Frigidus, de koude rivier

De Frigidus

[Archeologiejournalist Theo Toebosch werkt al enige tijd aan een boek over het Sloveense dorp Kobarid. Hij sluit zijn ogen niet voor oudheidkundige bezienswaardigheden in de omgeving en ging een paar jaar geleden op zoek naar het laat-Romeinse slagveld aan de rivier de Frigidus.]

Het regent een beetje en Zeljko, in het dagelijks leven conservator van het Kobarid Museum, heeft me onder z’n afdakje uitgenodigd. Een Citroën C3 rijdt het terrein op.

“M’n vrouw; ze is naar haar familie in Vipava geweest.”

“Toevallig, daar wil ik later deze week ook nog naartoe.”

“Aha, Ad Frigidum!”

Zeljko kent zijn klassieken, hij weet dat in 394 in een vlakte in de buurt een grote veldslag is geweest.

Zelf had ik me pas twee dagen voor vertrek naar Slovenië een beetje verdiept in de Slag bij de Frigidus, de “koude rivier”. Historicus Jona Lendering wist dat ik zou gaan en hij vroeg of ik voor zijn Livius-website foto’s wilde maken van de plek waar de slag zich zou hebben afgespeeld. Via Wikipedia kwam ik er achter dat in een vallei bij Vipava, zo’n zeventig kilometer ten zuidoosten van Kobarid, Theodosius, de keizer van het Oost-Romeinse Rijk, en Eugenius, de keizer van het West-Romeinse Rijk, met elkaar slaags waren geraakt. Theodosius zou in die slag het christendom de beslissende overwinning hebben gebracht.

Ajdovščina

Drie dagen na mijn gesprekje met Zeljko moet ik naar een archief in Nova Gorica. Vanaf daar is het nog maar een half uurtje verder rijden naar Vipava en omstreken. Na mijn bezoek aan het archief besluit ik op weg naar Vipava eerst Ajdovščina te bezoeken. Dit stadje met amper zevenduizend inwoners herbergt de resten van een Romeins fort uit de derde en vierde eeuw. Het maakte deel uit van de Claustra Alpia Iuliarum, een verdedigingssysteem tussen de Romeinse provincies Pannonia en Italia. Het zou zo maar kunnen dat Eugenius het fort heeft gebruikt om een deel van zijn troepen onder te brengen. Op internet heb ik gezien dat grote delen van de muur van het fort, inclusief torens, nog bewaard zijn gebleven en dat feit alleen is reden genoeg om een kijkje te nemen.

Binnenrijden gebeurt via een industrieterrein, een bordje “Rimska utrdba Castra” wijst naar links, maar daar mag ik met de auto niet in, in een flits zie ik wel al een toren en dus besluit ik de auto op het plein om de hoek te parkeren.

Teruglopend komen we uit bij een stevige ronde toren die inderdaad eens deel heeft uitgemaakt van het fort. Maar van een lange muur en nog meer torens geen spoor. Ik schiet een vrouw aan. Hoewel ik intussen bij veel Slovenen complimenten heb gekregen voor mijn uitspraak van het zinnetje “Slabo govorim slovensko” (“Ik spreek slecht Sloveens”) reikt mijn kennis van de taal niet ver genoeg om de vrouw duidelijk te maken wat ik zoek. Ik probeer het in het Italiaans, maar ook dat werkt niet. Ook anderen kunnen me niet verder helpen. En dus gaan we maar terug naar de auto.

Op het plein is een café met een jonge ober en die spreekt gelukkig goed Engels. Tuurlijk weet hij waar de resten zijn en hij wijst naar een poortje achter zich. Eenmaal door het poortje herken ik de muur en de toren van de foto op internet. Alleen jammer dat er net een feesttent staat die verhindert om een mooie overzichtsfoto te maken.

Vipava

Toch tevreden stappen we weer in de auto, op weg naar Vipava. Al in de zeventiende eeuw is er een bron die zegt dat de rivier de Frigidus, waar de strijd zijn naam aan heeft te danken, “nu” de Vipava wordt genoemd.  Om het een beetje verwarrend te maken stroomt de Vipava echter niet door het stadje Vipava. Er is daar wel een rivier, maar een groot bord bij de brug maakt duidelijk dat hier de Bela stroomt, hoewel vandaag van stromen weinig sprake is, want de gehele bedding is droog. De rivier de Vipava stroomt iets verderop; wel dermate in de buurt dat het niet vreemd is dat de slag naar de rivier is genoemd.

Twee kilometer ten noordwesten van Vipava, tussen de plaatsjes Zemono, Vrhpolje en Duplje ligt de vlakte die volgens de Duitse oudhistoricus Otto Seeck en de Oostenrijkse officier en antieke veldslagendeskundige Georg Veith in 394 het strijdtoneel is geweest. Hun theorie dateert uit 1913.

Christenen versus heidenen?

Het tweetal beschouwde de strijd als een laatste strijd tussen christendom en heidendom. Ze baseerden zich daarbij op de antieke bronnen die schreven dat Arbogast, de veldheer van Eugenius, een reusachtig beeld van Jupiter bij het slagveld had laten oprichten en had gedreigd de kerken in stallen te veranderen.

Een stervende Eugenius (Alexandrijnse wereldkroniek)

Het is warm, mijn hoofd zit nog vol van het archiefbezoek en dus neem ik snel een foto en doe verder geen moeite om me proberen voor te stellen hoe de slag zich hier op 5 en 6 september heeft afgespeeld.

Achteraf lees ik dat Theodosius in mei 394 met een grote troepenmacht uit Constantinopel was vertrokken. Onder de soldaten was een groot contigent Visigoten onder leiding van Alarik, die zich als huurlingen bij Theodosius hadden aangesloten. Arbogast en Eugenius besloten om de Julische Alpen niet te verdedigen en de strijd af te wachten in een erachter gelegen vlakte. Toen Theodosius met zijn voorhoede door de bergen was getrokken en de vijand opgesteld zag staan, aarzelde hij geen moment en viel aan. Zonder succes. In een dag strijd verloor hij tienduizend van zijn Visigoten. Eugenius dacht al gewonnen te hebben en sloeg aan het feestvieren.

Maar na een nacht bidden besloot Theodosius een nieuwe poging te wagen. Volgens de overlevering stak er uit het oosten een storm op die de pijlen en lansen van de troepen van Eugenius terugblies. De troepen van Eugenius raakten in paniek en sloegen op de vlucht. Eugenius zelf werd gevangen genomen en onthoofd; Arbogast wist te ontkomen, maar hij pleegde een paar dagen later zelfmoord. De westelijke provincies sloten zich aan bij Theodosius en het Romeinse rijk was weer verenigd. Voor de laatste keer, want vier maanden later overleed Theodosius en werd het rijk weer verdeeld onder zijn zonen Honorius en Arcadius.

Storm?

Seeck en Veith namen de verhalen over de storm serieus. In hun artikel meldden ze dat er in het gebied nog regelmatig zo’n zware storm opstak. De Bora noemden de lokale bewoners de wind. Ze vertelden Seeck en Veith ook dat de wind zo sterk was dat hij complete treinen had laten ontsporen.

Moderne historici als Alan Cameron beschouwen de strijd niet langer als een religieuze strijd, maar als een strijd om de macht. De “spindoctors” van Theodosius hebben er voor gezorgd dat antieke auteurs Arbogast en Eugenius als heidenen hebben afgeschilderd.

Locatie

Ook over de precieze locatie van de strijd is geen overeenstemming. De Sloveense oudhistoricus en numismaticus Andrej Štekar zegt dat in de vlakte bij Zemono geen enkel archeologisch bewijs voor een grote veldslag is gevonden. Zelf denkt hij dat Eugenius de strijd is aangegaan tussen de een kleine tien kilometer noordoostelijker gelegen dorpen Col en Sanabor, waar ook de Romeinse weg liep die Aquileia verbond met Emona (Ljubljana). Hier is ook een engte die het Eugenius mogelijk maakte om Theodosius de toegang tot de laagvlakte achter de Julische Alpen te blokkeren.

Volgens Štekar mislukte de eerste aanval van Theodosius, omdat toen alleen zijn voorhoede door de pas was en hij op dat moment nog over te weinig manschappen voor de aanval beschikte. Resten van wachtposten uit de Eerste Wereldoorlog tonen volgens de Sloveense onderzoeker de militairtactische betekenis van het gebied, maar ook hij kan (vooralsnog?) geen archeologische bewijzen geven.

Modern Nachleben

Op een heuvel bij Vrhpolje staat een kruis in de vorm van een T. In 1994 heeft de lokale bevolking het kruis geplaatst om de slag in de naburige vallei te gedenken. Dat gebeurde drie jaar na de onafhankelijkheid van Slovenië; toen het land nog bij Joegoslavië hoorde, was godsdienst niet verboden, maar uitingen ervan werden niet gestimuleerd. Misschien heeft Theodosius vanaf deze heuvel de strijd gevolgd en er de avond voor zijn overwinning hebben gebeden.

In 2010 is in de vallei een re-enactment van de strijd georganiseerd.

[Een gastbijdrage van archeologiejournalist Theo Toebosch. Dit stukje verscheen oorspronkelijk op zijn eigen, helaas ter ziele gegane blog maar was aardig genoeg om te bewaren.] 

Deel dit:

9 gedachtes over “Frigidus, de koude rivier

  1. FrankB

    “niet langer als een religieuze strijd, maar als een strijd om de macht”
    Niet om u in dit concrete geval tegen te spreken (noch in veel andere gevallen), maar deze twee sluiten elkaar beslist niet bij voorbaat uit.

  2. “Volgens de overlevering stak er uit het oosten een storm op die de pijlen en lansen van de troepen van Eugenius terugblies. ”

    Speren. Lansen worden niet geworpen, die zijn in dit leger met hun 2.5 tot 3 meter lengte de primaire wapens van de soldaten aan beide kanten.

  3. “De westelijke provincies sloten zich aan bij Theodosius en het Romeinse rijk was weer verenigd. ”

    Ze hadden geen enkele keus. Een, er was geen andere kandidaat dan Theodosius. Twee, nadat hij al eerder een usurpator had moeten verslaan (Magnus Maximus, 388) nam Theodosius geen enkel risico. Hij nam de beste eenheden uit het Westelijke leger op in zijn Oostelijke leger en makte het elke toekomstige Westelijke keizer of usurpator nagenoeg onmogelijk om nog actie te ondernemen in oostelijke richting.

    Onder historici wordt deze actie tegenwoordig gezien als één van de voornaamste nagels in de doodskist van het Westelijke Romeinse Rijk, dat nadien moest terugvallen op zeer dure in te huren Germaanse troepen. De kosten hiervan zorgden voor een snelle verarming van de Westelijke keizers en ook snelle groei van de Germaanse machtsposities (ook al ingezet door Theodosius die voor het eerst Germaanse groepen onder hun eigen bestuur in het Rijk toeliet).

    Zelf ben ik het daarom ook eens met hen die de slag bij de Frigidus als veel invloedrijker zien dan bijvoorbeeld de veel bekendere slag bij Adrianopolis. En die zelden of nooit Theodosius met ‘de Grote’ aanduiden.

  4. Theo de Graaff

    De Bora is een koude valwind langs de hele oostelijke kust van de Adriatische zee. Slovenië, Kroatië en Bosnië dus. Te vergelijken met de Mistral. Kan inderdaad hard waaien.

  5. Dirk Zwysen

    Ik las vorige week “9 augustus 378. De dag van de barbaren”. Het boek kwam ooit goedkoop bij een tijdschrift en ik verwachtte er niet veel van. Ik was gelukkig blij verrast met de nuances en de aandacht voor de complexiteit van de 4de eeuw. De schrijver is de mediaevist Alessandro Barbero.

    Het boek eindigt met de stelling dat Adrianopel de neergang van het westen bespoedigde. De Goten wonnen zich een plek in het oosten, Theodosius kon niet om hen heen en neemt ze als huurlingen en vrijwilligers op in zijn leger. Enige tijd later (na de dood van Theodosius) zijn vele Romeinen in het oosten de onrust beu en door ‘beloften en toestemmingen’ worden de lastige Goten naar het westen gedirigeerd. Arcadius en Honorius zijn in naam de leiders van een zwak bestuur dat de handen al vol heeft met de Rijngrens. De Goten zijn niet meer te controleren en het westen implodeert.

    1. FrankB

      Toch wordt de implosie van het westelijk deel meestal niet met de Gothen maar met de invallende Vandalen geassocieerd. Die konden vanaf 406 CE ongehinderd naar het zuiden trekken, omdat de Romeinen het te druk hadden met een zoveelste burgeroorlog. En daar kon Honorius niet zo heel veel aan doen. Ik vind dit een fascinerende episode.

  6. Ben Spaans

    Onlangs stuitte ik door de grillen van een algoritme op het youtube kanaal Maiorianus https://youtube.com/@Maiorianus_Sebastian

    Deze meneer, een in Duitsland wonende Roemeen genaamd Sebastian Todor plaatst hier vele minidocu’s gericht op het laat-Romeinse Rijk in de ruimste zin van het woord, dus ook veel over het Byzantijnse Rijk. Persoonlijke held is de West-Romeinse keizer Majorianus (457-61) naar wie het kanaal genoemd is, en die Todor als een soort tragisch gemiste kans van de Geschiedenis ziet.
    Belangrijke kanttekening lijkt te moeten zijn dat de man blijkbaar geen professionele historicus is. Oordeelt u verder zelf.

Reacties zijn gesloten.