
[Laatste deel van een reeks over de Joodse Opstand in 66-70 na Chr. Het eerste deel was hier.]
Met de brand in de tempel van Jeruzalem (plattegrond) was de catastrofe nog niet voorbij. Nadat de legionairs bij de smeulende tempelruïne een offer hadden gebracht aan hun adelaars, vernietigden ze de wijken ten westen en ten zuiden van de tempel, daalden af naar de Benedenstad (de huidige Joodse Wijk), waar Simon bar Giora nog altijd de macht had. Na die te hebben verwoest, trokken de legionairs naar de Bovenstad (de Armeense Wijk) en bouwden een dam naar het paleis waar ooit de Romeinse procurator had gewoond. Dit keer was er minder tegenstand van de uitgeputte verdedigers. Op 8 september was de hele stad, of wat daarvan restte, in Romeinse handen.
De Joodse leiders trachtten te ontkomen door rioleringen en andere onderaardse gangen, maar omdat de uitgangen waren geblokkeerd, moesten ze ook gangen graven, wat niet altijd lukte. De eerste die zich door de honger gedwongen overgaf was Johannes van Gischala. Daarna was het de beurt aan Simon bar Giora en Josephus houdt weer relevante informatie achter:
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.