Fratin ligt zo’n vijftig kilometer ten zuiden van Bastenaken en zo’n vijfentwintig ten westen van Aarlen. In dat laatste stadje is het archeologische instituut van de Belgische provincie Luxemburg, met een van de fijnste mij bekende oudheidkundige collecties uit de Lage Landen. Daaronder is ook het hierboven afgebeelde graf.
Het gaat niet om een crematie maar om een inhumatie, een begraving. Dat betekent dat het graf dateert uit de Late Oudheid. Ik begrijp dat het aardewerk duidt op de vijfde eeuw. Er is een bronzen schaar gevonden, die ik op de foto niet kan terugvinden.
Eén voorwerp trekt de aandacht: rechtsonder ligt, naast de linkerknie van de overledene, het blad van een werpbijl. Dit is een zogenaamde francisca: een ogenschijnlijk primitief wapen, dat echter meer training vergt dan bijvoorbeeld een zwaard of een speer. Met die wapens kan iedereen wel een ander doden (niet dat ik u dat aanraad), maar een werpbijl vergt enige oefening. Kijk maar hier (vanaf 8’09”).
Het skelet op de foto is van een Frankische edelman. De schaar suggereert dat hij speciale zorg had voor zijn kapsel, wat overeenkomt met wat we lezen in antieke bronnen: dat Franken het achterhoofd kaal schoren en het haar verder lang droegen. Of dit waar is, weet ik niet, want in antieke bronnen worden barbaarse stammen doorgaans gepresenteerd als een soort omgekeerde wereld, en daarmee lijken we wel te maken te hebben. Maar blijkbaar golden Frankische kapsels, hoe die er ook uit mogen hebben gezien, als opvallend.
Een stevig element van fictie zit zeker in de onderstaande beschrijving van een Frankisch leger, die we aantreffen in de Lofrede op keizer Majorianus van de Gallische aristocraat Sidonius Apollonaris:
Het is een sport voor ze om hun snelle bijlen van grote afstand door de lucht te slingeren en van tevoren te weten waar ze zullen inslaan, om hun schilden te draaien en om zó snel naar voren te springen dat zij eerder dan de door hen geworpen speren aankomen bij hun vijanden.
Ik beken dat ik wat moeite heb de voordelen Frankische werptactiek te begrijpen. Eén ding is wel duidelijk: Sidonius wist dat de Franken geduchte strijders waren met de strijdbijl.
Tegen wie de man uit Fratin deze heeft gebruikt, zullen we nooit weten, maar hij leefde in de ambigue tijd ná de instorting van de Rijn-grens en vóór het ontstaan van het Frankische Rijk van Clovis. Hij moet de Merovingische koningen hebben gekend en zal zich met hen verwant hebben gevoeld, maar hij zal zich een wereld zonder Romeinse keizer niet hebben kunnen voorstellen. De krijger uit het museum van Aarlen illustreert een overgangstijd: de gloriedagen van Rome waren voorbij maar men wist het nog niet.
[Dit was de drieëntachtigste aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]
“de gloriedagen van Rome waren voorbij maar men wist het nog niet.”
Hoe melancholiek. Dit is nog een veel romantischer gedachte dan de aanstellerij van het Fin de Siecle.
Maar voor de volledigheid: een fransisca hoeft niet per se te duiden op een Frankisch graf, want ze worden ook gevonden in andere regio’s. Zo wordt de sax, jawel het ‘favoriete wapen van de saksen’, ook in Frankische graven gevonden.