MoM | Pretendenten

Balas en zijn echtgenote Kleopatra (Metropolitan Museum, New York)

In het vijfde boek van ZosimosNieuwe geschiedenis, die u hier online kunt lezen in een Engelse vertaling, is het wonderlijke verhaal te lezen van een zekere Tribigild. Deze Germaanse leider trok eind vierde eeuw na Chr. een tijdje als plunderaar door het westen van Turkije. De schade die hij aanrichtte leidde tot de val van Eutropios, de rechterhand van keizer Arkadios, die niet in staat bleek een antwoord te formuleren op de militaire dreiging. Hij werd kortstondig opgevolgd door een legercommandant die Gainas heette. Deze slaagde er echter niet in zijn macht werkelijk te vestigen – de Synesios over wie ik ooit schreef wijdde kort na 400 een heuse sleutelroman aan de gebeurtenissen – en verdween al snel van het toneel.

Zosimos is er zeker van dat Tribigild en Gainas een overeenkomst hadden gesloten: de eerste zou plunderend rondtrekken, de tweede zou hem geen strobreed in de weg leggen, er zou een crisis zijn en Gainas kon dan de macht overnemen van Eutropios. De vraag is hoe Zosimos dat kon weten, al was het maar omdat ze deze overeenkomst niet van de daken geschreeuwd zullen hebben.

Om die reden geloof ik het verhaal gewoon niet. Ik houd het erop dat Zosimos’ bron, Eunapios, de geruchten weergeeft die rond 400 in Constantinopel de ronde deden. Gainas’ snelle opkomst en ondergang, samen met zijn “barbaarse” achtergrond, lijken me voldoende voedingsbodem te zijn geweest voor een wildgroei aan verdachtmakingen.

Datzelfde geldt voor een reeks andere verhalen uit de Oudheid en Vroege Middeleeuwen: ze lijken gebaseerd op geruchten. Ik licht er één categorie uit, namelijk de verhalen over de pretendenten, en daarvan is de Pseudofilippos een leuk voorbeeld: de laatste koning van Macedonië. De Romeinen hadden koning Perseus in 168 v.Chr. verslagen en het ooit machtige rijk in vieren gedeeld, maar in 149 diende zich een zekere Andriskos aan die beweerde een zoon van Perseus te zijn. Onder de naam Filippos VI riep hij zichzelf uit tot koning, hij verwierf enige steun, versloeg een Romeins leger, bezette Thessalië en kon een verdrag sluiten met Karthago. Uiteindelijk schakelden de Romeinen hem toch uit.

Was hij werkelijk een zoon van Perseus of was hij, zoals we in de bronnen lezen, in feite een viltmaker? Het laatste lijkt mij een typisch voorbeeld van laster: een lage maatschappelijke komaf was een standaardbeschuldiging. Dat dit element verdacht is, wil overigens niet zeggen dat Andriskos-Filippos wél een zoon was van Perseus; de meeste oudhistorici houden het erop dat de man inderdaad een avonturier was.

Een ander voorbeeld is Balas, die op hetzelfde moment in het Seleukidische Rijk voorwendde een zoon te zijn van Antiochos IV Epifanes, trouwde met een Ptolemaïsche prinses en enkele jaren wist te regeren. Onze bronnen zeggen dat hij van nederige afkomst was – maar die zijn geschreven ná zijn ondergang. Idemdito Aristonikos ofwel Eumenes III, die de macht probeerde te grijpen toen de Romeinen in 133 v.Chr. het Pergameense Rijk hadden geannexeerd. De meeste historici wantrouwen de claims van Balas en Aristonikos dat ze uit de legitieme dynastie zouden stammen.

Ik sla een paar eeuwen over en kom uit bij Abdulrahman. In het midden van de achtste eeuw kwam hij aan in Andalusië, voorwendend een Umayyade te zijn, een lid van de in 750 na Chr. uitgemoorde dynastie van kaliefen uit Damascus. In de volgende jaren wist Abdulrahman niet alleen erkenning te krijgen voor zijn claim, maar slaagde hij er ook in een eigen emiraat te scheppen in Spanje, dat nog een eeuw of twee, drie zou bestaan. Dit keer geloven historici wél dat de pretendent was wie hij voorgaf te zijn, maar welbeschouwd kunnen ze dat helemaal niet weten.

Wat ik maar zeggen wil: we kunnen niet alles zomaar geloven wat in de bronnen staat. Men spreekt wel van “naïef positivisme”. Bij elke bron moet je de vraag stellen waarop de auteur zich baseerde en of de informatie betrouwbaar is. Het is een simpel punt, misschien zelfs het intrappen van een open deur, maar het is ingrijpend.

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]

Deel dit:

4 gedachtes over “MoM | Pretendenten

  1. V0rt1Gern

    Je merkte al eerder op dat de later bronnen over Stilicho hem verweten een ‘Vandaal’ te zijn, terwijl iedereen wist dat zijn moeder Romeins was en hij geboren en getogen was in hoge Romeinse kringen. Andere bevelhebbers en keizers hadden een zelfde achtergrond maar kwamen daar mee weg.

    Zijn tijdgenoot Constantijn III (de Brit) werd ook snedig nagedragen dat hij alleen de macht kon grijpen omdat ‘zijn naam overeenkwam’ met Constantijn I (de Grote). Natuurlijk volgen soldaten je niet omdat je Constantijn heet. Achteraf inwrijven is natuurlijk makkelijk. Zijn recht op het purper was waarschijnlijk net zo dun als zijn illustere voorganger, maar succes wordt ook in de geschiedschrijving beloond.

  2. Andriskos een viltmaker? Welke bron zegt dat? Ik weet dat Lucianus schrijft dat hij een voller was. Inderdaad riekt dat naar laster, want een voller is iemand die met zijn poten in de pis stond. Nu zegt Lucianus het ook nog eens tussen neus en lippen door en bovendien eeuwen later. Alle reden dus om het te wantrouwen.

    Een tamelijk overtuigende reden om aan te nemen dat Andriskos geen zoon van Perseus was is overigens dat de échte Philippos – in feite een door Perseus als zoon geadopteerde halfbroer – in Romeinse gevangenschap was overleden. Alexander Balas kan daarentegen best een buitenechtelijke zoon van Antiochos zijn geweest. In die zin bijvoorbeeld Wolter Kassies in zijn commentaar op Polybius.

  3. Theo Joppe

    Nee, het werkt omgekeerd. Natuurlijk kunnen we niet alles geloven wat in de literaire bronnen staat. Maar als die eensluidend zijn, en niet worden tegengesproken door niet-literaire bronnen, dan is het aan ons om aan te tonen dat de historische werkelijkheid *niet* zo geweest kan zijn. En dat is nog een hele klus, zeker in het geval van pretendenten. In Andriskos’ geval is het totaal onmogelijk. Zoals Romeinse rechters mochten oordelen als ze niet tot een oordeel konden komen: “non liquet”.

  4. Mohammed Boubkari

    “n het midden van de achtste eeuw kwam hij aan in Andalusië, voorwendend een Umayyade te zijn, een lid van de in 750 n.Chr. uitgemoorde dynastie van kaliefen uit Damascus.”

    Alleen de leidende figuren – handvol mannen- werden uitgemoord van een familie die waarschijnlijk uit honderden zo niet meer leden bestond. Niet verwonderlijk dat een hele reeks familieleden Abdarahman volgden naar Andalusië.

    Als zoon van een Berberse zocht hij als eerst zijn toevluchtsoord bij de stamgenoten van zijn moeder in wat nu het huidige noord-Algerije is. Vandaar uit zocht hij contact met getrouwen in al-Andalus. Alle gouverneurs /militaire leiders daar waren nog benoemd door de Omayyaden. Die stonden niet te popelen om hun semi-autonome macht af te staan aan een de facto vluchteling zonder macht. Hem in diskrediet brengen door zijn familiebanden met de omvergeworpen dynastie in twijfel te brengen zou hen zeer te pas zijn gekomen. Toch hebben ze dat niet gedaan.

    Als er ook maar een vermoeden was dat hij een valse pretendent was dan zouden de Abbassieden dat in hun propagandaoorlog tegen hem en zijn op nakomelingen zeker gebruikt hebben.Om maar ze zwijgen van alle andere dynastieën die in Noord-Afrika opkwamen en het met de Omayyaden in Andalusië op slechte voet verkeerden.

    Overigens is Abderahman niet de enige die een veilig heenkomen zocht in Noord-Afrika op de vlucht voor de Abassieden. Het eerste Marokkaanse islamitische vorstenhuis is ook gesticht door een vluchteling wiens mogelijke aanspraak op het kalifaat via de afstamming van de Profeet door de Abbassieden als een gevaar werd gezien.

Reacties zijn gesloten.