Keizer Augustus (2)

Goudstuk van Augustus (Valkhofmuseum, Nijmegen)

Ik rondde het blogje over keizer Augustus van vorige week af met de constatering dat de keizer geen onbeperkte macht had. Hij deelde die met het volk, dat officieel weinig te zeggen had, maar via spreekkoren bij de spelen nog altijd zijn mening kon geven. En daar had een keizer rekening mee te houden, zoals hij ook te maken had met de 600 multimiljonairs in de Senaat.

De keizer kon rekenen op de leden van de Kroonraad ofwel het consilium principis. Enkele juridisch geschoolde senatoren en ridders die ’s keizers vertrouwen genoten, adviseerden hem op velerlei terrein. In de Kroonraad werden de beslissingen voorbereid en of dit gremium de beslissingen ook nam, zal van keizer tot keizer hebben verschild. We zouden meer willen weten over de vrienden van Augustus. Welke rol hadden mensen als Lollius, Maecenas, Agrippa, Marcellus, Tiberius en keizerin Livia?

Lees verder “Keizer Augustus (2)”

Dode walvis

Walvis op een gevelsteen (Elleboogsteeg 12, Amsterdam)

Om onheil te voorkomen mag geen moeite ons teveel zijn. Ofschoon ik niet geloof in voortekens, attendeer ik u er, nu er bij Burgh-Haamstede een bultrugwalvis is aangespoeld, toch even op dat de Romeinen een gestrande walvis beschouwden als een extreem slecht voorteken. In de winter van 17/16 v.Chr. spoelde zo’n dier aan op de kust van wat vermoedelijk Vlaanderen is geweest. De Grieks-Romeinse geschiedschrijver Cassius Dio weet er meer van:

Het gedrocht was zeven meter breed en drie keer zo lang, leek op een vrouw (behalve wat het hoofd betreft) en was vanuit de Oceaan op de kust gestrand. (Romeinse geschiedenis 54.20)

Lees verder “Dode walvis”

Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (1)

Her graf van centurio Lucius Poblicius uit V Alaudae (Römisch-Germanisches Museum, Keulen)

Het is niet ongebruikelijk de geschiedenis van het Romeinse Rijk te vertellen aan de hand van keizers. Zo deden ze het in de Oudheid al en in de negentiende eeuw, toen geschiedvorsing een wetenschap werd, ging men ermee verder. Het was immers de tijd waarin Europese geschiedenis gemaakt leek te worden door koningen, premiers en ministers, het was de tijd van de grotemannengeschiedenis. De echt belangrijke wetenschappers voelden zich ongemakkelijk bij deze visie op oorzakelijkheid. Het is geen toeval dat Theodor Mommsen, de voornaamste van allemaal, vastliep toen hij met zijn Römische Geschichte was aanbeland bij de keizertijd. Hij wist dat zelfs de grootste grote mannen alleen maar geschiedenis konden maken met instituties die ze niet zelf hadden gecreëerd.

Ik heb weleens overwogen een geschiedenis van het Romeinse Keizerrijk te schrijven aan de hand van de legioenen. Zo’n boek zou dan zeker zijn begonnen met het Vijfde Legioen Alaudae. De bijnaam is Gallisch en betekent “leeuweriken”, vergelijk het Franse alouette. Het ontstaan van deze eenheid staat feitelijk voor het begin van het keizerrijk.

Lees verder “Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (1)”