
Ik heb weleens geblogd over een boek dat je in je hotelkamer zou willen vinden, vol hoogtepunten van de Nederlandse literatuur. Met een vertaling ten behoefte van degenen die onze mooie taal niet machtig zijn. Zeg maar een soort Gideons’ Bible maar dan bomvol bijzondere verhalen en gedichten. Het lijkt me fijn voor toeristen om iets verrassends te lezen uit het land ze verblijven.
Ik moest aan dat idee terugdenken toen iemand me laatst vroeg wat je zou kunnen lezen om een beeld te krijgen van de klassieke geschiedschrijving. Geinige vraag eigenlijk.
Herodotos
Om te beginnen: Herodotos. Ik zou twee stukken nemen. Het eerste is het verhaal van de slag bij Thermopylai (7.201-234). Veel klassieker krijg je het niet. De tekst is echter ook interessant.
Herodotos schrijft immers vanuit het perspectief van een soldaat, waardoor de tekst na vijfentwintig eeuwen nog altijd overtuigt. Hier is geen officier aan het woord die begrijpt wat er gaande is, dit is een verhaal over verwarring. Het blijft onduidelijk waarom sommige Griekse contingenten weg gingen van thermopylai en anderen niet. Waren er versterkingen in aantocht? De man in het veld weet het niet. Die kijkt naar wie dapper vocht. En dan zien we ineens Herodotos de literator, die een homerisch beeld gebruikt om moed te prijzen.
Thermopylai helpt ook om uit te leggen dat Herodotos meer dan één bron hanteert. We zien de onderzoeker aan het werk. Die zien we ook in het tweede fragment dat ik zou opnemen in het hotelkamerboek der klassieke geschiedschrijving: zijn bewijs dat de bewoners van Kolchis komen uit Egypte (2.104-106). Herodotos biedt vier argumenten die weliswaar alle vier onjuist zijn, maar wel tonen dat hier een kritische geest aan het werk is.
Andere Griekse teksten
In dit overzicht van klassieke geschiedschrijvers komen we nu bij Thoukydides. Er valt niet aan te ontkomen. We willen echter niet wéér een veldslag of andere menselijke ellende. Dus niet die tyfusepidemie in Athene. Thoukydides’ redevoeringen zou ik ook maar laten wat ze zijn. Ze veronderstellen teveel kennis van specifieke situaties. Waarmee we automatisch uitkomen op de observaties over veranderende taal (3.82-85) die volgen op Thoukydides’ beschrijving van de revolutie op Korkyra.
Nu komen we bij Xenofon. Leuke auteur, maar laten we dan ook een leuke tekst doen. We vermijden het geweld. Iets uit De jeugd van Cyrus dus maar.
Als verrassende keuze die in geen bloemlezing mag ontbreken, nemen we de integrale Indike van Arrianus. Dat is een samenvatting van wat Nearchos, de admiraal van de vloot van Alexander de Grote, schreef over de Indusvallei en de terugvaart naar Babylonië. Er zit wat geweld in, maar het is een tekst die wat meer bekendheid verdient.
Polybios is geen bloemleesbare auteur. Hij is wel boeiend, maar heeft vaak veel woorden nodig om zijn punt te maken. Het hele zesde boek, waarin hij uitlegt waarom het uitgerekend Rome was dat de Mediterrane wereld verenigde, is te veel.
Latijnse teksten
Ook aan Julius Caesar valt in een overzicht van klassieke geschiedschrijvers niet te ontkomen. Hij is toegankelijk en interessant, maar ook humorloos en eenzijdig. Als er dan toch een veldslag gekozen moet worden, zou ik de ondergang van het Veertiende Legioen nemen (6.26-37). Het verhaal van Ambiorix is niet het slechtste en je vermijdt tenminste dat Caesar zichzelf in het zonnetje zet. De digressies over de gewoontes van de Galliërs en de fauna van de Germanen zouden ook kunnen.
Ik aarzelde over Caesars militaire beschrijvingen, omdat ik denk dat Velleius Paterculus, als we dan toch nog een veldslag nodig hebben, voor een lezer in de Lage Landen interessanter is. De slag in het Teutoburgerwoud (2.117-120) is echt indrukwekkend, vooral omdat Velleius Paterculus de betrokkenen heeft gekend en bereid is de propaganda van keizer Augustus tegen te spreken. Deze tekst contrasteert dan mooi met een selectie uit Tacitus’ Germania. Verder moeten we uit Tacitus maar een verhaal nemen over de ondergang van deze of gene senator. Keuze genoeg.
Appianus
Ik rond af met Appianus van Alexandrië. Van de klassieke geschiedschrijvers (voor zover overgeleverd), is hij is de enige met oog voor sociale verhoudingen als oorzaak van het historisch proces. Zijn causaliteitsbegrip is modern.
Onze hotelbloemlezing bevat dus het begin op van de Burgeroorlogen om een belangrijk punt te maken: dat er geen Griekse en Romeinse historici zijn geweest in onze zin van het woord. We maken onderscheid tussen chemie en voorwetenschappelijke alchemie, tussen astronomie en voorwetenschappelijke astrologie. Voor de voorwetenschappelijke bestudering van het verleden hebben we geen woord. Door Appianus te presenteren als zestien eeuwen zijn tijd vooruit, toon je weliswaar dat de klassieke geschiedschrijvers geen wetenschappers waren, maar eindigt onze bundel positief en doet de hotelbloemlezinglezer goed geluimd de ogen toe.
Zo is het te weinig voor een boek. Ik zou aan het begin wat oosterse bronnen toevoegen. Egyptische en Assyrische koningsinscripties, 2 Koningen, een Babylonische kroniek, en aan het einde wat Gregorius van Tours.
Ja, dat zou een mooi boek opleveren, als we beginnen met wat oud-oosters materiaal en doorgaan met wat post-klassieke teksten. Dan komt het eigene van de klassieke geschiedschrijving beter tot haar recht. De hokjes waarin de Oudheid is ingedeeld, belemmeren het inzicht weer eens.
Maar of koningsinscripties nou zo leuk zijn om te lezen… Dan misschien liever iets uit Gilgamesh.
“….. en doet de hotelbloemlezinglezer goed geluimd de ogen toe.”
Om zich vervolgens te verslapen voor het ontbijt.
Wat heeft die arme Livius misdaan dat hij niet mag meespelen?
Noem eens iets dat er echt in zou moeten? Eigenlijk zijn alleen de toespraken leuk, maar die veronderstellen veel context. Hij is een betere geschiedschrijver dan men wel denkt, maar zijn vat op de chronologie is lastig in een bundel te vatten.
Fragmenten uit de eerste 5 boeken (stichting Rome tot de plundering door de Galliërs). Wat een schat aan verhalen! Ik zou het erg interessant vinden om die te lezen naast een hedendaagse visie op dit tijdvak om te ontdekken hoe de Romeinen hun geschiedenis verdraaiden en interpreteerden.
Misschien is het een idee om een fragment van Edward Gibbon op te nemen om te laten hoe ‘moderne’ auteurs de klassieke geschiedschrijving hebben gebruikt. Om ieder misverstand te voorkomen: ik denk helemaal niet dat The History of Decline and Fall of the Roman Empire nog bruikbaar is als geschiedschrijving. Maar die stijl en ironie, de voetnoten en ook wel zijn visie maken het nog steeds de moeite waard om Gibbon te lezen.
Meer als literatuur dan als geschiedenis dus. En dat kan ook weer een heel nieuw genre worden: geschiedschrijving over geschiedschrijving.