Romeins Recht (2): Keizertijd

Portret van een Romeinse rechtsgeleerde, vermoedelijk Ulpianus (Palazzo Massimo, Rome)

In het vorige blogje vertelde ik over de complexe republikeinse grondslagen van het Romeins Recht. In de Keizertijd ontstond steeds meer behoefte aan één, systematisch geordend geheel. Eén reden was dat de rechtsgeleerden zochten naar algemene principes, een tweede reden was ambtelijke rationaliteit, een derde reden was het verlangen geen rechtsongelijkheid te laten groeien tussen de diverse provincies. Dit was geen denkbeeldig gevaar. Immers, de keizer regeerde officieel als gouverneur van een stuk of twintig provincies, waar zijn edicten golden, terwijl er ook een stuk of twintig provincies waren waar dat niet het geval was.

Eén Romeins Recht

In anderhalve eeuw keizerlijk bewind veranderde de situatie aanzienlijk. Hoewel het gewoon mogelijk was dat in de ene provincie keizerlijk recht gold en in de andere niet, volgden de magistraten in de niet-keizerlijke provincies doorgaans de keizerlijke edicten. Dat gold ook voor het recht van niet-Romeinen. Waar we dat kennen, zoals in Judea, accepteerde men de Romeinse regels. De Mishna, de eerste optekening van rabbijnse wijsheid, is te zien als een handboek om joods te leven in een wereld waar het recht niet meer Joods is.

Het bereik van de keizerlijke decreten was dus niet langer beperkt tot Romeinse burgers in de helft van het rijk. Nu ze universele geldigheid hadden, noemen we ze constitutiones. Keizer Hadrianus liet alle eerdere edictenrecht samenvatten en vastleggen in het Edictum perpetuum, “het eeuwig edict”. Hierna konden praetoren en gouverneurs niet langer de regels aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Eenheid en systematiek groeiden. Een laat tweede-eeuws handboek voor rechtenstudenten, geschreven door een zekere Gaius en overgeleverd als palimpsest, toont het rechtsstelsel als een eenheid met heldere definities, heldere principes en een heldere verdeling.

Vragen en antwoorden

Tegelijk: recht ontwikkelt zich altijd. Er waren altijd nieuwe vragen en de keizer moest ze maar beantwoorden. Dit zijn de zogeheten rescriptae. We hebben het geluk dat we beschikken over een (door Vincent Hunink vertaalde) collectie in het tiende boek van de brieven van Plinius de Jongere. Als gouverneur van een crisisgebied vuurde hij in moordend tempo vragen af aan keizer Trajanus, waarop we de antwoorden ook hebben. Toen Plinius eenmaal wist hoe hij zijn geteisterde provincie moest besturen, nam het aantal vragen snel af. Het beroemdste voorbeeld is de brief over een joodse groepering, waarvan we de Latijnse naam christiani kunnen vertalen als “messiaansen”, met spijswetten die conflicteerden met het Romeins Recht. Trajanus’ antwoord komt erop neer dat Plinius geen anonieme klachten in behandeling mag nemen.

De keizer had rechtsgeleerden in dienst, zoals de procurator a libellis, wat we kunnen vertalen als “minister van verzoekschriften”. Al gauw waren twee, een voor het Grieks en een voor het Latijn. Wat we al met al zien is een geleidelijke juridisering van het rijksbestuur. Die voltrok zich ook op lagere niveaus, zoals we zien in inscripties (zoals het statuut van een begrafenisvereniging) en de correspondentie die is gevonden in Pompeii en Herculaneum.

Orde in de chaos

Meningsverschillen onder de experts waren niet ongebruikelijk. Gaius legt uit:

Als iedereen dezelfde mening uit, heeft dat kracht van wet. Als ze het daarentegen oneens zijn, kan de rechter beslissen welke mening hij volgt, zoals uitgelegd in een rescript van keizer Hadrianus.

En dus moest een rechter beschikken over een rechtsgeleerde bibliotheek. Rechtsgeleerden legden verzamelingen aan van elkaar tegensprekende voorgangers (differentiae). Zo ontstonden monografieën over bepaalde onderwerpen, die weer werden becommentarieerd. Een voorbeeld is de Lex Papia et Poppaea, een wet die privileges invoerde voor mensen die meer dan drie of vier kinderen hadden. Aan het begin van de derde eeuw na Chr. adviseerde de Syrische jurist Julius Paulus van Emesa over drielingen, miskramen, overleden kinderen en buitenechtelijk kroost.

De meeste handboeken, monografieën en commentaren zijn verloren gegaan, maar uit wat we wel hebben zien we dat er weinig orde in zulke teksten zat. (Bedenk dat alfabetisch ordenen ongebruikelijk bleef tot het populair werd in de Arabische wereld.) De auteur noemde een interessante vraag, gaf de diverse mening en zijn eigen oordeel en ging verder met het volgende. Deze ordening maakt het niet makkelijk te vinden wat je nodig hebt. De neiging tot systematisering vond dus een nieuw werkterrein.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

2 gedachtes over “Romeins Recht (2): Keizertijd

  1. FrankB

    “het verlangen geen rechtsongelijkheid”
    Zo bezien is het algemeen burgerrecht voor vrije mannen van Caracalla de logische uitkomst van een lang proces.

  2. Eindelijk is het me eens gelukt hier in te loggen! Om meteen op een foutje te wijzen: het zijn rescripta (enkelvoud: rescriptum), niet rescriptae. Heel interessant thema!

Reacties zijn gesloten.