
In mijn reeks (1, 2, 3, 4, 5, 6) over de geschiedenis van Centraal-Azië vertelde ik gisteren hoe de Mongolen in de dertiende eeuw de etnische kaart opnieuw tekenden. De oude, Iraanse volken trokken zich terug in Perzië en Tajikistan, terwijl het gebied dat wij kennen als Turkmenistan, Oezbekistan en Kazachstan werd overgenomen door de Mongolen en de Turkse volken. Dit was, om het beeld te herhalen dat ik al tot vervelens toe heb gebruikt, de derde van de vier “grote vegen” waartoe ik de geschiedenis van Centraal-Azië probeer te reduceren.
De menselijke prijs van de Mongoolse veroveringen was immens, maar er was één positief gevolg: van Boedapest tot Burma en van Beijing tot Bagdad vormde Eurazië een eenheid, waardoor de handel kon opbloeien. Marco Polo is maar één voorbeeld van een reiziger in dit gebied. Een minder voor de hand liggend voorbeeld is de pestbacil, die in de veertiende eeuw van Tibet naar de Krim kon reizen en daarvandaan zijn verwoestende werk kon doen in West-Europa.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.