
Ik rondde het blogje over keizer Augustus van vorige week af met de constatering dat de keizer geen onbeperkte macht had. Hij deelde die met het volk, dat officieel weinig te zeggen had, maar via spreekkoren bij de spelen nog altijd zijn mening kon geven. En daar had een keizer rekening mee te houden, zoals hij ook te maken had met de 600 multimiljonairs in de Senaat.
De keizer kon rekenen op de leden van de Kroonraad ofwel het consilium principis. Enkele juridisch geschoolde senatoren en ridders die ’s keizers vertrouwen genoten, adviseerden hem op velerlei terrein. In de Kroonraad werden de beslissingen voorbereid en of dit gremium de beslissingen ook nam, zal van keizer tot keizer hebben verschild. We zouden meer willen weten over de vrienden van Augustus. Welke rol hadden mensen als Lollius, Maecenas, Agrippa, Marcellus, Tiberius en keizerin Livia?

Normen en waarden
Over de uitkomst van de beraadslagingen weten we iets meer. Zo deed Augustus zijn best de oorzaken van de Romeinse burgeroorlogen weg te nemen. Moderne oudhistorici, die profiteren van een veel genuanceerder causaliteitsbegrip dan de Romeinen, herkennen dat de diepste oorzaak lag in de sociale problemen die samenhingen met de verovering van het wereldrijk. De tijdgenoten hebben daar echter nauwelijks oog voor gehad. Augustus meende dat de burgertwisten voortkwamen uit zedenverval en streefde daarom naar een herstel van de oude normen en waarden.
Dat project lag hem na aan het hart. Hij diende minstens drie wetten in om de huwelijksmoraal te reguleren. Ik blogde er al een keer over. Wreed als de Romeinen waren, was deze wetgeving gewelddadig van karakter: zo mocht een bedrogen echtgenoot zijn overspelige vrouw doden. Omdat de overheid de middelen niet had om toezicht uit te oefenen – de agrarische economie met haar smalle marges stond de opbouw van een groot ambtenarenapparaat niet toe – was er altijd emplooi voor verklikkers. In hun handboek, Een kennismaking met de oude wereld, hadden De Blois en Van der Spek hier wat meer aandacht aan mogen besteden.

Het is vreemd te vernemen dat Augustus zo hoopte terug te keren naar de goede oude tijd, want nog nooit was persoonlijk gedrag tot publiek belang verklaard en door middel van het strafrecht gereguleerd. Het was bovendien niet de enige augusteïsche wet die in het privéleven ingreep. Augustus verzon ook de successierechten, een belasting die sindsdien is blijven bestaan maar destijds moet zijn ervaren als schending van de grens tussen het openbare en persoonlijke leven. Intrigerend is ook de eed die Augustus eiste van zijn onderdanen, namelijk dat hun loyaliteit aan zijn persoon groter zou zijn dan hun liefde voor de eigen kinderen.
Dit zijn de maatregelen van een tiran die het gevoelsleven van zijn onderdanen wil controleren. Maar misschien is dat te negatief geoordeeld. Ook in de Oudheid doorzag men deze sinistere maatregelen, maar tegelijk erkenden veel Romeinen dat Augustus’ lange regeringsperiode een rustige tijd vormde – althans voor Italië. Degenen die de burgeroorlogen hadden overleefd, beschouwden hem als brenger van vrede, en het valt voor ons niet meer uit te maken of dat gevoel oprecht was of een massale uiting van het Stockholmsyndroom.

Bouwprojecten
Doordat Augustus het leger inkromp, kwam kapitaal vrij voor grootschalige bouwprojecten, waarvan vele in Rome. Terecht liet Augustus zich er in zijn politieke testament trots over uit. Hij somt ze allemaal op:
Ik heb het Senaatsgebouw opgericht evenals het daaraan grenzende Chalcidicum, de tempel van Apollo met de zuilengang op de Palatijn, de tempel van de vergoddelijkte Julius Caesar, het Lupercal, de zuilengang bij het Circus Flaminius, … de keizerlijke loge in het Circus Maximus, de tempels van Jupiter Feretrius en Jupiter Tonans, de tempel van Quirinus, de tempels van Minerva, Koningin Juno en Jupiter Libertas op de Aventijn, de tempel van de Lares op het hoogste punt van de Heilige Weg, de tempel van de Penaten op de Velia, de tempel van de Jeugd en de tempel van de Grote Moeder op de Palatijn.
Het Capitool en het Theater van Pompeius heb ik beide met grote kosten gerestaureerd, zonder dat ik enig opschrift met mijn naam heb aangebracht. De waterleiding van de aquaducten die op verschillende plaatsen door ouderdom in verval was geraakt, heb ik hersteld en de capaciteit van de Aqua Marcia heb ik verdubbeld door toevoer van een nieuwe bron in zijn leiding. Het Forum van Caesar en de basiliek tussen de tempel van Castor en de tempel van Saturnus, waarvan de bouw door mijn vader begonnen en zo goed als beëindigd was, heb ik voltooid. Toen die basiliek door brand werd verwoest, ben ik, na haar oppervlak te hebben uitgebreid, met de herbouw ervan onder vermelding van de namen van mijn zonen begonnen …. Tijdens mijn zesde consulaat [28 v.Chr.] heb ik op grond van een Senaatsbesluit tweeëntachtig godentempels in de stad hersteld, zonder er een over te slaan die in die tijd restauratie nodig had.

We zouden deze woorden als bluf beschouwen als archeologen de waarheid ervan niet hadden bevestigd. Net als zijn adoptiefvader bouwde hij een eigen forum, gedomineerd door de tempel van Mars de Wreker. Hier kwam de Senaat vaak samen. Verder liet hij een groot huis op de Palatijn bouwen, waar hij zelf woonde en vergaderingen van de Kroonraad belegde. Door de aanleg van deze bouwwerken nam het belang van het Forum Romanum af: de belangrijkste economische en politieke activiteiten waren verplaatst naar gebouwen in de omgeving. Het hart van het wereldrijk was voortaan vooral een toeristisch centrum, waar bezoekers ook een museum konden bezoeken.
Imperator Caesar Augustus stierf in 14 n.Chr., op de negentiende van de naar hem genoemde maand, na een regering die lang genoeg had geduurd om de misdaden te doen vergeten waarmee zij was begonnen. De princeps werd ogenblikkelijk opgenomen onder de goden.
In tegenstelling tot de meeste veroveraars was hij een groot staatsman. Het is ironisch dat hij nooit de toevoeging De Grote kreeg – hij stond boven iedereen na hem die die wel kregen.
Dat neemt zijn misdaden uiteraard niet weg.
De Verhevene is eigenlijk nog beter dan de Grote.
Hmmm, Augustus de Zelfverhevene bevalt me wel.
Augustus de zelf-augustus 😉
Augustus was nooit echt een naam maar werd wel een titel, net als Caesar natuurlijk, tot op vandaag de dag. Veel beter dan ‘de grote’, die eigenlijk alleen op Karel van toepassing was vanwege zijn (vermeende) lichaamslengte. Of zoiets, heb ik ooit ergens gelezen. 😉
Tsaar Peter de Grote was ook behoorlijk lang (heb ooit z’n jas gepast, hetgeen niet meeviel omdat-ie ook Peter de Slanke genoemd had kunnen worden)
Een opmerking over de vertaling: de Latijnse tekst vermeldt “pulvinar ad circum”. Naar aanleiding van het eerste stukje waarin het vraagstuk wordt aangehaald van het besef dat Rome een monarchie was geworden (en Augustus’ eigen terughoudendheid terzake), zou ik me bij het vertalen beperken tot “loge”, zonder het adjectief “keizerlijk”.
Zou Robert Graves het Gem van Livia gekend hebben…past heel goed in zijn beeld van haar in I, Claudius…🤔🙄
Nog wat doorbomen over die Pulvinar, vaak vertaald als “keizerlijke loge”, wat m.i. een oversimplificatie is.
Een pulvinar is o.a. een plek waar godenbeelden of -symbolen na een processie neergezet worden alsof ze aanliggen bij een feestmaal en deelnemen aan feestelijkheden. Omdat het aanliggen bij een maaltijd van de Grieken overgenomen zou zijn, wordt deze opstelling als niet ouder dan de Tweede Punische Oorlog gedateerd (Richardson, A New Topographical Dictionary of Ancient Rome) .
Augustus bouwde een pulvinar in het Circus Maximus, maar bekeek de rennen meestal vanuit de huizen van vrienden, soms vanuit de Pulvinar (Suetonius, Augustus 45). Caligula zou de spelen bijwonen vanuit een huis dat aan het Circus grensde (Suetonius, Caligula 18). In Claudius, 4 citeert Suetonius een brief van Augustus aan Livia over de mismaakte Claudius. Daarin geeft de Princeps aan dat hij het niet goedkeurt dat Claudius de spelen volgt vanuit de Pulvinar omdat hij daar te veel in het oog loopt. Blijkbaar was de Pulvinar niet vanzelfsprekend de plek waar de keizer en zijn familie de spelen volgden, al kwam het wel voor.
Het artikel “The Pulvinar in Roman Culture (2008)” op JSTOR bespreekt de term en de verschillende betekenissen. Het onderdeel van het Circus blijft een ambigue plek met een moeilijk te vatten betekenis. Bij spelen stond in de Pulvinar naast de traditionele goden een beeld van Divus Iulius, later ook van Divus Augustus. Augustus werd vergoddelijkt op 17 september, midden tijdens de Ludi Romani (15-19 september) die in het Circus Maximus gevierd werden. Dat zou beredeneerd kunnen zijn en samenhangen met het Circus en meer precies de Pulvinar als focaal punt van de nieuwe relatie goden-princeps-volk. Het is meer dan een comfortabele loge, een heiligdom dat een belangrijke rol speelde bij het promoten van een door de staat gesanctioneerde cultus van goden en vergoddelijkten.
In mijn Nederlandse vertaling van Suetonius (Den Hengst 1996) wordt pulvinar vertaald met “keizerlijke loge”. De Perseus Digital Library kiest voor “the place appointed for the statues of the gods”, wat niet zo lekker bekt maar wel accurater is. In de passage over Claudius blijft het woord onvertaald. Dat vind ik persoonlijk, in combinatie met een noot die ons beperkt begrip aangeeft, de beste optie.