De boze zoon

Een feestmaaltijd (Archeologisch Museum van Çanakkale)

De parabel van de verloren zoon bestaat uit drie delen. In mijn eerste blogje becommentarieerde ik hoe de jongen zijn erfenis verzilverde en verspeelde, in het tweede had ik het over de interventie van de vader, die ingreep voordat het dorp er schande van kon spreken.

De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”

Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan … (Lukas 15.25-28)

De onverwachte draai in het verhaal: nu is het de oudste zoon die zijn vader schoffeert. En erger: hij spreekt zijn vader in het openbaar, buitenshuis dus, tegen. Let ook op het ontbreken van de beleefde aanspreekvorm, “vader”.

… maar zijn vader kwam naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”

Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. We kunnen toch alleen maar feestvieren en blij zijn? Want je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.”’ (Lukas 15.28-32)

Dit laatste wil overigens niet zeggen dat de jongere broer volledig in ere hersteld. Immers, hij heeft geen erfdeel meer en zijn broer bezit straks alles. De jongere zoon blijft weliswaar onderdeel van “das ganze Haus”, maar zal moeten werken voor zijn broer. Die heeft er een arbeidskracht bij gekregen en stijgt binnen het dorp in aanzien.

Merk verder op dat de moeder in dit verhaal volstrekt afwezig is. Mocht u het nog niet weten: de antieke samenleving was patriarchaal.

En nu de moraal

Lukas presenteert de parabel van de verloren zoon (die dus niet gaat over een zoon) als een vermaning aan de farizeeën. Ze spannen zich meer dan wie ook in om Gods wil te doen, maar moeten niet neerkijken op anderen. Het is niet te bepalen of deze gelijkenis werkelijk door Jezus is uitgesproken. De gangbare criteria laten ons bij enkelvoudige attestatie in de steek. De parabel past echter goed bij het programma van deze messias, die het als taak zag de verloren schapen van Israël terug te halen.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

Deel dit:

14 gedachtes over “De boze zoon

  1. Gert M. Knepper

    “Dit is de eerste keer dat ik een omissie constateer in de toelichting die de NBV21 biedt. Meestal staan parallelpassages aangegeven maar hier hebben de samenstellers er een gemist of vergeten. De verloren zoon zegt hier hetzelfde als de farao, die tegenover Mozes erkent: “Ik heb gezondigd tegen de Heer, uw god, en tegen u” (Exodus 10.16). Aangezien de farao later op zijn bekentenis terug kwam en met strijdwagens en al de Hebreeën achterna ging, impliceert Lukas hier dat het berouw van de verloren zoon niet oprecht is.”

    Nou, dat zit nog. Je vergelijkt een Nederlandse vertaling van Lk. 10:21 met een Nederlandse vertaling van Ex. 10:16 en noemt de laatste dan een ‘parallelpassage’ van de eerste. Nu is ‘parallelpassage’ een niet zo heel erg vastomlijnd begrip, maar laten we het erop houden dat het daarbij gaat om citaten of verwijzingen. Citeert Lk. 10:21 dus Ex. 10:16, verwijst het ernaar? Lk. 10:21 is natuurlijk eigenlijk geschreven in het Grieks, Ex. 10:16 in het Hebreeuws, maar Lk. citeert het Oude Testament doorgaans in de Griekse vertaling van de Septuaginta. Maar de vergelijking tussen Ex.10:16 in de Septuaginta-vertaling en Lk. 10.21 laat zien dat de strekking van beide teksten weliswaar vrijwel hetzelfde is, maar dat de letterlijke tekst nauwelijks overeenkomsten heeft: een andere werkwoordsvorm, andere voorzetsels, een ander zelfstandig naamwoord, een ander persoonlijk voornaamwoord. Als Lk. werkelijk in 10:21 aan Ex. 10:16 had willen refereren, had hij dat vers probleemloos letterlijk kunnen citeren. Dat hij in plaats daarvan andere woorden gebruikt, maakt een verwijzing niet erg waarschijnlijk (zij het niet onmogelijk). Het is opvallend dat hij in 10:21 het niet-Lukaanse ‘de hemel’ gebruikt (ter vergelijking: Ex. 10;16 heeft ‘de Heer jullie god’. Wellicht gebruikt Lukas in 10:21 dus een bestaande joodse uitdrukking.
    Dat Lukas zou impliceren ‘dat het berouw van de verloren zoon niet oprecht is’ is op zich al uiterst onwaarschijnlijk. De clou van de gelijkenis is dat God vreugde schept in zondaars die berouw hebben, en hen vergeeft. Dát is, volgens Lukas, de les aan de farizeeën. Als Lukas zou impliceren dat het berouw van de verloren zoon niet oprecht was, valt er wel heel weinig te leren…

  2. Dirk Zwysen

    Ik denk niet dat we ons teveel moeten focussen op het gedrag van de jongste zoon, want die lijkt me maar een personage dat dient om de vergevingsgezindheid van de vader en de verontwaardiging van de oudste broer op te roepen. Niet dat mijn jongere broers hoererende verkwisters zijn die hun erfdeel erdoor zullen jassen, maar ik was wel het psychologische cliché van de brave, ernstige oudste in het gezin. Als klein kind in de kerk leek deze gelijkenis mij vooral te waarschuwen om niet als de oudste broer te zijn.
    Toch dit: aan de oprechtheid van de jongste zoon kan je twijfelen door de manier waarop hij met zichzelf praat. Hij heeft spijt omdat zijn keuzes slecht zijn uitgedraaid en wil betere levensomstandigheden, maar of hij ook berouw voelt? Tegen zichzelf klaagt hij over zijn lot, daarna beredeneert hij wat hij zal zeggen tegen zijn vader om als dagloner aangenomen te worden. Dat voelt toch anders aan dan wanneer hij dat schuldbesef tegenover zichzelf zou uitspreken.

    1. Gert M. Knepper

      Dat de ‘verloren zoon’ niet de hoofdpersoon van het verhaal is ben ik met u eens; zowel hij als zijn broer vormen de achtergrond waartegen de vergevingsgezinde liefde van hun vader bedoeld afsteekt: dáár gaat het om.
      Maar er is geen enkele reden om aan de oprechtheid van de jongste zoon te twijfelen. Hij heeft geen spijt “omdat zijn keuzes slecht zijn uitgedraaid” maar omdat hij inziet de verkeerde keuze te hebben gemaakt: hij had thuis moeten blijven (inderdaad vanwege “betere levensomstandigheden”) en heeft dat nu aan den lijve ervaren. In gedachten formuleert hij wat hij tegen zijn vader zal zeggen, een dubbele boodschap: (1) dat hij gezondigd heeft, en (2) dat hij beseft daarom geen recht meer te hebben op de positie van zoon. Dat we al horen wat hij van plan is te gaan zeggen is belangrijk, want zo merken we dat de vader zijn zoon wel het eerste gedeelte laat zeggen, nl. dat hij gezondigd heeft (wat een feit is), maar niet dat hij geen recht meer heeft op de positie van zoon; dat heeft hij wel degelijk nog steeds, want hij is teruggekomen vanwege inzicht in zijn zonde. Exact het berouw dat nodig is om weer volledig in zijn rechten hersteld, oftewel: geaccepteerd te worden. En, nogmaals: als het Lukas’ bedoeling was geweest die zoon voor te stellen als een huichelaar, dan is de vader dus de bedrogene en heeft de oudste zoon gelijk. Binnen het evangelie zou dat een aansporing aan zondaars betekenen om berouw te huichelen tegenover God (wat dan een win-win-situatie zou zijn), en aan farizeeën om bekeerde zondaars voor de zekerheid sowieso te discrimineren. Dat staat volkomen haaks op de theologie van Lukas. En dat zijn theologie keihard afrekent met huichelaars laat het verhaal van Ananias en Sapphira in Handelingen 5 genoegzaam zien.

      1. Gert M. Knepper

        P.S. Het thema van heel Lukas 15 (waarvan het verhaal van de verloren zoon het laatste gedeelte vormt) is: de blijdschap in de hemel over elke zondaar die ‘zich omkeert’. Alleen al die context is genoeg om de verloren zoon onoprechtheid te ontzeggen.

          1. Gert M. Knepper

            De verloren zoon vertoont niet ‘alleen maar een begin van inkeer’: hij is geheel en al omgekeerd naar zijn vader. In deze gelijkenis staat die ommekeer voor: zich bekeren, berouw hebben. Ik zie geen enkele reden om aan te nemen dat Lukas impliceert dat dat berouw onoprecht was. En berouw veinzen is allesbehalve “een begin van inkeer”, het is huichelen en dat maakt de situatie alleen maar erger. Nee, ik vrees dat hier toch een darling gekilled dient te worden😉

            1. Ben Spaans

              Theologisch wensdenken van Jona Lendering…?

              De reactie vensters doen behoorlijk ingewikkeld trouwens.

  3. Frans Buijs

    Nou ja, het komt een beetje terug: dat hele idee dat die jongen ook het hele dorp te schande maakte is nieuw voor me. Toen ik hier vroeger op de lagere school bij bijbelse geschiedenis les over kreeg, werd dat niet genoemd, waarschijnlijk omdat de onderwijzer daar zelf ook niet aan dacht. Misschien is dit ook weer zoiets waarvan een antieke schrijver verwachtte dat de lezers/luisteraars het wel zouden snappen en wat we eeuwen later niet meer snappen. Wat overblijft is het verhaal van de vergevingsgezinde vader (=God.)

  4. Ben Spaans

    Mogelijke overinterpretatie door latere geleerden behoort misschien ook tot de risico’s.

Reacties zijn gesloten.