Ontsporende wetenschapscommunicatie

In zijn geestige toespraak over het belang van de geesteswetenschappen, “Oud maar nieuw”, gaf de Nijmeegse classicus Vincent Hunink onlangs lucht aan een diepgevoelde en o zo herkenbare frustratie. Hij hield zijn toehoorders voor:

U moet natuurlijk iets leren, of beter gezegd: iets willen leren, iets willen aannemen, iemand een bepaald gezag toemeten. Om de zoveel tijd krijg ik verzoeken van mensen die iets in het Latijn willen om dat op hun arm of borst te tatoeëren. … [R]egelmatig blijken die mensen mij eerst als deskundige op de universiteit te benaderen, maar vervolgens niets van mij te willen aannemen. Of ze gaan mijn voorstel controleren bij vrienden op internetfora, alsof die er wel verstand van hebben. Met andere woorden: deze consumenten leren niets van mij, omdat ze mij eigenlijk niet vertrouwen.

Het is krek zo. Iemand vraagt je iets, je geeft een beleefd antwoord en wordt daarvoor beloond met wantrouwen. Ik maak dat bijna wekelijks mee: de hoeveelheid e-mail die ik op de Livius-website ontvang is vrij groot, ik beantwoord die geheel pro deo en het is vrij frustrerend als men dan mijn antwoord in twijfel trekt. “Val mij niet lastig als je het beter weet”, denk ik dan. Het kan erger. Ik ken een hoogleraar die de moeite nam in te gaan op een verzoek om uitleg en bij wijze van bedankje al in het derde mailtje een godwin kreeg. Zo bont heeft men het bij mij niet gemaakt, maar ik word er wél elke maand zo’n drie keer aan herinnerd dat ik niet verder ben gekomen dan doctorandus en dus zeker ongelijk moet hebben als professor doctor Zus-en-zo iets anders zegt.

Wil je iemand, na zo’n ontmoedigende ervaring, nog overtuigen, dan moet je gaan uitleggen hoe wetenschappelijke kennis tot stand komt. Voor de oudheidkundige wil dat zeggen: uitleg van de historische methode, van het filologisch handwerk, van de archeologische reconstructietheorie en vaak ook van de algemene principes van de wetenschapsleer.

Een concreet voorbeeld: wie een lezing verzorgt over het dagelijks leven in het oude Rome, gaat de fout in als hij zegt dat daar in de tijd van keizer Trajanus een miljoen mensen woonden. Deze benadering, waarbij je de mensen in feite alleen wat informatie toewerpt, wordt wel aangeduid als “dit zijn de feiten en daarmee moet u het doen”. Er zal altijd iemand in de zaal zitten die niet overtuigd is, en zolang de spreker diens kritiek niet heeft gepareerd, zal deze brommen dat wetenschap ook maar een mening is. Alleen door uit te leggen hoe we weten dat er een miljoen mensen in Rome woonden – en dat is een interessant verhaal over bebouwingsdichtheden en de capaciteiten van graanopslagplaatsen en aquaducten – overtuig je echt iedereen.

Elke popularisator, wetenschapsjournalist of -communicator die het zout in z’n pap waard is, weet dat het presenteren van feiten te weinig is. Je moet, zeker nu een derde van de bevolking een hogere opleiding heeft, ook het wetenschappelijk proces uitleggen. Door het niet te doen, creëer je problemen, zeker in een uiterst complexe wetenschap als de oudheidkunde.

Een berucht voorbeeld is Martin Bernals “black Athena”-theorie, die behelst dat de Griekse cultuur veel heeft overgenomen uit een verondersteld “zwart” Egypte. Nu hebben de Grieken inderdaad zaken overgenomen uit Egypte: kijk maar eens naar de oudste Griekse sculptuur en vergelijk die met de Egyptische beelden.

De ideale menselijke proporties in de Egyptische kunst
De ideale menselijke proporties in de Egyptische kunst

Dit te ontkennen heeft geen zin, maar het wordt wel degelijk gedaan. Simon Goldhill beweert bijvoorbeeld in zijn Liefde, seks en tragedie, waarover ik op deze blog al eens schreef, dat onze ideeën over een goed menselijk lichaam teruggaan op de Grieken, en vraagt zich niet af of zij het misschien zouden kunnen hebben overgenomen uit Egypte, waar kunstenaars ook hebben nagedacht over het ideale lichaam. Goldhill staat hiermee in een alleszins disrespectabele negentiende-eeuwse traditie, die álles aan het Griekse genie toeschreef. Kortom, Bernal kon overtuigende kritiek uitoefenen omdat er kritiek te leveren wás.

Bovendien zijn er Griekse bronnen – en dan gaat het om niet geringe auteurs als Herodotos en Plato – die aangeven dat er migraties van het land van de Nijl naar het Egeïsche Zee-gebied zijn geweest en dat Griekse filosofen bezoekjes brachten aan Egypte. Bernal hoefde hier maar op te wijzen om overtuigend te ogen. Zou de methode waarmee oudheidkundigen antieke teksten uitleggen, de hermeneuse, aan het publiek zijn uitgelegd, dan zou dit hebben geweten dat beide auteurs vaak “de waarheid liegen”: iets verzinnen omdat ze denken dat het zo moet zijn geweest. Helaas zijn die zaken vaak niet waar, zodat je de teksten niet zomaar letterlijk mag nemen. Als je als wetenschapper je methode niet uitlegt, moet je er niet van opkijken dat de Bernals dezer wereld een publiek vinden.

Wie probeert uit te leggen waarom Bernal geen gelijk kan hebben, begint de discussie op achterstand, want hij moet beginnen te erkennen dat er academici zijn die inderdaad teveel belang hebben toegekend aan de oude Grieken. Daarna begin je echter de methode uit te leggen. Zo maak je de gelijkmaker, en je scoort het winnende doelpunt als je uitlegt waarom met deze methode betere resultaten worden geboekt. Meestal werkt het zo: toen ik aan een medewerker van de UvA uitlegde welke methodische fouten Bernal maakte, haalde hij het betreffende hoofdstuk meteen uit zijn boek.

Maar zo mooi gaat het beslist niet altijd. Het gebeurt niet zelden dat er tegenwerpingen komen. “Dat is allemaal heel academisch wat je zegt,” hoor ik dan, “maar weet je dan niet dat de universiteit heeft geprobeerd Bernal kalt te stellen?” Het erge is in dit geval dat het nog waar is ook: er bestaat een bundel met artikelen tegen Bernal, Black Athena Revisited, waarin hem geen weerwoord is geboden. Wat echter vooral speelt, is dat mensen soms niet overtuigd willen worden. Ik zal dit aanduiden als “ontwijking”. Het is vergeefse moeite uitleg te geven over de feiten en de methoden; je neemt blijkbaar een bepaalde zorg niet weg, en zolang dat zo is, is de ontwijker bereid desnoods de hele wetenschap te negeren.

In dit geval valt wel te achterhalen wat die zorg is: veel zwarten hebben een slechte maatschappelijke positie, zoeken iets waarop ze trots kunnen zijn en hebben bij Bernal gevonden wat ze zochten. Met alle feiten en methoden zul je ze die trots niet afnemen. Wetenschap is ook maar een mening, zullen ze zeggen.

Er zijn tientallen gevallen van ontwijking te noemen. Je zult sommige Iraniërs er nooit van overtuigen dat hun koning Cyrus de Grote géén bijzondere vorst is geweest: niet met feiten en niet met uitleg van de methode. Ze willen tot elke prijs vasthouden aan de propaganda van de laatste sjah, die allerlei mooie idealen op Cyrus projecteerde. Degenen die nu nog vasthouden aan deze desinformatie, zijn vaak tijdens de Revolutie van 1979 in ballingschap gegaan, hebben een hoge prijs betaald voor hun loyaliteit aan de monarchie en zullen eerder gif innemen dan erkennen dat de ideeën van de sjah wetenschappelijk onhoudbaar waren. Als de wetenschap je geen gelijk geeft, ontwijk je de argumenten en dat is dan des te erger voor de wetenschap.

Veel gevallen van ontwijking hebben te maken met religie. Het christendom heeft, zo zegt men, de datum van kerstmis ontleend aan de cultus van Mithras, dat op 25 december een zonnefeest vierde. Je kunt de feiten uitleggen (de teksten die 25 december als Mithrasfeestdag uitlegden, zijn jonger dan de christelijke feestdag) en je kunt inzicht geven in de historische methode, maar je overtuigt de aanhangers van deze opvatting niet. Ze ontwijken de argumentatie om maar vast te kunnen houden aan het idee dat het christendom vooral leentjebuur heeft gespeeld bij andere religies, en niet zelden speelt ergernis over het moderne christendom daarbij een rol.

De oudheidkundige disciplines zijn niet de enige die met ontwijking worden geconfronteerd. In de discussie over UMTS-masten kan een wetenschapper honderd keer uitleggen dat er geen gevaar is, hij kan de feiten presenteren en hij kan uitleggen op welke methode die zijn gebaseerd, maar veel mensen willen niet overtuigd raken. Hun insteek in de discussie is dan ook niet het vinden van de waarheid, maar, bijvoorbeeld, erkenning voor de hoofdpijn waar ze last van hebben. Bart Verheggen heeft er wel eens op gewezen dat de klimaatwetenschap soortgelijke problemen kent. Het is een algemeen verschijnsel.

Deel dit:

8 gedachtes over “Ontsporende wetenschapscommunicatie

    1. Het is ook niet helemaal hetzelfde. Een creationist (of iedereen die de Bijbel letterlijk neemt) ontwijkt je niet echt. Hij heeft een andere vooronderstelling, namelijk over de status van de Bijbel. Daar is hij vanaf het begin af aan redelijk eerlijk over, en ze zullen je ook zeggen dat het een geloofsaanname is. De groepen die ik op het vizier heb, proberen wel degelijk wetenschappelijk te zijn en zijn onoprecht.

    2. MNb

      Ik denk op grond van jarenlange persoonlijke ervaring en op grond van documentatie dat je je vergist. Creationisten menen dat hun theorie wetenschappelijk is, dat de evolutietheorie inconsistent en/of gefalsifieerd is. De roemruchte rechtszaak Kitzmiller vs. Dover ging precies daarover – of het creationisme tijdens biologie moest worden onderwezen juist omdat het een wetenschappelijke theorie zou zijn. Een DVD van Answers in Genesis wordt als volgt aangeprezen: “In this sixth episode in the Awesome Science DVD series, Noah’s adventures show children and teens how earth science actually supports the biblical record.” Discovery Institute “supports research by scientists and other scholars developing the scientific theory known as intelligent design.” Van de site Schepper en Zoon: “De Bijbel is wetenschappelijk betrouwbaar daar waar het om controleerbare feiten gaat”.
      Hier geven ze beslist niet toe dat ze slechts geloofsaannames maken. Kom je met bewijs voor de evolutietheorie dan ontwijken ze je precies zoals je beschrijft. Voorbeeld: Ken Ham is onlangs geconfronteerd met een tussenvorm van dinosaurus en vogel. Hij hield glashard vol dat het fossiel een vogel betrof en dus geen tussenvorm.
      Je schrijft: “je neemt blijkbaar een bepaalde zorg niet weg,”
      In het geval van creationisten is het eveneens heel gemakkelijk aan te geven wat die zorg is – namelijk dat hun geloofsovertuigingen onhoudbaar blijken. Die zorg is terecht ook. Er zijn genoeg mensen afgevallen nadat ze met de evolutietheorie geconfronteerd werden.
      UIteraard speelt dat sterker in de VSA dan in Nederland.

      Nog een groep die je niet noemt is die van de Jezusmythologen. Bij hun is er echter geen sprake van zorg, maar van een emotionele behoefte om te bewijzen dat het christelijk geloof vals is. Hun houding jegens feiten is echter precies hetzelfde.

      1. Je hebt een punt, zeker als je begint met die opmerking dat men denkt dat de evolutieleer is gefalsifieerd. Ik dacht eigenlijk meer aan de aardige evangelische christenen met wie ik zelf contact heb; maar je overtuigt me dat zij niet de enigen zijn. Het plaatst ook een opmerking van een van hen, dat hij zich niet rekende tot de meer orthodoxe vleugel, beter in context.

  1. Kees van Hage

    Een vergelijkbaar geval: ik heb een roman geschreven (“Verstreken jaren”, 1992) met in het middelpunt een viool. Ik was in die tijd wel musicus, maar blazer in plaats van strijker. Ik documenteerde me grondig en interviewde deskundigen. Een bekende Nederlandse violist-dirigent wilde niet geloven dat ik geen violist was. Een compliment voor mijn huiswerk, zou ik zeggen, maar zo was het niet bedoeld, want hij werd geïrriteerd en zelfs kwaad.

  2. Richard

    Ik vind het jammer dat je de uitdrukking ‘de waarheid liegen’ in een andere betekenis gebruikt. Als ik het wel heb is het een karakterisering van Bertus Aafjes van de poezie: ‘Dichters liegen de waarheid’. De essentie van die opmerking is juist dat ze wél de waarheid zijn toegedaan.

Reacties zijn gesloten.