, en dat mens wil met haar grote mond en gedram haar eigen zin doordrijven: ze ‘vraagt’ niet: nee, ze eist!
    Dit gaat zelfs Jezus te ver…

    Op zeker moment gaat deze vrouw dat inzien en komt ze tot inkeer. Niet de bloedige ‘normen en waarden’ van haar volk zijn de norm, maar de ‘normen’ die Tenach leert zijn DE norm.

    “Ja”, zegt ze bij zichzelf, “mijn volk en ik hebben ons als honden gedragen”, en tegen Jezus zegt ze: ‘maar wij kunnen ons toch te goed doen aan de kruimeltjes die onze bazen van tafel laten vallen’.

    En hier zit de plot van het verhaal: Ze erkent de ‘normen en waarden’ van het volk Jisraël, door Jezus en de profeten die hem voorgingen haar ‘bazen’ te noemen. Zij zijn haar ‘bazen’, zoals elke hond een baas heeft!
    En vanaf het moment dat ze dat erkent, kunnen zij en haar dochter delen in de zegeningen van het volk van Jisraël.

    1. Jan Albert Smit

      Inderdaad, welke joodse verschoppeling zou zich niet gesterkt voelen door zo’n verhaal? Daarom werd het doorverteld.

  2. Ben Spaans

    Is dit verhaal niet simpelweg een variant op het verhaal van Elia en de weduwe en haar zoon in Sar(e)fat dat aan Sidon behoort…?
    We zullen het nooit weten hè…

  3. Ben Spaans

    De eerste keer dat dit verhaal aan mij werd uitgelegd was alles gepland. Jezus wist precies wat er aan de hand was, hij stelde de vrouw bewust op de proef. Hij gebruikte het woord voor ‘schoothondjes’ (‘hondekes’) als een bewuste verzachting van de joodse term voor ‘heidenen’ die meer met vuile straathonden overeen kwam. Jezus had alles onder controle….zo dacht een predikant er in ieder geval over. Die hebben er toch voor doorgeleerd…?

    1. Doorleren voor het pastoraat is prima. Doorleren voor historicus is ook prima. Het zijn twee dingen. De een zoekt mensen wat gelukkiger te maken, de ander wil weten wat waar is. Soms zijn ze het niet eens en dat zij zo.

  4. Ben Spaans

    Of predikanten., zeker van de oude stempel, mensen ééndimensionaal ‘wat gelukkiger’ willen maken betwijfel ik, maar dat terzijde.

Reacties zijn gesloten.